Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 14-09-2012, BY1521, AWB 11/7250

Rechtbank 's-Gravenhage, 14-09-2012, BY1521, AWB 11/7250

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
14 september 2012
Datum publicatie
30 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BY1521
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 11/7250

Inhoudsindicatie

Loonheffingen. Naheffingsaanslag opgelegd aan agrarisch loonbedrijf en uitzendbureau ter zake van zwarte loonbetalingen. Vereiste aangifte niet gedaan. Omkering bewijslast. Naheffingsaanslag is gebaseerd op een redelijke schatting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/7250

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 september 2012 in de zaak tussen

[X] hodn [A] en [B], wonende te [Z], eiser

(gemachtigde: [C]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [a]) loonheffingen (loonbelasting, premie volksverzekeringen en premie werknemersverzekeringen) opgelegd. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 augustus 2011 de naheffingsaanslag verminderd tot een aanslag naar een bedrag aan loonheffing van € 219.913, bestaande uit een bedrag van € 134.293 aan loonbelasting en premie volksverzekeringen en een bedrag van € 85.630 aan premie werknemersverzekeringen. Voorts is de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 28.932.

Eiser heeft daartegen bij brief van 9 september 2011, ontvangen bij de rechtbank op

13 september 2011, beroep ingesteld. Eiser heeft de gronden van het beroep aan de rechtbank doen toekomen bij brief van 4 november 2011.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2012.

Namens eiser zijn verschenen [C], [D] en [E]. Namens verweerder zijn verschenen [F], [G] en [H].

De zaken van eiser met de procedurenummers AWB 11/7151, AWB 11/7248, AWB 11/7249 en AWB 09/3069 zijn met toestemming van partijen gelijktijdig ter zitting behandeld. Partijen hebben ter zitting een pleitnota/pleitnotities voorgedragen en exemplaren daarvan aan de rechtbank en de wederpartij overgelegd.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2. Eiser exploiteert een agrarisch loonbedrijf en uitzendbureau. De onderneming wordt gedreven in de vorm van een eenmanszaak.

3. Op 13 december 2005 is door de Belastingdienst een boekenonderzoek bij eiser ingesteld. De uitkomsten uit het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 11 juni 2008 (hierna: het controlerapport), waarvan een afschrift tot de gedingstukken behoort.

4. In het controlerapport wordt – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Bij een door de SIOD ingesteld onderzoek zijn twee schrijfblokken aangetroffen. Een schrijfblok met een sticker “[I]” met gegevens over de periode week 1 tot en met week 16 van 2007 en een schrijfblok “[J]” met gegevens over de periode week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007. Uit deze schrijfblokken bleek dat een deel van de overuren en de door anoniemen gewerkte uren buiten de loonadministratie zijn gehouden. Tevens zijn er envelopjes met geld aangetroffen waarop de gewerkte uren stonden vermeld en het te betalen loonbedrag dat correspondeerde met het vermelde in de schrijfblokken.

Het schrijfblok “[I]” geeft een hoger aantal uren aan voor het in de loonadministratie verwerkte personeel en het schrijfblok “[J]” geeft de uren aan van diegenen die helemaal niet in de loonadministratie verwerkt zijn. Een aantal werknemers is door de SIOD verhoord. Een aantal van hen heeft verklaard dat zij iedere betalingsperiode een envelop ontvangen met daarin een geldbedrag dat dient als vergoeding voor gewerkte uren. Daarnaast zijn er verklaringen afgelegd dat bij tenminste één opdrachtgever gebruik wordt gemaakt van een prikklok. In de praktijk wordt, volgens de afgelegde verklaringen, de klok gebruikt bij aanvang van het werk. Aan het einde van de middag wordt “uitgeklokt”. De werkzaamheden worden na het “uitklokken” voortgezet. In de avonduren en in het weekeinde gewerkte uren blijven buiten de urenregistratie volgens de prikklok en buiten de administratie van [eiser]. De “geklokte” uren worden verantwoord in de administratie. Niet geklokte uren worden volledig buiten de reguliere administratie van de onderneming gehouden. Deze uren worden wel vastgelegd in de schrijfblokken “[I]” en “[J]”. De vergoedingen aan het uitzendbureau voor “extra” gewerkte uren worden, volgens verklaringen van gehoorde werknemers, door de opdrachtgever buiten de administratie om (contant) aan [eiser] betaald.”

5. Naar aanleiding van voormelde bevindingen heeft verweerder geconcludeerd dat eiser naar alle waarschijnlijkheid ook in de overige weken van 2006 loon buiten de loonadministratie heeft gehouden. Hij heeft daarom de bevindingen met betrekking tot de periode week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007 geëxtrapoleerd naar week 1 tot en met week 16 van 2006. Te dier zake is de onderhavige naheffingsaanslag aan eiser opgelegd.

6. Eiser heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Nadat was gebleken dat er een fout was gemaakt in de berekening van de SIOD is bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag over 2006 verminderd.

Geschil

7. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd.

8. Eiser stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Eiser erkent dat hij loon buiten de loonadministratie heeft gehouden, maar dit is volgens eiser slechts gebeurd in de weken waarop de schrijfblokken betrekking hebben, te weten van week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007. Verweerder heeft deze bevindingen ten onrechte geëxtrapoleerd naar week 1 tot en met week 16 van 2006. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag tot een berekend over de periode van week 17 van 2006 tot en met week 52 van 2006.

9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Verweerder beroept zich hierbij op omkering en verzwaring van de bewijslast. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Vereiste aangifte

11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan en concludeert daarom tot omkering van de bewijslast. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

12. Alvorens kan worden geconcludeerd dat de vereiste aangifte niet is gedaan, zal aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast moeten worden vastgesteld of sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Verweerder dient derhalve eerst aannemelijk te maken dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting.

13. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat ook als wordt uitgegaan van het bedrag aan loonheffingen dat in ieder geval niet is aangegeven – te weten de weken waarvan eiser erkent dat hij loon buiten de loonadministratie heeft gehouden – er een substantieel bedrag aan loonheffingen niet is aangegeven. Verweerder heeft dit bedrag als volgt berekend:

Niet aangegeven loonheffing week 17 t/m 52 € 219.923 / 52 weken x 35 weken = € 148.025

Af te dragen loonheffing week 17 tot en met 52 volgens de aangiften: € 490.912

Totaal af te dragen loonheffing over week 17 tot en met 52: € 638.937

Percentage niet aangegeven loonheffing: 148.025 / 638.937 = 23%

14. Eiser merkt in zijn pleitnota terecht op dat in de berekening van verweerder ten onrechte uren zijn meegenomen uit het schrijfblok [I]. Het schrijfblok [I] ziet immers op de periode week 1 tot en met week 16 van 2007. Zonder die uren wordt de berekening:

Niet aangegeven loonheffing week 17 t/m 52 € 171.380 / 52 weken x 35 weken = € 115.351

Af te dragen loonheffing week 17 tot en met 52 volgens de aangiften: € 490.912

Totaal af te dragen loonheffing over week 17 tot en met 52: € 606.263

Percentage niet aangegeven loonheffing: 115.351 / 606.263 = 19%

15. Door een bedrag van (om en nabij) € 115.351 niet in de aangifte te vermelden heeft eiser een zowel absoluut als relatief aanzienlijk te lage aangifte gedaan. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser zich ervan bewust was, dan wel had moeten zijn dat door het doen van de onjuiste aangifte een aanzienlijk belastingbedrag niet zou worden geheven. Aldus heeft eiser niet de vereiste aangifte gedaan als bedoeld in artikel 10 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr).

Omkering bewijslast

16. Aangezien eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 27e, eerste lid,van de Awr (voor 1 januari 2012: artikel 27e, aanhef, onderdeel a, en slot, van de Awr) de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Dit brengt mee dat het beroep van eiser ongegrond moet worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Eiser dient daarom overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. De enkele stelling van eiser dat hij alleen van week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007 loon buiten de loonadministratie heeft gehouden, is daartoe onvoldoende. Eiser heeft deze stelling met geen enkel bewijs onderbouwd.

Redelijke schatting

17. Verweerder dient aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag berust op een redelijke schatting. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. Verweerder heeft op grond van het feit dat eiser van week 17 van 2006 tot en met week 16 van 2007 loon buiten de loonadministratie heeft gehouden redelijkerwijze kunnen aannemen dat eiser ook in de overige weken van 2006 loon buiten de loonadministratie heeft gehouden. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat volgens het controlerapport ook in 2005 via Meld Misdaad Anoniem meldingen zijn binnengekomen van zwarte loonbetalingen door eiser. De correctie is gebaseerd op de gegevens uit de schrijfblokken. Op basis van deze gegevens is voor 2007 het percentage niet verantwoorde uren van werknemers die in de loonadministratie van eiser voorkomen (het “[I]” schrijfblok) en het percentage niet verantwoorde uren van werknemers die niet in de loonadministratie van eiser voorkomen (het “[J]” schrijfblok) berekend. Vervolgens zijn deze percentages toegepast op het jaar 2006. Daarbij is voor wat betreft de werknemers die wel in de loonadministratie voorkomen uitgegaan van het gemiddelde netto uurloon uit de loonadministratie van eiser, te weten € 7,57. Voor wat betreft de anonieme werknemers is uitgegaan van een netto uurloon van € 6. De rechtbank is van oordeel dat deze correctie is gebaseerd op een redelijke schatting.

Slotsom

18. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, voorzitter, mr. M.A. Dirks en

mr. I. Obbink-Reijngoud, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2012.

Wegens verhindering van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door mr. M.A. Dirks.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.