Rechtbank 's-Hertogenbosch, 28-06-2012, BW9250, 01/839801-11
Rechtbank 's-Hertogenbosch, 28-06-2012, BW9250, 01/839801-11
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28 juni 2012
- Datum publicatie
- 28 juni 2012
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBSHE:2012:BW9250
- Zaaknummer
- 01/839801-11
Inhoudsindicatie
Nachtelijke overval (in vereniging) met fors geweld (vuurwapens) op een tweetal personen in hun woning op een camping in Heeze bestraft met een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank houdt geen rekening met de omstandigheid dat verdachte niet de Nederlandse maar de Belgische nationaliteit bezit en geen vaste woonplaats in Nederland heeft. Verdachte dient tevens schade te betalen aan beide slachtoffers (hoofdelijk).
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839801-11
Datum uitspraak: 28 juni 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
wonende [woonplaats],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2012 en 14 juni 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 maart 2012.
De voorlopige tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 14 juni 2012 aangepast conform het bepaalde in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Met inachtneming van deze aanpassing is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 december 2011, te Heeze, gemeente Heeze-Leende,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een
woning (op camping Heezerenbosch) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
een geldbedrag (ongeveer 250 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
en/of zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door
middel van inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader:
-een schot heeft gelost met een vuurwapen in of voor de woning, en/of
-(een) vuurwapen(s) heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], en/of
-de loop van een vuurwapen tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt, en/of
-meermalen heeft/hebben geroepen:"dekens over jullie hoofd en liggen blijven
anders schieten we je/jullie kapot" en/of "geld, geld", en/of
-die [slachtoffer 2] met een vuurwapen tegen zijn voet heeft geslagen, en/of
-die [slachtoffer 2] met een vuist tegen zijn lichaam heeft geslagen, en/of
-die [slachtoffer 1] met een vuurwapen tegen haar buik heeft geslagen en/of tegen haar buik heeft gedrukt/gehouden;
artikel 312 lid 1 en lid 2 sub 1, 2 en 3 van het wetboek van strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.1
Inleiding.
Op 9 december 2011 zijn aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in hun chalet, gelegen op camping het Heezerenbosch te Heeze, door twee personen overvallen.2 Een van deze twee overvallers was medeverdachte [medeverdachte].3
De overval vond omstreeks 04.40 uur plaats. 4 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] lagen op dat moment op bed te slapen.5 Het raam van de slaapkamer stond, op een kier,6 open.7 Via dit openstaande raam zijn [medeverdachte] en zijn mededader het chalet binnen geklommen. 8 Beiden hadden een wapen in hun hand. 9 Dit betroffen vuurwapens.10 Voor of tijdens het naar binnen klimmen is [medeverdachte] in zijn knie geschoten. [medeverdachte] was gewond en bloedde. 11 In het chalet is ook bloed [medeverdachte] aangetroffen.12
Tijdens de overval heeft [medeverdachte] zijn vuurwapen op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gericht. 13 Ook zijn mededader heeft zijn vuurwapen tijdens de overval op aangevers gericht.14
Kort nadat de overvallers de slaapkamer waren binnengekomen, heeft een van de twee overvallers een paar keer de loop van het wapen op de slaap en op het voorhoofd van [slachtoffer 1] gedrukt.
[slachtoffer 1] heeft gehoord dat [medeverdachte] en zijn mededader tegen haar en [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Dekens over je hoofd en liggen blijven anders schieten we jullie kapot."15 Ook [slachtoffer 2] heeft gehoord dat door beide personen werd geschreeuwd: "Ga onder de dekens liggen of ik schiet je kapot", of woorden van gelijke strekking. 16 [medeverdachte] heeft ook verklaard dat dergelijke woorden door hem en zijn mededader zijn geroepen. 17 Dit is meermalen geroepen. 18
[medeverdachte] en zijn mededader doorzochten vervolgens onder meer de kledingkast op de slaapkamer.19 Ondertussen hield een van de twee personen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de gaten en hield het vuurwapen op hen gericht.20
[medeverdachte] zag op enig moment dat [slachtoffer 1] onder de dekens vandaan kon kijken.21 Hierop riep hij naar haar: "De kop onder de dekens of ik schiet je kapot." [medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] toen tweemaal met het wapen op haar onderbuik geslagen. 22 [medeverdachte] heeft het wapen ook tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geduwd. 23 [slachtoffer 1] heeft hierdoor enkele hematomen opgelopen op haar linkerzij.24
[medeverdachte] en zijn mededader riepen tijdens de overval telkens: "Geld, geld".25 Op enig moment is een van de twee personen naar de woonkamer gegaan, nadat [slachtoffer 2] had gezegd dat daar een tas lag waarin geld zat. 26 Dit geld is weggenomen. In deze tas zat volgens [slachtoffer 2] € 250,-. 27 In de auto waarmee [medeverdachte] en zijn mededader zijn gevlucht is een geldbedrag van € 230,- aangetroffen. 28
Een van de twee personen, te weten de mededader [medeverdachte]29, is op enig moment met tiewraps in zijn handen naar [slachtoffer 2] toegelopen.30 [slachtoffer 2] wilde zich niet laten vastbinden,31 waarop er een worsteling tussen [slachtoffer 2] en die overvaller heeft plaatsgevonden.32 [slachtoffer 1] riep toen dat [naam] er aan kwam, waarop [medeverdachte] en zijn mededader zijn gevlucht. 33 [medeverdachte] en zijn mededader hebben het chalet via de voordeur verlaten, waarna zij naar de auto [medeverdachte], een Audi A3 met [kenteken], zijn teruggelopen, zijn ingestapt en weggereden. 34
De rechtbank acht gelet op bovenstaande bewijsmiddelen - kort gezegd - de diefstal van een geldbedrag van ongeveer € 250,-, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd en waarbij de toegang tot de woning is verschaft door middel van inklimming, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht voorts bewezen dat deze diefstal door twee personen, waaronder [medeverdachte], is gepleegd en is voorafgegaan en vergezeld van geweld en van bedreiging met geweld, op de wijze zoals in de tenlastelegging genoemd, met uitzondering van na te noemen drie handelingen. De rechtbank acht het slaan van [slachtoffer 2] met een vuurwapen op zijn voet en het slaan van [slachtoffer 2] met de vuist op zijn lichaam niet bewezen, nu enkel [slachtoffer 1] hierover heeft verklaard en [slachtoffer 2] - die dit zou zijn overkomen - niet heeft verklaard dat dit heeft plaatsgevonden. De rechtbank is voorts van oordeel dat vaststaat dat er bij het chalet een schot is gelost die bewuste nacht waarbij [medeverdachte] in zijn been is geraakt, maar de rechtbank acht gezien de overige feiten en omstandigheden niet bewezen dat het schot is gelost met het oogmerk de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze diefstal met geweld, door middel van inklimming en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte een van de twee personen is geweest die de overval heeft gepleegd en dat verdachte derhalve dient te worden vrijgesproken. De verdediging heeft aangevoerd dat geen enkel bewijsmiddel verdachte op de plaats delict brengt. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het feit dat verdachte kleiner is en zijn medeverdachte [medeverdachte] groter is, [medeverdachte] heeft bekend een van de twee overvallers te zijn geweest en het feit dat ze samen zijn aangehouden, niet voldoende is voor een bewezenverklaring.
Verdachte heeft ter terechtzitting over die nacht/ochtend het navolgende verklaard. Hij is vanaf 21.00 uur tot ongeveer een half uur voordat hij [medeverdachte] tegenkwam in - een naar de rechtbank begrijpt soort van (nacht)club met gezelschapsdames, genaamd - Sneeuwwitje geweest. Daarna is hij naar de woning [medeverdachte] gereden om bij [medeverdachte] cocaïne te halen, zodat verdachte verder kon feesten. [medeverdachte] bleek echter niet thuis te zijn. Verdachte heeft vervolgens zijn auto bij de woning [medeverdachte] laten staan en is een rondje gaan lopen. Terwijl hij dit rondje aan het lopen was, kwam hij [medeverdachte] tegen. Na vijf minuten met [medeverdachte] te hebben rondgelopen is hij door de politie aangehouden. Verdachte heeft ontkend enig aandeel in de overval te hebben gehad.
Het oordeel van de rechtbank.
Direct na de overval heeft [slachtoffer 1] hiervan melding bij de politie gemaakt. 35 Meerdere politieambtenaren zijn toen op knooppunten van uitgaande wegen en andere strategische punten in Heeze gaan posten. 36 Twee politieambtenaren zagen vanuit de door hen ingenomen post een grijze Audi A3 in hun richting komen rijden, kort nadat collega's een post in de buurt hadden verlaten. In deze auto zaten twee personen. De auto werd door een politievoertuig gevolgd en tijdens de rit deed de Audi A3 de lichten uit, daarna weer aan, om er vervolgens met hoge snelheid vandoor te gaan. Na een achtervolging zijn zij het voertuig uit het oog verloren. Wat later zagen zij de Audi echter weer rijden en hebben zij het kenteken van het voertuig kunnen noteren. Hierna zijn zij de Audi weer uit het zicht verloren. 37
Het kenteken van de Audi A3 luidt: [kenteken] en staat op naam van [medeverdachte].39
Deze Audi A3 is die ochtend om 07.00 uur in Linne aangetroffen. 40 Omdat het vermoeden bestond dat de verdachten op weg waren naar de woning [medeverdachte], gelegen aan de [adres] te [woonplaats], zijn verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar die woning gereden. Zij zagen een personenauto, een grijze BMW met Belgisch kenteken [kenteken 1], ter hoogte van die woning geparkeerd staan.
Omstreeks 07.50 uur kregen zij de melding dat gezien was dat er twee personen ter hoogte van de afslag A2-Maasbracht richting Maasbracht renden. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn vervolgens in die richting gelopen. Zij zagen toen twee personen die schichtig om zich heen keken.41 Ook verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] waren ter plaatse en zagen de twee personen met versnelde pas lopen. Deze twee personen zijn aangehouden en bleken [medeverdachte]42 en verdachte [verdachte] te zijn. 43
[medeverdachte] heeft bekend de overval te hebben gepleegd. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze overval samen met zijn vriend heeft gepleegd. [medeverdachte] heeft over deze vriend het navolgende verklaard. Zijn vriend is kleiner dan hij. Hij, [medeverdachte], is ongeveer 1.80 meter en zijn vriend is ongeveer 1.60 à 1.70 meter lang. Ze zijn na de overval samen naar zijn auto gegaan en zijn samen daarin weggereden. Vervolgens vond de achtervolging door de politie plaats en zijn zij aan de politie ontsnapt. Hij bestuurde de auto en heeft deze auto vervolgens in Linne geparkeerd. Hij en zijn vriend zijn toen uitgestapt en zijn verder gaan lopen. Ze liepen richting Maasbracht omdat hij daar woonde. Toen zij ongeveer aan de achterkant van zijn woning waren, werden zij aangehouden. 44 Zoals hierboven reeds is weergegeven is [medeverdachte] samen met verdachte aangehouden.
[medeverdachte] heeft over zijn vriend met wie hij de overval heeft gepleegd voorts het navolgende verklaard. Zijn vriend rijdt in een BMW met Belgisch kenteken en [medeverdachte] meent dat die auto op naam van de vrouw van zijn vriend staat. Zijn vriend had die auto bovendien vlakbij zijn, [medeverdachte], woning geparkeerd.45
Gebleken is dat [verdachte] in een BMW met Belgisch kenteken rijdt, welke auto op naam van zijn vrouw staat.46 Geconstateerd is ook dat deze auto bij de woning [medeverdachte] stond geparkeerd. 47 Bovendien is [verdachte] 1.65 meter lang. 48
Gelet op de gedetailleerde verklaring [medeverdachte] over zijn mededader en de overige hierboven weergegeven omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verdachte] degene is geweest met wie [medeverdachte] de gewapende overval heeft gepleegd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig en gaat daar als onwaar aan voorbij.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 09 december 2011, te Heeze, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een
woning op camping Heezerenbosch gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
een geldbedrag van ongeveer 250 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- (een) vuurwapen(s) heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en
- de loop van een vuurwapen tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt, en
- meermalen heeft/hebben geroepen:"dekens over jullie hoofd en liggen blijven anders schieten we je/jullie kapot" en "geld, geld", en
- die [slachtoffer 1] met een vuurwapen tegen haar buik heeft geslagen en tegen haar buik heeft gedrukt/gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie niet passend is.
De verdediging heeft verzocht de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt te nemen. De verdediging heeft in dat verband aangevoerd dat het letsel dient te worden aangemerkt als licht letsel. Ten aanzien van de professionaliteit heeft de raadsman opgemerkt dat de een de ander in zijn knie heeft geschoten en dat ze zijn gevlucht toen "[naam]" werd geroepen.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de slachtoffers geen weerloze oude mensen betreffen.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat verdachte geen relevante documentatie heeft.
Verder heeft de verdediging verzocht er rekening mee te houden dat verdachte in België woonachtig is en dat hij, in tegenstelling tot een Nederlander of een persoon met een vaste verblijfplaats in Nederland, de volledige 3 jaren moet uitzitten indien hem een gevangenisstraf van 3 jaar wordt opgelegd, daar de VI-regeling ten aanzien van verdachte niet van toepassing is.
De verdediging heeft verzocht de straf te matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte en zijn medeverdachte zijn 's nachts via het slaapkamerraam het chalet van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], die op dat moment lagen te slapen, binnengeklommen. Zij wilden geld van hen hebben. Verdachte en zijn medeverdachte hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vervolgens onder meer met de dood bedreigd en hebben beiden een vuurwapen op hen gericht. Ook hebben zij geweld jegens [slachtoffer 1] gepleegd, die hierdoor ook letsel is toegebracht.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn bovendien professioneel te werk gegaan, getuige hun gedegen voorbereiding. Zij hebben beiden een vuurwapen meegenomen, hadden bivakmutsen op, hadden hun gezichten zwart gemaakt en droegen handschoenen. Na de overval zijn zij met de auto gevlucht en hebben zij zich onderweg van hun wapens, kleding en bivakmutsen ontdaan. Ook heeft [medeverdachte] zijn knie verbonden.
De overval moet voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zeer beangstigend zijn geweest. Het zal bovendien grote impact op hun leven (blijven) hebben. Uit de toelichtingen bij de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt ook dat het een zeer beangstigende situatie is geweest. Bovendien blijkt uit die stukken dat zij hiervan psychische gevolgen hebben ondervonden en nog steeds ondervinden.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gezien de ernst van het door verdachte gepleegde feit niet passend. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding de straf te matigen vanwege het feit dat verdachte de Belgische en niet de Nederlandse nationaliteit heeft en thans (naast zijn detentieadres) geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, hoofdelijk, en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij - indien verdachte wordt vrijgesproken - niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De verdediging refereert zich - indien een bewezenverklaring volgt - ten aanzien van de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft verzocht de immateriële schade te matigen tot € 1.700,-.
Beoordeling.
De rechtbank acht, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde schadevergoeding voor de schade aan het chalet, het beddengoed en de reiskosten, toewijsbaar (in totaal € 5.329,- materiële schadevergoeding), nu de vordering op deze punten niet is weersproken. De rechtbank acht voorts, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, € 1.750,- als immateriële schadevergoeding, toewijsbaar. De rechtbank heeft daarbij gelet op hetgeen in soortgelijke zaken aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen.
De rechtbank acht in totaal € 7.079,- toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 1.750,- te boven gaat. De rechtbank zal de benadeelde partij voorts niet ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van de kosten van het eigen risico, nu deze schade niet nader is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, hoofdelijk, en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij - indien verdachte wordt vrijgesproken - niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De verdediging heeft verzocht de immateriële schade te matigen tot € 1.700,-.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, € 1.750,- als immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank heeft daarbij gelet op hetgeen in soortgelijke zaken aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 1.750,- te boven gaat.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 310, 312.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 7.079,00 subsidiair 70 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 7.079,- (zegge: zevenduizendnegenenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.750,- immateriële schade en EUR 5.329,- materiële schade (posten: schade aan het chalet, beddengoed en reiskosten).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 7.079,- (zegge: zevenduizendnegenenzeventig euro), te weten EUR 1.750,- immateriële schade en
EUR 5.329,- materiële schade (posten: schade aan het chalet, beddengoed en reiskosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.750,00 subsidiair 27 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1.750,- (zegge: duizendzevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1.750,- (zegge: duizendzevenhonderdvijftig euro), te weten voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse-Schwering en mr. W. Schoorlemmer, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 28 juni 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost, [pv-nummer].
2 [slachtoffer 1], p. 26-28, aangifte van [slachtoffer 2], p. 21-24 en verklaring [medeverdachte], p. 283-284.
3 Verklaring [medeverdachte], p. 283-286.
4[slachtoffer 1], p. 26 en aangifte van [slachtoffer 2], p. 23.
5 [slachtoffer 1], p. 26, aangifte van [slachtoffer 2], p. 23 en verklaring [medeverdachte], p. 284.
6 [slachtoffer 1], p. 26 en verklaring [medeverdachte], p. 284.
7 [slachtoffer 1], p. 26, aangifte van [slachtoffer 2], p. 22 en verklaring [medeverdachte], p. 284.
8 [slachtoffer 1], p. 26.
9 [slachtoffer 1], p. 27 en aangifte van [slachtoffer 2], p. 23.
10 Verklaring [medeverdachte], p. 285-286.
11 Verklaring [medeverdachte], p. 284 en p. 287.
12 Rapport van het NFI d.d. 23 februari 2012, p. 5 van het rapport.
13 [slachtoffer 1], p. 28 en verklaring [medeverdachte], p. 284.
14 [slachtoffer 1], p. 28.
15 [slachtoffer 1], p. 26 en 28.
16 [slachtoffer 2], p. 23.
17 Verklaring [medeverdachte], p. 284.
18 [slachtoffer 2], p. 23.
19 [slachtoffer 1], p. 27 en verklaring [medeverdachte], p. 285.
20 [slachtoffer 1], p. 27.
21 [slachtoffer 1], p. 27 en verklaring [medeverdachte], p. 284.
22 [slachtoffer 1], p. 27.
23 Verklaring [medeverdachte], p. 284.
24 Proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 157 en foto's, p.166-167.
25 [slachtoffer 1], p. 27, aangifte van [slachtoffer 2], p. 23 en verklaring [medeverdachte], p. 284.
26 [slachtoffer 2], p. 23, aangifte van [slachtoffer 1], p. 27.
27 [slachtoffer 2], p. 23.
28 Proces-verbaal van bevindingen, p. 77.
29 [slachtoffer 1], p. 27 en verklaring [medeverdachte], p. 285.
30 [slachtoffer 1], p. 27 en aangifte van [slachtoffer 2], p. 23.
31 [slachtoffer 2], p. 23.
32 [slachtoffer 1], p. 27.
33 [slachtoffer 1], p. 27, aangifte van [slachtoffer 2], p. 24 en verklaring [medeverdachte], p. 285.
34 Verklaring [medeverdachte], p. 283 en p. 286.
35 [slachtoffer 2], p. 24.
36 Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
37 Proces-verbaal van bevindingen, p. 30-31.
38 Proces-verbaal van bevindingen, p. 31.
39 Proces-verbaal van bevindingen, p. 33.
40 Proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
41 Proces-verbaal van bevindingen, p. 48-49.
42 Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
43 Proces-verbaal van bevindingen, p. 213-214.
44 Verklaring [medeverdachte], p. 286-287.
45 Verklaring [medeverdachte], p. 287.
46 Proces-verbaal van bevindingen, p. 8, verklaring van [persoon], p. 73 en verklaring verdachte bij de rechter-commissaris.
47 Proces-verbaal van bevindingen, p. 48.
48 Verklaring [verdachte] ter terechtzitting d.d. 14 juni 2012.
??
??
13
Parketnummer: 01/839801-11
[verdachte]