Home

Rechtbank Utrecht, 14-07-2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:1838 BR3010, 16/601027-10 [P]

Rechtbank Utrecht, 14-07-2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:1838 BR3010, 16/601027-10 [P]

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
14 juli 2011
Datum publicatie
26 juli 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2011:BR3010
Zaaknummer
16/601027-10 [P]

Inhoudsindicatie

Tweemaal openlijke geweldpleging, waarvan één zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Verdachte bekent beide feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/601027-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1975] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats], [adres]

raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 juni 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1. op 25 september 2010 te Houten openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;

2. op 25 september 2010 te Houten openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2].

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft getrapt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen met uitzondering van het trappen van [slachtoffer 1] terwijl deze op de grond lag.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Het bewijs ten aanzien van feit 1

De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.

Aangever [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]) heeft verklaard dat hij op 25 september 2010 aan het Wed te Houten is mishandeld door [verdachte]. [slachtoffer 1] geeft aan dat hij meerdere malen is geslagen en gestompt in zijn gezicht en dat hij is getrapt tegen zijn lichaam. Voorts heeft hij een knietje in zijn gezicht gekregen. Zijn jukbeen en oogkas zijn gebroken en zijn kaak is ontzet. Tevens hebben zijn hersens een klap gekregen met het gevolg dat zijn rechteroog niet meer goed wordt aangestuurd. Het is niet duidelijk of dit later goed komt. [slachtoffer 1] is de volgende dag naar het ziekenhuis gegaan en geopereerd aan zijn oogkas en jukbeen.

In de medische verklaring betreffende [slachtoffer 1] d.d. 26 september 2010 is opgenomen dat er sprake is van een forse zwelling van het gelaat rechts en het rechteroog, een hematoom bij het rechteroog, een fractuur rechts en van nervus abducens parese (verlamming van de zesde hersenzenuw). De geschatte duur van de genezing is 1 tot 6 maanden.

Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] kent en dat hij hem, samen met een ander, heeft geslagen en gestompt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] tegen zijn lichaam heeft geschopt en getrapt en een knietje in zijn gezicht heeft gegeven.

Nadere overwegingen ten aanzien van feit 1

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er zich geen aanknopingspunten in het dossier bevinden waaruit blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] heeft getrapt terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.

Het bewijs ten aanzien van feit 2

De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2011 ;

- de verklaring van [slachtoffer 2] .

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

op 25 september 2010 te Houten met een ander of anderen, aan de openbare weg, te weten Het Wed, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit

- het meermalen slaan/stompen in het gezicht;

- meermalen trappen/schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1],

waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] één knietje heeft gegeven in het gezicht en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een gebroken jukbeen en een gebroken oogkas en

(blijvend) letsel aan het rechteroog), ten gevolge heeft gehad;

2.

op 25 september 2010 te Houten met een ander of anderen, aan de openbare weg, aan Het Wed, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het schoppen en trappen tegen het lichaam.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

1. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

2. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:

- een gevangenisstraf van 142 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag;

- een werkstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast een geheel voorwaardelijke straf.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen.

Openlijke geweldpleging roept bij passanten, en ook overigens in de samenleving, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, nog lang de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan moeten dragen. Verdachte en zijn mededader hebben hieraan bijgedragen.

In het kader van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het volgende meegewogen:

- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 mei 2011;

- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 9 mei 2011, opgesteld door

L. van den Heuvel;

- een de verdachte betreffend pro justitia rapport d.d. 10 februari 2011, opgesteld door F. Jonker, psycholoog.

De reclassering heeft geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. De psycholoog heeft geadviseerd een behandeling gericht op het hanteren van agressie op te leggen in combinatie met reclasseringstoezicht.

Voorts adviseert de psycholoog verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal hiermee rekening houden met betrekking tot de op te leggen straf.

Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Met het voorwaardelijk deel van de straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien maakt dit voortzetting van de begeleiding door de reclassering mogelijk, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht, inclusief de hierna genoemde bijzondere voorwaarden.

7 Het beslag

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon terug te geven aan verdachte.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen telefoon terug te geven aan verdachte.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Feit 1: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

Feit 2: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 142 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

• omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

• omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarden:

dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland,

dat verdachte mee moet werken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;

- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon, merk Samsung, type Star, kleur zwart, voorwerpnummer 6004070-2010234931-225643.

Voorlopige hechtenis

Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juli 2011.