Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-12-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:10673, AWB-13_79
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-12-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:10673, AWB-13_79
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 27 december 2013
- Datum publicatie
- 20 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:10673
- Zaaknummer
- AWB-13_79
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Winst uit onderneming. Werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van persoonlijke zorg en zorg op het administratieve vlak zijn te verschillend van aard om tot één onderneming te rekenen.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/79
Uitspraak van 27 december 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 27 november 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2010 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.853 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.06).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2013 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, [gemachtigde] verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Kerkrade, en namens de inspecteur, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Sinds [datum] 2009 staat belanghebbende als eenmanszaak handelend onder de naam “[X]” ingeschreven in de Kamer van Koophandel. De bedrijfsomschrijving luidt “Fiscaal/Juridisch advies en boekhouding, schuld begeleiding, activering immobiliseerden, algemene handel in- en verkoop goederen.”.
Belanghebbende verzorgde in 2010 de boekhouding van twee kleine ondernemingen en de belastingformulieren voor 10 tot 15 particulieren. In 2010 heeft belanghebbende voor deze werkzaamheden een bruto bedrag van € 897 ontvangen. Deze activiteiten zijn eind 2011 gestaakt.
Belanghebbende heeft daarnaast de persoonlijke zorg voor zijn echtgenote op zich genomen. De echtgenote van belanghebbende is zorgbehoevend en ontvangt daarvoor een persoonsgebonden budget.
Een deel van de inkomsten uit het persoonsgebonden budget heeft belanghebbende opgegeven als winst uit onderneming. In de aangifte heeft belanghebbende een bedrag van negatief € 9.475 als winst uit onderneming opgegeven en een bedrag van € 10.949 als specifieke zorgkosten in aftrek gebracht.
Bij het vaststellen van de definitieve aanslag met dagtekening 26 juli 2010 is de inspecteur afgeweken van de aangifte. De inspecteur stelt zich daarbij op het standpunt dat geen sprake is van ondernemerschap en heeft de post winst uit onderneming gecorrigeerd met € 9.475 tot nihil. Daarnaast zijn inkomsten in verband met de persoonlijke zorg bijgeteld tot een bedrag van € 12.300 en aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Ten slotte is een bedrag van € 9.115 aan specifieke zorgkosten niet in aftrek toegelaten, resulterend in een toegestane aftrek aan specifieke zorgkosten van € 1.834.
Bij de uitspraak op bezwaar met dagtekening 27 november 2012 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
In geschil is of het door belanghebbende verrichten van de onder 2.1 genoemde werkzaamheden is aan te merken als het drijven van één onderneming of twee aparte ondernemingen. Indien sprake is van twee ondernemingen is in geschil of belanghebbende in 2010 voldeed aan het urencriterium als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid van de Wet IB 2001.
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat de werkzaamheden van zijn eenmanszaak vermeld als “activering immobiliseerden” bij de Kamer van Koophandel, zien op het verlenen van zorg in zowel de vorm van administratieve zorg als persoonlijke zorg. De klanten van belanghebbenden zijn allen hulpbehoevend. Het gaat erom “die mensen weer mobiel te maken, te laten participeren”, aldus belanghebbende. De klanten van belanghebbende hebben allemaal een zorgtraject nodig. Hierin verschilt het verzorgen van de boekhouding en de belastingformulieren niet met het verzorgen van zijn echtgenote en vormen deze werkzaamheden één onderneming.
Ter zitting is komen vast te staan dat belanghebbende de administratieve zorg voor meerdere klanten verleent en hij voor deze werkzaamheden ook reclame maakt in de vorm van plaatselijke advertenties en via internet. De persoonlijke zorg verleent hij echter alleen aan zijn echtgenote. Niet is komen vast te staan dat belanghebbende zich naar buiten toe opstelt als iemand die voor derden persoonlijke zorg verricht. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van zorg op het administratieve vlak en de persoonlijke verzorging te verschillend van aard om al deze werkzaamheden tot één onderneming te rekenen. Dat de klanten in de bewoordingen van belanghebbende allen zorgbehoevend zijn doet daar niet aan af. De werkzaamheden dienen daarom afzonderlijk te worden beoordeeld voor de beantwoording van de vraag of de daarmee behaalde voordelen kunnen worden aangemerkt als winst uit onderneming.
Belanghebbende heeft voor twee ondernemingen de administratie verricht en voor 10 tot 15 particulieren de belastingformulieren ingevuld. Voor sommige particulieren heeft belanghebbende de belastingformulieren ingevuld zonder daar een vergoeding tegenover te stellen. Dit was volgens belanghebbende nodig om een klantenkring en naamsbekendheid op te bouwen. Belanghebbende heeft aangegeven dat hij bij het verrichten van deze werkzaamheden in 2010 ongeveer 50 à 60 uur heeft besteed en hiervoor een bedrag van € 897 heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze werkzaamheden gezien het beperkt aantal uren dat belanghebbende aan de werkzaamheden heeft besteed en de relatief geringe opbrengsten daarvan, niet aan te merken als ondernemingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.2 van de Wet IB 2001. De door belanghebbende verrichte werkzaamheden waar geen vergoeding tegenover stond kunnen hierbij niet mede in aanmerking worden genomen, aangezien deze werkzaamheden niet als zakelijke werkzaamheden kunnen worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de inkomsten verkregen uit het verlenen van administratieve zorg dan ook resultaat uit overige werkzaamheden.
Ook de persoonlijke verzorging van de echtgenote kan naar het oordeel van de rechtbank niet beschouwd worden als een onderneming in de zin van artikel 3.2 van de Wet IB 2001. Vaststaat immers dat belanghebbende die zorg alleen ten behoeve van zijn echtgenote verricht. Niet gebleken is dat belanghebbende zich naar buiten toe presenteert als iemand die voor derden tegen betaling persoonlijke zorg verricht. De inkomsten verkregen uit deze werkzaamheden behoren naar het oordeel van de rechtbank ook tot het resultaat uit overige werkzaamheden.
Nu geen sprake is van ondernemerschap wordt niet meer toe gekomen aan een beoordeling of aan het urencriterium is voldaan.
Op grond van al het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van de inspecteur. Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslag juist is. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 27 december 2013 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.A. de Paepe, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.