Home

Rechtbank Zutphen, 01-02-2001, AB0219, 00/1348

Rechtbank Zutphen, 01-02-2001, AB0219, 00/1348

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
1 februari 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2001:AB0219
Zaaknummer
00/1348
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:5, Wet op de Ruimtelijke Ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2008] [Regeling ingetrokken per 2008-07-01] art. 21

Inhoudsindicatie

Wijze van toetsing voorbereidingsbesluit. (Redactie Justex: voorbereidingsbesluit niet meer op negatieve lijst).

Voorbereidingsbesluit met het doel op het betrokken perceel in de nabije toekomst de vestiging van een tankstation mogelijk te maken De mogelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit is niet aan wettelijke beperkingen onderworpen. Dit betekent dat aan de president slechts een terughoudende toetsing van het bestreden besluit toekomt. De president zal slechts tot schorsing van dit besluit kunnen overgaan indien het nemen van een voorbereidingsbesluit in casu in planologisch opzicht kennelijk onredelijk is te achten. Daarvan kan alleen sprake zijn indien het reeds op voorhand uitgesloten moet worden geacht dat een bestemmingsplanherziening die voorziet in de mogelijkheid van vestiging van een tankstation op de in geding zijnde locatie, rechtskracht zal kunnen verkrijgen. In casu is dat niet het geval.

Wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

De raad van de gemeente Winterswijk, verweerder.

mr. K. van Duyvendijk (president)

Deze uitspraak is tevens opgenomen in deze Nieuwsbrief onder nummer 66.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN

Sector Bestuursrecht

Reg.nr.: 00/1348

UITSPRAAK

op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:

A, B en 39 anderen, te C, verzoekers,

en

de raad van de gemeente Winterswijk, verweerder,

alsmede X, te Y, derde-partij.

1. Bestreden besluit

Besluit van verweerder van 19 oktober 2000, in werking getreden op 1 november 2000, waarbij is verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het perceel gelegen tegenover het perceel […] 6 te C(hierna: voorbereidingsbesluit).

2. Procesverloop

Verzoekers hebben bij brief van 11 december 2000 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Bij brief van gelijke datum is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 januari 2001, waar namens verzoekers zijn verschenen A en B. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. De derde-partij is in persoon verschenen.

3. Motivering

Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.

De derde-partij is voornemens op het in geding zijnde perceel, gelegen aan de provinciale weg tussen Aalten en Winterswijk, een tankstation annex wasplaats en verkoopruimte te vestigen. Deze vestiging is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Verweerder heeft met toepassing van artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) het voorbereidingsbesluit genomen, met het doel in de nabije toekomst de vestiging van het tankstation mogelijk te maken. Door burgemeester en wethouders is inmiddels bij Gedeputeerde Staten verzocht om verklaringen van geen bezwaar ten behoeve van de verlening van een vrijstelling ingevolge artikel 19 van de WRO en een bouwvergunning.

Verzoekers hebben in hun verzoekschrift onder meer een groot aantal grieven opgenomen die zich richten tegen het voornemen van burgemeester en wethouders om, indien de vereiste verklaringen van geen bezwaar worden verkregen, vrijstelling op grond van artikel 19 WRO en bouwvergunning te verlenen. Deze grieven kunnen in het kader van de onderhavige procedure niet aan de orde komen.

Met het verzoek om een voorlopige voorziening wensen verzoekers te bereiken dat het voorbereidingsbesluit wordt geschorst, zodat een vrijstelling ingevolge artikel 19 van de WRO (vooralsnog) niet mogelijk zal zijn en aldus wordt voorkomen dat zij hun tijd en energie verder moeten steken in het procederen tegen de verlening van vrijstelling en bouwvergunning. Verzoekers stellen zich hierbij op het standpunt dat een herziening van het bestemmingsplan geen rechtskracht zal kunnen verkrijgen, aangezien naar hun mening de vestiging van een tankstation ter plaatse in strijd is met het Streekplan 1996 en het rijksbeleid en bovendien de exploitatie van een nieuw tankstation in de grensstreek economisch niet rendabel zal zijn vanwege de lagere brandstofprijzen in Duitsland.

De president stelt voorop dat de mogelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit niet aan wettelijke beperkingen is onderworpen. Dit betekent dat aan de president slechts een terughoudende toetsing van het bestreden besluit toekomt. De president zal slechts tot schorsing van dit besluit kunnen overgaan indien het nemen van een voorbereidingsbesluit in het onderhavige geval in planologisch opzicht kennelijk onredelijk is te achten. Daarvan kan alleen sprake zijn indien het reeds op voorhand uitgesloten moet worden geacht dat een bestemmingsplanherziening die voorziet in de mogelijkheid van vestiging van een tankstation op de in geding zijnde locatie, rechtskracht zal kunnen verkrijgen.

Blijkens het Streekplan Gelderland 1996 is de in geding zijnde locatie gelegen in een gebied met de aanduiding “Landelijk gebied B” . Behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden vormen in dit gebied het uitgangspunt voor plannen op regionaal en lokaal niveau. In dit gebied is de natuur de belangrijkste functie. Ontwikkelingen van andere functies mogen de beoogde natuurdoelstellingen niet frustreren (pagina 63 van het Streekplan 1996).

In verband hiermee is in een brief van de Dienst REW/RO/GP van de provincie Gelderland van 14 augustus 1998, gericht aan het gemeentebestuur van Winterswijk, welke brief door verzoekers ter zitting is overgelegd, het volgende gesteld:

“Toets ik de voorgelegde lokatie aan vorenstaand gegeven dan is het niet vanzelfsprekend dat een motorbrandstofverkooppunt ter plaatse passend is. Aangetoond zal moeten worden, dat geen natuurdoelstellingen worden gefrustreerd, geen natuurwaarden worden geschaad, deze ontwikkeling ter plaatse nodig is en er geen alternatieven zijn.

Indien het gemeentebestuur voor een wijziging van bestemmingsplan kiest, wordt geadviseerd over de vorenstaande aspecten duidelijkheid te verschaffen.”

De president leidt uit een en ander af dat het, voor wat betreft de toetsing aan het streekplan, niet bij voorbaat uitgesloten is te achten dat een bestemmingsplanherziening met het oog op de realisering van een tankstation op de onderhavige locatie, indien voldoende gemotiveerd, rechtskracht zal kunnen verkrijgen. De tekst van het streekplan met betrekking tot “Landelijk gebied B” sluit een zodanige planherziening niet uit.

De president heeft voorts in hetgeen door verzoekers naar voren is gebracht omtrent “rijksbeleid” geen aanknopingspunten kunnen vinden om aan te nemen dat vestiging van een tankstation op de onderhavige locatie ontoelaatbaar zou zijn wegens strijd met nationaal ruimtelijk beleid. Ook is er geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat exploitatie van een nieuw tankstation aan de weg tussen Aalten en Winterswijk economisch niet rendabel kan zijn.

Ook overigens heeft de president in hetgeen verzoekers hebben betoogd geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het voorbereidingsbesluit kennelijk onredelijk is. Er is daarom geen aanleiding om ervan uit te gaan dat het bestreden besluit in de bezwaarprocedure niet in stand kan blijven.

Het verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.

Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4. Beslissing

De president van de rechtbank,

recht doende:

- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk, fungerend president, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.

Afschrift verzonden op: