Rechtbank 's-Gravenhage, 27-08-2012, BX7486, AWB 12/3834
Rechtbank 's-Gravenhage, 27-08-2012, BX7486, AWB 12/3834
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 27 augustus 2012
- Datum publicatie
- 17 september 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2012:BX7486
- Zaaknummer
- AWB 12/3834
Inhoudsindicatie
Herziening WOZ-waarde dient bij beschikking te geschieden.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3834
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer
van 27 augustus 2012 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z] eiser
(gemachtigde: [A]),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 23 februari 2012 op het bezwaar van eiser tegen de na te noemen beschikking en aanslag.
Zitting
Op 16 augustus 2012 heeft een regiezitting plaatsgevonden.
Eiser is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [B].
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Overwegingen
1. Verweerder heeft bij beschikking (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2010 (de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld op € 620.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2011 (de aanslag).
2. Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag.
3. Bij uitspraak op bezwaar van 23 februari 2012 heeft verweerder de waarde van de woning nader vastgesteld op € 185.000. Bij brief met dagtekening 28 maart 2012 heeft verweerder aan eiser een brief gestuurd. In die brief is het volgende te lezen:
"In de uitspraak op het bezwaarschrift is per vergissing vermeld dat de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] nader wordt bepaald op € 185.000,00.
In de uitspraak had moeten worden vermeld dat er aanleiding bestaat om de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1], gerekend naar de waardepeildatum 1 januari 2010, nader te bepalen op € 515.000,00. Deze waarde geldt voor het jaar 2011."
4. Aangaande de vraag of eiser tijdig in beroep is gekomen, overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroep zes weken. De beroepstermijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) aan op de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Naar volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroep tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is het beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de beroepstermijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 23 februari 2012. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 5 april 2012. Het beroepschrift is op 9 mei 2012 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
6. Eiser heeft als reden voor de overschrijding van de beroepstermijn opgegeven dat hij eerst door de brief van verweerder van 28 maart 2012 op de hoogte is geraakt van het nadere standpunt van verweerder.
7. Naar de rechtbank begrijpt was de brief van verweerder van 28 maart 2012 voor eiser aanleiding om in beroep te komen tegen de uitspraak op bezwaar. Het had op de weg van eiser gelegen om zo spoedig mogelijk na ontvangst van die brief - eventueel pro forma - in beroep te komen tegen de uitspraak op bezwaar. Eiser stond na ontvangst van de brief in elk geval niet een volle beroepstermijn van zes weken ter beschikking. Omdat eiser na ontvangst van de brief niet zo spoedig als mogelijk in beroep is gekomen, is het beroep
niet-ontvankelijk. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is derhalve geen sprake.
8. Ter voorlichting aan partijen overweegt de rechtbank nog dat eiser aan de brief van verweerder van 28 maart 2012 geen waarde had behoeven toe te kennen. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de waarde te laag is vastgesteld, kan de waardebeschikking onder voorwaarden worden herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Dit is bepaald in artikel 27, eerste lid van de Wet WOZ. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder de waarde zoals hij die in de uitspraak op bezwaar heeft vastgesteld alleen kunnen herzien middels een beschikking als hiervoor vermeld. Gesteld nog gebleken is dat verweerder met de brief van 28 maart 2012 bedoeld heeft een dergelijke beschikking te nemen. Weliswaar geeft verweerder in die brief als zijn mening te kennen dat de waarde per waardepeildatum 1 januari 2010 € 515.000 had moeten zijn, maar daarmee heeft hij de waarde niet kunnen herzien.
9. Verweerder heeft ter zitting toegezegd de brief van 28 maart 2012 in te trekken.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.I. Gruiters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.