Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-05-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:4927, AWB-12_1999

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-05-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:4927, AWB-12_1999

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
8 mei 2013
Datum publicatie
22 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:4927
Zaaknummer
AWB-12_1999
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 12/1999

uitspraak van 8 mei 2013

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te Willemstad, Curaçao

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/ Limburg, kantoor buitenland,

de inspecteur.

12/1999

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € [xx.xxx] en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € [xx.xxx].

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 april 2012 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Namens belanghebbende is daartegen bij fax van 4 mei 2012, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2013 te Roermond.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is in dienstbetrekking bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tot 1 maart 2006 woonde hij in Nederland.

2.2.

Bij beschikking van 21 februari 2006 heeft de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland besloten om belanghebbende per 1 maart 2006 uit te zenden naar de Nederlandse Antillen, teneinde, met een tijdelijk dienstverband van drie jaar bij [B] te worden aangesteld in de functie van [functie]. Dit besluit heeft plaatsgevonden op de voet van de bepalingen van het “West-Indisch Detacheringsbesluit 1930”. Bij Landsbesluit van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen van 13 maart 2006 is belanghebbende per 1 maart 2006 voor drie jaar in die functie benoemd. De bezoldiging bedroeg in Antilliaanse guldens [xxx.xxx],- per jaar.

2.3.

Bij beschikking van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland van 9 januari 2009 en bij Landsbesluit van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen van 5 februari 2009 is de uitzendtermijn verlengd met twee jaar.

2.4.

Belanghebbende en zijn echtgenote zijn sinds 1 maart 2006 woonachtig in Willemstad, Curaçao. De woning in Nederland is gedurende het verblijf op Curaçao door belanghebbende verhuurd. Voor de duur van de aanstelling te Curaçao is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan belanghebbende verlof zonder behoud van bezoldiging verstrekt.

2.5.

Naast de bezoldiging voor zijn werkzaamheden als [functie] te Curaçao heeft belanghebbende in 2009 een bedrag van € [x.xxx] ontvangen als loon uit dienstbetrekking bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit loon had betrekking op de pensioenopbouw van belanghebbende bij het ABP in Nederland.

2.6.

Belanghebbende heeft op 16 juli 2010 een brief gestuurd naar de inspecteur waarin hij opgaaf heeft gedaan van zijn inkomsten in de jaren 2007 tot en met 2010. Met betrekking tot het jaar 2009 is hierover opgenomen:

“2009

Belast inkomen in NL (in euro van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)

Bruto inhouding netto

[x.xxx],-- [x.xxx],-- [x.xxx],--

Eigen woning in NL ([adres])

WOZ waarde hypotheek overwaarde

[xxx.xxx],-- [xxx.xxx],-- [xxx.xxx],--“

2.7.

Op 30 november 2010 is belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2009. Op 3 februari 2011 is een herinnering verstuurd, gevolgd door een aanmaning waarin de termijn voor het doen van aangifte werd gesteld op 21 april 2011. Met dagtekening 28 september 2011 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2009 opgelegd. De aanslag is als volgt opgebouwd:

Belastbaar inkomen uit werk en woning:

Loon uit dienstbetrekking Ministerie BinZa: € [x.xxx]

Loon uit Curaçao: € [xx.xxx]

Belastbaar inkomen uit werk en woning: € [xx.xxx]

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen:

WOZ-waarde eigen woning: € [xxx.xxx]

Hypotheekschuld: -/- € [xxx.xxx]

Heffingvrij vermogen: -/- € [xx.xxx]

€ [xxx.xxx]

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (4%): € [xx.xxx]

Voor het loon uit Curaçao is aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.

2.8.

Tevens is aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 984.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is belanghebbende in 2009 binnenlands belastingplichtig?

  2. Is belanghebbende in 2009 premieplichtig voor de volksverzekeringen?

  3. Is de verzuimboete terecht aan belanghebbende opgelegd?

Belanghebbende beantwoordt de bovenstaande vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag. Tevens dient naar de mening van belanghebbende de verzuimboete te vervallen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing