Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 08-10-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:25458 BY1628, AWB 12/4019

Rechtbank 's-Gravenhage, 08-10-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:25458 BY1628, AWB 12/4019

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
8 oktober 2012
Datum publicatie
30 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BY1628
Zaaknummer
AWB 12/4019

Inhoudsindicatie

Herziening op grond van artikel 21 van de Awir niet meer mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 12/4019

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer

van 9 oktober 2012 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiseres

(gemachtigde: [A]),

en

Belastingdienst/Toeslagen [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 28 februari 2012 op het bezwaar van eiseres tegen de herziening van de definitieve berekening kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2012.

Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- herroept de beschikkingen van 24 januari 2012 en van 19 januari 2011 met de

nummers [a] en [b] en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.748, te betalen aan eiseres;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Bij beschikking met dagtekening 15 april 2009 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2007 (de kinderopvangtoeslag) voor eiseres definitief berekend op € 15.636.

2. Bij brief van 12 november 2010 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat de kinderopvangtoeslag zal worden herzien in verband met het feit dat de gastouder pas per

25 juni 2007 beschikt over een geldige Verklaring omtrent het gedrag. De ingangsdatum van de kinderopvangtoeslag is daarom gewijzigd naar 1 juni 2007. Bij beschikking met dagtekening 19 januari 2011 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag overeenkomstig de brief van 12 november 2010 herzien en vastgesteld op € 9.121.

3. Eiseres heeft bij brief van 20 december 2010 bezwaar gemaakt tegen deze herziening. Dat is voor het begin van de bezwaartermijn nu de beschikking eerst op

19 januari 2011 is afgegeven. Eiseres mocht echter op grond van de brief van 12 november 2010 redelijkerwijs menen dat de beslissing om de kinderopvangtoeslag te herzien reeds tot stand was gekomen, zodat de rechtbank het bezwaarschrift ingevolge het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ontvankelijk acht.

4. Bij brieven van 14 november 2011 en 6 december 2011 heeft verweerder eiseres gevraagd een kopie van het contract dat zij voor 2007 heeft gesloten met het gastouderbureau en kopieën van betaalbewijzen voor de kosten van kinderopvang te overleggen. Eiseres heeft in reactie hierop een aantal bankafschriften overgelegd. Reeds eerder had zij bij brief van 6 maart 2011 een kopie van het contract overgelegd.

5. Verweerder heeft bij beschikking met dagtekening van 24 januari 2012 de kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op € 0.

6. Met dagtekening 28 februari 2012 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard omdat eiseres niet heeft bewezen dat zij kosten heeft gemaakt voor kinderopvang. De kinderopvangtoeslag is daarom terecht op nihil gesteld. Gezien die motivering heeft verweerder het bezwaar kennelijk op grond van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen de herziene beschikking van 24 januari 2012. Ook de rechtbank gaat daar vanuit.

7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de beslissing op bezwaar van 28 februari 2012 ongunstiger is dan het aanvankelijk in bezwaar bestreden besluit van 19 januari 2011 en dat daarom sprake is van verboden reformatio in peius. Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder niet beschikt over nieuwe feiten of omstandigheden die de herziening van de definitieve beschikking rechtvaardigen en dat zij niet wist of had moeten weten dat de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag van 15 april 2009 onjuist was.

8. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van

19 oktober 2011, 201101161/1/H2, LJN BT8556 heeft overwogen mag een heroverweging naar aanleiding van een bezwaar wel tot een voor de indiener van het bezwaar ongunstiger resultaat leiden indien het bestuursorgaan ook zonder dat het bezwaarschrift zou zijn ingediend tot wijziging van het bestreden besluit ten nadele van de indiener bevoegd zou zijn.

9. De bevoegdheid van verweerder om een toegekende kinderopvangtoeslag te herzien, anders dan wegens wijzigingen in de fiscale gegevens, is neergelegd in artikel

21 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Dit artikel luidt als volgt.

De Belastingdienst/Toeslagen kan een toegekende tegemoetkoming herzien:

a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of

b. indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.

10. De rechtbank ontleent aan de memorie van toelichting (TK, 2004-2005, 29 764,

nr. 3) bij het wetsvoorstel dat geleid heeft tot de Awir de volgende passages.

“Het uitgangspunt bij herziening van een tegemoetkoming ten nadele van de belanghebbende is dat gegevens die de Belastingdienst Toeslagen bij de toekenning al bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn, niet kunnen leiden tot herziening. Dit is vastgelegd in onderdeel a van het eerste lid.”

“Onderdeel b van het eerste lid biedt een mogelijkheid tot herziening in gevallen waarin een tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist, of behoorde te weten. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld evidente fouten, zoals toekenningen die significant afwijken van hetgeen belanghebbende mocht verwachten op grond van zijn aanvraag, of op grond van overleg met de Belastingdienst Toeslagen.”

11. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de nieuwe feiten en omstandigheden op grond waarvan de kinderopvangtoeslag is herzien, bestaan uit informatie over fraude die is gepleegd door het door eiseres ingeschakelde gastouderbureau. Verweerder heeft desgevraagd verklaard dat hij reeds in 2008 op de hoogte was van die fraude. Verweerder was dan ook ten tijde van de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag op de hoogte van de bij het gastouderbureau spelende onregelmatigheden. Reeds om die reden kan er naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een zogenoemd nieuw feit, zoals omschreven in artikel 21, eerste lid, onder a, van de Awir.

12. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat eiseres wist of behoorde te weten dat de beschikking van 15 april 2009 waarbij de kinderopvangtoeslag definitief werd berekend onjuist was omdat zij niet beschikt over betalingsbewijzen van de door haar gemaakte kosten van kinderopvang. Naar het oordeel van de rechtbank is het enkele feit dat eiseres twee en een half jaar na de definitieve berekening geen betalingsbewijzen meer kan overleggen onvoldoende om te oordelen dat eiseres ten tijde van die definitieve berekening kon weten dat deze onjuist was. Dat eiseres achteraf geen bewijsstukken meer kan overleggen, betekent immers niet dat in het desbetreffende jaar de kosten niet daadwerkelijk zijn gemaakt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder voorafgaand aan de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag bij brief van 17 november 2008 informatie heeft opgevraagd over de kosten van kinderopvang die zijn gemaakt in het jaar 2007. Daartoe heeft verweerder een antwoordformulier aan eiseres gezonden dat door eiseres is teruggestuurd in februari 2009. De datum van ondertekening van dit formulier is weliswaar februari 2008 maar dat wordt naar het oordeel van de rechtbank veroorzaakt doordat het jaartal van ondertekening reeds was voorgedrukt. Gezien het feit dat dit een reactie is op de brief van verweerder van 17 november 2008, moet het er voor worden gehouden dat die datum van ondertekening februari 2009 moet zijn. Vervolgens heeft verweerder zonder verdere vragen de kinderopvangtoeslag definitief berekend. Naar het oordeel van de rechtbank kan onder die omstandigheden niet worden gesproken van voor eiseres evident kenbare fouten.

13. Nu verweerder reeds op de hoogte was van de onregelmatigheden bij het gastouderbureau had het op zijn weg gelegen alvorens de kinderopvangtoeslag definitief te berekenen nadere bewijsstukken op te vragen. Dat heeft hij evenwel niet gedaan, kennelijk was de door eiseres overgelegde informatie voldoende om de kinderopvangtoeslag definitief te berekenen. Nu de voorschotfase ten einde was en eiseres de door verweerder gevraagde informatie had verstrekt, mocht eiseres naar het oordeel van de rechtbank erop vertrouwen dat de kinderopvangtoeslag op juiste wijze was vastgesteld.

14. Dat tot de stukken van het geding nog een tweede antwoordformulier behoort met andere cijfermatige gegevens leidt niet tot een ander oordeel nu dat andere formulier kennelijk, gezien het daarop vermelde kenmerk, de reactie is op de vragenbrief van verweerder van 8 december 2008 en betrekking heeft op de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008.

15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, had verweerder niet meer de bevoegdheid om de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag te herzien en mocht hij evenmin op grond van de heroverweging naar aanleiding van het bezwaar het voor eiseres nadeliger besluit nemen. Het bestreden besluit dient wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:11 van de Awb en artikel 21 van de Awir vernietigd te worden. Het beroep is daarom gegrond verklaard.

16. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.748 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van

mr. A. Atwaroe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.