Home

Rechtbank Zutphen, 02-11-2011, BU3497, 11-454 WOZ

Rechtbank Zutphen, 02-11-2011, BU3497, 11-454 WOZ

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
2 november 2011
Datum publicatie
7 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2011:BU3497
Zaaknummer
11-454 WOZ

Inhoudsindicatie

De rechtbank sluit voor de vaststelling van de hoogte van de kostenvergoeding ter zake van het door eiser in bezwaar ingediende taxatierapport aan bij het uurtarief van € 50 zoals gehanteerd in de uitspraak van 22 maart 2011 van het Gerechtshof Arnhem (LJN BQ0621). Dat in de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van 7 juni 2011 (LJN BQ9231) van het maximaal te vergoeden uurtarief is uitgegaan, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank stelt vast dat het Hof niet heeft gemotiveerd waarom in die zaak van het maximale uurtarief is uitgegaan. Gezien het betreffende object en de casus neemt de rechtbank aan dat het Gerechtshof bij de vaststelling van dat uurtarief als uitgangspunt heeft genomen dat sprake was van een bewerkelijke taxatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de situatie in de onderhavige zaak in zoverre niet vergelijkbaar, nu hier sprake is van een standaardtaxatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN 1000A SU/ongegrond/geen PKV

Sector Bestuursrecht

Enkelvoudige belastingkamer

Reg.nr.: 11/454 WOZ

Uitspraak in het geding tussen:

[eiser]

te [plaats],

eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Heerde

verweerder.

1. Procesverloop

Bij beschikking van 31 januari 2011 heeft verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres te plaats] vastgesteld op € 364.000 per waardepeildatum

1 januari 2010.

Namens eiser heeft M.B.A.C. Hasselman, werkzaam bij WOZ-specialisten te Zevenbergen, bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 21 februari 2011 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, de WOZ-waarde verlaagd naar € 296.000 en een proceskostenvergoeding toegekend van € 339,85, waarvan € 218 voor kosten van rechtsbijstand en € 121,85 voor de kosten van een deskundige.

Mr. M.B.A.C. Hasselman, werkzaam bij WOZ-specialisten, heeft namens eiser beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.

Het beroep is behandeld ter zitting van 14 september 2011, waar eiser is vertegenwoordigd door M.M.B.D. van Gils, eveneens werkzaam bij WOZ-specialisten. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door D. van 't Veld.

2. Overwegingen

2.1 De rechtbank stelt vast dat uitsluitend de hoogte van de door verweerder in de uitspraak op bezwaar toegekende vergoeding voor de kosten van het door eiser in bezwaar ingediende taxatierapport in geschil is.

2.2 De kosten dienen ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) te worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.

Ingevolge artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur.

Blijkens de Nota van Toelichting (Staatsblad 2003, nr. 330) is de vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief. (...)."

In artikel 15 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald: "De bedragen, genoemd in dit besluit, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd."

2.3 Eiser heeft in beroep gewezen op diverse uitspraken waarin is geoordeeld dat uitgegaan moet worden van het maximale uurtarief van € 81,23 exclusief btw. Het uurtarief van € 78,50 lijkt hem dan ook redelijk en marktconform. De taxatienota is opgebouwd uit 3,5 uren maal € 78,50, hetgeen afgerond neerkomt op € 275 exclusief btw, aldus eiser. Voorts heeft eiser onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juli 1999 (LJN AA2804, zaak nr. 34 442) aangevoerd dat ook de btw dient te worden vergoed. Volgens eiser zou verweerder de volledige kosten voor het laten uitbrengen van het deskundigenrapport, te weten € 330,20 (inclusief btw), moeten vergoeden.

2.4 Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat de vergoeding van € 121,85 conform de van toepassing zijnde beleidsregels van de gemeente Heerde is vastgesteld en dat daarbij is uitgegaan van een tijdsbesteding van 1,5 uur en het maximale uurtarief van € 81,35.

2.5 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom bij de berekening van de vergoeding niet is uitgegaan van de tijdsbesteding waarop de nota van de taxateur is gebaseerd, te weten 3,5 uur. Deze tijdsbesteding komt de rechtbank niet onredelijk voor.

2.6 Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond wegens strijd met de artikelen 3:2, 7:12 en 7:15 van de Awb en dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de hoogte van de vergoeding voor de kosten van een deskundige.

2.7 De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, nu eiser daardoor niet wordt benadeeld. In dit verband acht de rechtbank het volgende van belang.

Voor zover eiser heeft beoogd te betogen dat de door de taxateur verrichte werkzaamheden van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, volgt de rechtbank dit betoog niet. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van

22 maart 2011 (LJN BQ0621). Dat in de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van

7 juni 2011 (LJN BQ9231) van het maximaal te vergoeden uurtarief is uitgegaan, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank stelt vast dat het Hof niet heeft gemotiveerd waarom van het maximale uurtarief is uitgegaan. Gezien het betreffende object - een vrijstaande villa met een inpandige garage, bijgebouwen en een zwembad met een inhoud van 1.350 m³ - en de casus, waarin het draait om de vaststelling of een waardedrukkende invloed uitgaat van bodemverontreiniging op het perceel, neemt de rechtbank aan dat het Gerechtshof bij de vaststelling van dat uurtarief als uitgangspunt heeft genomen dat sprake was van een bewerkelijke taxatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de situatie in de onderhavige zaak in zoverre niet vergelijkbaar, nu hier sprake is van een standaard-taxatie.

Wel is de rechtbank met eiser van oordeel dat uit artikel 15 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 volgt dat de voor vergoeding in aanmerking komende kosten moeten worden verhoogd met btw, nu de aan eiser in rekening gebrachte omzetbelasting op hem drukt. Daartoe verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Hoge Raad van 15 april 2011 (LJN BQ1222).

Onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van

22 maart 2011 stelt de rechtbank de hoogte van de kostenvergoeding ter zake van het taxatierapport op € 50 inclusief omzetbelasting per uur. Op grond hiervan zal de rechtbank de kosten van de taxateur vaststellen op 3,5 uur à € 50 = € 175.

2.8 Nu het beroep gegrond is, bestaat aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten in beroep. Met toepassing van het Bpb worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend (1 punt voor het beroepschrift; 1 punt voor de zitting), waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd en een tarief per punt van € 437.

3. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de kosten van een deskundige;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in bezwaar voor de inschakeling van een deskundige tot een bedrag van € 175 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van

€ 874 ter zake van in beroep verleende rechtsbijstand;

- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 41 aan eiser vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. van Baaren. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 november 2011.