Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-05-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:3666, AWB-12_73

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-05-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:3666, AWB-12_73

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 mei 2013
Datum publicatie
3 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:3665
Zaaknummer
AWB-12_73
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023]

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer: AWB 12/73

Uitspraakdatum: 17 mei 2013

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda,

de inspecteur.

12/73

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag (aanslagnummer: [aanslagnummer].V.47.0112) vennootschapsbelasting opgelegd met dagtekening 24 december 2010, berekend naar een belastbaar bedrag van

€ 9.270.187.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 november 2011 de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 6 januari 2012, ontvangen bij de rechtbank op 9 januari 2012, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2013 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [A], de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigden], beiden verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Amsterdam en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat tegelijk met deze uitspraak wordt verzonden.

1.7.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en aangekondigd dat op

5 april 2013 schriftelijk uitspraak zal worden gedaan. Bij brief van 27 maart 2013 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat de termijn waarbinnen schriftelijk uitspraak wordt gedaan, met zes weken is verlengd tot 17 mei 2013.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Het [concern] heeft op [datum] 2004 door middel van een persbericht haar voornemen geuit om haar Italiaanse concernvennootschap, [C SpA] (hierna: [C SpA]) van de Italiaanse beurs te halen. Op dat moment is ruim 28% van de aandelen in [C SpA] in handen van het Italiaanse publiek en is de rest (72%) in bezit van de in Zweden gevestigde topholding van het [concern], [B] (hierna: [B]). In dat persbericht staat onder meer vermeld:

[persbericht]

[persbericht].

2.2.

Op [datum] 2004 heeft de Italiaan, [E] de Italiaanse vennootschap [F Srl] opgericht met een aandelenkapitaal van € 10.000. In de algemene aandeelhoudersvergadering (hierna: AvA) van [F Srl] van 3 mei 2004 is onder meer besloten tot wijziging van de naam in [F SpA] (hierna: [F SpA]), verhoging van het aandelenkapitaal met € 110.000 en een “premium” van € 237.192.000 (hierna: agio). Voorts staat in de notulen van de AvA vermeld dat de voor de kapitaalsuitbreiding en agio benodigde financiering van € 237.302.000 ter beschikking is gesteld door belanghebbende. De op dat moment enig aandeelhouder, [E], heeft daarbij te kennen gegeven dat hij niet wenst in te schrijven op de nieuw uit te geven aandelen.

2.3.

Belanghebbende heeft op 30 april 2004 € 237.302.000 geleend van het met haar in de zin van art 10a, vierde lid van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2004) (hierna: Wet Vpb) verbonden lichaam [G AB] (hierna: [G AB]). [G AB] is een onderdeel van [B]. In de overeenkomst van lening is onder meer opgenomen: “The Borrower has requested a bridge loan facility from the lender for the purpose of subscription of new shares in the Italian based company [F SpA]”.

2.4.

De verwerving van de aandelen [C SpA] die in handen waren van het Italiaanse publiek (ruim 28%) heeft als volgt plaatsgevonden. [F SpA] heeft door middel van twee publieke biedingen in 2004 en 2005 aandelen [C SpA] gekocht voor € 135.262.208 respectievelijk

€ 51.455.150, in totaal € 186.717.358. Het restant van de aandelen [C SpA] die in handen waren van het Italiaanse publiek is rechtstreeks door belanghebbende gekocht voor een bedrag van € 50.881.278 (waarvan € 37.596.979 in 2004 en € 13.284.299 in 2005). Belanghebbende heeft daarvoor € 100.000.000 geleend van [G AB]. Voor de verwerving van de publieke aandelen [C SpA] is derhalve in totaal € 237.598.636 betaald.

2.5.

Op 3 mei 2004 heeft [E] zijn aandelen in [F SpA] aan belanghebbende overgedragen voor een bedrag van € 10.000. In 2005 heeft belanghebbende haar aandelen [C SpA] door middel van een kapitaalstorting overgedragen aan [F SpA]. In 2005 heeft [B] vervolgens haar aandelen [C SpA] tegen schuldigerkenning ad € 350.000.000 overgedragen aan [F SpA]. In 2005 is [F SpA] gewijzigd in [H Srl]. In 2007 is [H Srl] gefuseerd met [C SpA].

2.6.

De in 2004 verschuldigd geworden rente ter zake van de door [G AB] aan belanghebbende verstrekte geldlening ad € 237.302.000 bedraagt € 6.503.261. Deze rente is door belanghebbende op de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2004 in aftrek gebracht. De inspecteur heeft deze rente niet in aftrek toegelaten en heeft dienovereenkomstig een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van

€ 9.270.187. De rente met betrekking tot de lening van € 100.000.000 is in aftrek toegestaan en is niet in geschil.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de renteaftrekbeperking van artikel 10a, aanhef, tweede lid, onderdeel b van de Wet Vpb van toepassing is op de rente ter zake van de lening ad € 237.302.000 (hierna: de lening). Meer specifiek is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is sprake van een wijziging in het uiteindelijke belang?

  2. Zo nee, is sprake van een heffing in strijd met doel en strekking van artikel 10a, tweede lid, van de Wet Vpb?

  3. Zo nee, is voldaan aan de zakelijkheidstoets van artikel 10a, aanhef, derde lid, onderdeel a, van de Wet Vpb?

  4. Zo nee, is sprake van compenserende heffing zoals bedoeld in artikel 10a, aanhef, derde lid, onderdeel b, van de Wet Vpb?

  5. Is artikel 10a van de Wet Vpb in strijd met de vrijheid van vestiging?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben verklaard.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de navorderingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing