Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 14-09-2012, BY0744, AWB 11/7248

Rechtbank 's-Gravenhage, 14-09-2012, BY0744, AWB 11/7248

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
14 september 2012
Datum publicatie
22 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0744
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 11/7248

Inhoudsindicatie

Loonbelasting/premie volksverzekeringen. Naheffingsaanslag opgelegd aan agrarisch loonbedrijf en uitzendbureau ter zake van loonbetalingen aan anonieme werknemers en zwarte loonbetalingen. Niet voldaan aan bewaarplicht. Omkering bewijslast. Naheffingsaanslag is gebaseerd op een redelijke schatting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/7248

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 september 2012 in de zaak tussen

[X] hodn [A] en [B], wonende te [Z], eiser

(gemachtigde: [C]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [a]) loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 augustus 2011 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 126.199 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 13.420.

Eiser heeft daartegen bij brief van 9 september 2011, ontvangen bij de rechtbank op

13 september 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep heeft eiser de rechtbank bij brief van 4 november 2011 doen toekomen.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2012.

Namens eiser zijn verschenen [C], [D] en [E]. Namens verweerder zijn verschenen [F], [G] en [H].

De zaken van eiser met de procedurenummers AWB 11/7151, AWB 11/7249, AWB 11/7250 en AWB 09/3069 zijn met toestemming van partijen gelijktijdig ter zitting behandeld. Partijen hebben ter zitting een pleitnota/pleitnotities voorgedragen en exemplaren daarvan aan de rechtbank en de wederpartij overgelegd.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2. Eiser exploiteert een agrarisch loonbedrijf en uitzendbureau. De onderneming wordt gedreven in de vorm van een eenmanszaak.

3. Op 13 december 2005 is door de Belastingdienst een boekenonderzoek bij eiser ingesteld. De uitkomsten uit het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 11 juni 2008 (hierna: het controlerapport), waarvan een afschrift tot de gedingstukken behoort.

4. In het controlerapport wordt onder meer vermeld dat de door de werknemers gewerkte uren per week worden bijgehouden op urenstaten (in de gedingstukken ook wel aangeduid als werkbriefjes). Deze urenstaten worden blanco verstrekt aan de opdrachtgevers en bestaan uit drie delen. Eén deel is bestemd voor de opdrachtgever en één deel is bestemd voor de administratie van eiser. Het derde deel was oorspronkelijk bestemd voor de boekhouder, maar deze maakt hiervan geen gebruik. Het derde deel blijft daarom bij eiser. De op de urenstaten genoteerde uren worden vervolgens door eiser geregistreerd in een excelbestand dat de basis vormt voor de loonadministratie en de facturering. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat een groot deel van de voormelde urenstaten door eiser niet zijn bewaard.

5. In het kader van het boekenonderzoek zijn een aantal opdrachtgevers van eiser bezocht. Bij opdrachtgever [I] zijn urenstaten aangetroffen die afkomstig zijn van eiser. De Belastingdienst heeft deze urenstaten vergeleken met de loonadministratie van eiser. Geconstateerd is dat de namen van de werknemers op de bij [I] aangetroffen urenstaten over 2001 tot en met week 22 van 2003 afwijken van de namen van de werknemers die volgens de loonadministratie van eiser in de desbetreffende periode bij [I] hebben gewerkt.

6. In het controlerapport wordt voorts vermeld dat bij een door de SIOD bij eiser ingesteld onderzoek twee schrijfblokken zijn aangetroffen in een voertuig van eiser. Eén schrijfblok met een sticker “[J]” met gegevens over de periode week 1 tot en met week 16 van 2007 en één schrijfblok “[K]” met gegevens over de periode week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007. Uit deze schrijfblokken blijkt dat in genoemde periode een deel van de overuren en de door anonieme werknemers gewerkte uren buiten de loonadministratie zijn gehouden. Tevens zijn door de SIOD envelopjes met geld aangetroffen waarop de gewerkte uren stonden vermeld en het te betalen loonbedrag dat correspondeerde met het vermelde in de schrijfblokken. In het controlerapport wordt hierover het volgende vermeld:

“Bij een door de SIOD ingesteld onderzoek zijn twee schrijfblokken aangetroffen. Een schrijfblok met een sticker “[J]” met gegevens over de periode week 1 tot en met week 16 van 2007 en een schrijfblok “[K]” met gegevens over de periode week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007. Uit deze schrijfblokken bleek dat een deel van de overuren en de door anoniemen gewerkte uren buiten de loonadministratie zijn gehouden. Tevens zijn er envelopjes met geld aangetroffen waarop de gewerkte uren stonden vermeld en het te betalen loonbedrag dat correspondeerde met het vermelde in de schrijfblokken.

Het schrijfblok “[J]” geeft een hoger aantal uren aan voor het in de loonadministratie verwerkte personeel en het schrijfblok “[K]” geeft de uren aan van diegenen die helemaal niet in de loonadministratie verwerkt zijn. Een aantal werknemers is door de SIOD verhoord. Een aantal van hen heeft verklaard dat zij iedere betalingsperiode een envelop ontvangen met daarin een geldbedrag dat dient als vergoeding voor gewerkte uren. Daarnaast zijn er verklaringen afgelegd dat bij tenminste één opdrachtgever gebruik wordt gemaakt van een prikklok. In de praktijk wordt, volgens de afgelegde verklaringen, de klok gebruikt bij aanvang van het werk. Aan het einde van de middag wordt “uitgeklokt”. De werkzaamheden worden na het “uitklokken” voortgezet. In de avonduren en in het weekeinde gewerkte uren blijven buiten de urenregistratie volgens de prikklok en buiten de administratie van [eiser]. De “geklokte” uren worden verantwoord in de administratie. Niet geklokte uren worden volledig buiten de reguliere administratie van de onderneming gehouden. Deze uren worden wel vastgelegd in de schrijfblokken “[J]” en “[K]”. De vergoedingen aan het uitzendbureau voor “extra” gewerkte uren worden, volgens verklaringen van gehoorde werknemers, door de opdrachtgever buiten de administratie om (contant) aan [eiser] betaald.”

7. Naar aanleiding van de bevindingen uit het boekenonderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat eiser bij opdrachtgever [I] andere werknemers te werk heeft gesteld dan de werknemers die volgens zijn loonadministratie bij deze opdrachtgever hebben gewerkt. Nu de gegevens van deze andere werknemers niet in de loonadministratie van eiser zijn opgenomen of althans daarin niet zijn aangetroffen, heeft verweerder aan eiser de onderhavige naar het anoniementarief berekende naheffingsaanslag opgelegd.

8. Verweerder heeft naar aanleiding van de bevindingen uit het boekenonderzoek voorts geconcludeerd dat eiser naar alle waarschijnlijkheid ook in eerdere jaren loon buiten de loonadministratie heeft gehouden. Hij heeft daarom de bevindingen met betrekking tot de periode week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007 geëxtrapoleerd naar onder meer 2002.

9. Het bedrag van de naheffing bestaat uit de volgende correcties:

- Ten onrechte niet toepassen van het anoniementarief € 37.271

- Loon buiten de loonadministratie € 155.377

10. Eiser heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Nadat was gebleken dat er een fout was gemaakt in de berekening van de SIOD is bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag over 2002 verminderd met € 66.449 tot € 126.199.

Geschil

11. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd.

12. Eiser stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Volgens eiser is ten aanzien van de werknemers die bij [I] hebben gewerkt ten onrechte loonbelasting nageheven naar het anoniementarief. Eiser stelt dat zijn loonadministratie juist is. Hij heeft geen andere werknemers bij [I] te werk gesteld dan de werknemers die in zijn urenregistratie zijn vermeld en van deze werknemers is in de administratie een loonbelastingverklaring en een kopie van het identiteitsbewijs aanwezig. Verder erkent eiser dat hij loon buiten de loonadministratie heeft gehouden, maar dit is volgens eiser slechts gebeurd in de weken waarop de schrijfblokken betrekking hebben, te weten van week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007. Verweerder heeft deze bevindingen ten onrechte geëxtrapoleerd naar andere jaren. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.

13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Verweerder beroept zich hierbij op omkering en verzwaring van de bewijslast. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

14. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Administratie- en bewaarplicht

15. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit blijken.

16. In artikel 52, derde lid, Awr is bepaald dat tot de administratie behoort hetgeen ingevolge andere belastingwetten wordt bijgehouden, aangetekend of opgemaakt.

17. In artikel 52, vierde lid, Awr is bepaald dat administratieplichtigen, voor zover bij of krachtens de belastingwet niet anders is bepaald, verplicht zijn de in het eerste en derde lid bedoelde gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.

18. Verweerder stelt en eiser betwist dat eiser in het tijdvak waarover de naheffingsaanslag is opgelegd en ook nog ten tijde van voornoemde controle niet heeft voldaan aan de even genoemde wettelijke bepalingen en dat de tekortkomingen dermate ernstig zijn dat de sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast dient te worden toegepast.

19. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser een groot deel van de urenstaten (ook wel werkbriefjes) ter zake van de in 2001, 2002 en week 1 tot en met 22 van 2003 verrichte werkzaamheden bij opdrachtgever [I] niet heeft bewaard. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder terecht dat deze urenstaten van wezenlijk belang zijn voor de controle van de gevoerde loonadministratie. Mitsdien zijn deze urenstaten aan te merken als gegevensdragers die - naar de eisen van het bedrijf van eiser - tot diens administratie behoren. Door deze urenstaten niet te bewaren heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan zijn bewaarplicht als bedoeld in artikel 52, vierde lid, van de Awr. Hetgeen verweerder verder heeft aangevoerd voor zijn stelling dat de administratie niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, behoeft daarom geen bespreking.

Omkering bewijslast

20. Aangezien eiser niet heeft voldaan aan zijn bewaarplicht wordt ingevolge het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de Awr (voor 1 januari 2012: artikel 27e, aanhef, onderdeel b en slot, van de Awr) de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Dit brengt mee dat het beroep van eiser ongegrond moet worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Eiser dient daarom overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd.

21. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat de namen van de werknemers op de urenstaten over 2001 tot en met week 22 van 2003 aangetroffen bij [I] afwijken van de namen van de werknemers die volgens de loonadministratie van eiser in de desbetreffende periode bij [I] hebben gewerkt. De namen op de urenstaten zijn niet in de loonadministratie van eiser aangetroffen. Eiser stelt dat zijn loonadministratie juist is. Voor het verschil in namen tussen enerzijds de urenstaten en anderzijds de loonadministratie geeft eiser als verklaring dat opdrachtgever [I] kennelijk moeite heeft met buitenlandse namen en hij daarom op de urenstaten zelf verzonnen namen heeft ingevuld. In de administratie van eiser was dit niet te verifiëren aangezien eiser de urenstaten over 2001 tot en met week 22 van 2003 ter zake van de werkzaamheden bij [I] niet heeft bewaard. Bovendien blijkt uit het door verweerder overgelegde overzicht met de namen van de werknemers die volgens de facturen bij [I] hebben gewerkt en de namen van werknemers die volgens de urenstaten van [I] in de desbetreffende weken aldaar hebben gewerkt dat er niet alleen een verschil is in namen maar dat er in sommige weken ook een verschil is in het aantal werknemers. Eiser heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Verder heeft verweerder gesteld dat op de urenstaten van [I] alleen mannennamen voorkomen, terwijl op de facturen van eiser aan [I] ook vrouwennamen voorkomen. Ook hiervoor heeft eiser geen verklaring gegeven. Met hetgeen eiser heeft gesteld, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet overtuigend aangetoond dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.

Redelijke schatting

22. Verweerder dient aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag berust op een redelijke schatting. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. Gezien de bevindingen uit het boekenonderzoek heeft verweerder redelijkerwijze kunnen aannemen dat eiser andere werknemers bij [I] te werk heeft gesteld dan de werknemers die volgens zijn loonadministratie aldaar hebben gewerkt. Nu de namen van even bedoelde andere werknemers niet zijn aangetroffen in de loonadministratie van eiser is terecht nageheven naar het anoniementarief. Bij de berekening van de correctie is verweerder uitgegaan van het aantal uren vermeld op de urenstaten van [I] en een bruto uurloon van € 9,65. Verweerder heeft dit bruto uurloon gebaseerd op het gemiddelde netto uurloon (van € 7,50) zoals dat blijkt uit de loonadministratie van eiser. Voorts heeft verweerder rekening gehouden met de mogelijkheid dat eiser ten aanzien van de werk¬nemers die wel in zijn loonadministratie zijn opgenomen loonbelasting heeft ingehouden en afgedragen die in de plaats is gekomen van de inhoudingen en afdrachten ten aanzien van de hiervoor bedoelde andere werknemers. In dat verband heeft verweerder bij zijn berekening rekening gehouden met een loonheffing van € 1,99 per uur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus bij zijn berekening alleszins redelijke uitgangspunten gehanteerd. De naheffingsaanslag is daarmee gebaseerd op een redelijke schatting.

23. Uit een onderzoek door de SIOD is voorts naar voren gekomen dat eiser van week

17 van 2006 tot en met week 16 van 2007 loon buiten de loonadministratie heeft gehouden. Eiser heeft dit niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank is de conclusie van verweerder dat eiser naar alle waarschijnlijkheid ook in eerdere jaren loon buiten de loonadministratie heeft gehouden niet onredelijk. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat volgens het controlerapport ook in 2005 via Meld Misdaad Anoniem meldingen zijn binnengekomen van zwarte loonbetalingen door eiser. De correctie is gebaseerd op de gegevens uit de schrijfblokken. Op basis van deze gegevens is voor 2007 het percentage niet verantwoorde uren van werknemers die in de loonadministratie van eiser voorkomen (het “[J]” schrijfblok) en het percentage niet verantwoorde uren van werknemers die niet in de loonadministratie van eiser voorkomen (het “[K]” schrijfblok) berekend. Vervolgens zijn deze percentages toegepast op het jaar 2002. Daarbij is voor wat betreft de werknemers die wel in de loonadministratie voorkomen uitgegaan van het gemiddelde netto uurloon uit de loonadministratie van eiser, te weten € 7,52. Voor wat betreft de anonieme werknemers is uitgegaan van een netto uurloon van € 6. De rechtbank is van oordeel dat ook deze correctie is gebaseerd op een redelijke schatting.

Slotsom

24. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

25. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, voorzitter, mr. M.A. Dirks en

mr. I. Obbink-Reijngoud, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2012.

Wegens verhindering van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door mr. M.A. Dirks.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.