Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-05-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6040, 12/2226

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-05-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6040, 12/2226

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 mei 2013
Datum publicatie
13 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:5946
Zaaknummer
12/2226

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 12/2226

uitspraak van 7 mei 2013

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Venlo,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Op het loon van belanghebbende over de maand januari 2012 is een inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (hierna: bijdrage Zvw) ingehouden.

1.2.

Belanghebbende heeft met dagtekening 25 januari 2012, ontvangen door de inspecteur op 30 januari 2012, bezwaar gemaakt tegen de inhouding van de bijdrage Zvw.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 mei 2012 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 17 mei 2012, ontvangen bij de rechtbank op 21 mei 2012, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.7.

Het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige belastingkamer heeft plaatsgevonden op 14 maart 2013 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.8.

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, bepaald dat de zaak zal worden verwezen naar een meervoudige kamer en de inspecteur verzocht de rechtbank binnen twee weken te informeren over het aantal lopende bezwaren met dezelfde problematiek. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift bij brief van 4 april 2013 aan partijen is gestuurd.

1.9.

Bij brief van 26 maart 2013, ingekomen bij de rechtbank op 28 maart 2013, heeft de inspecteur aan het in 1.8 genoemde verzoek voldaan. Een afschrift van die brief is aan de wederpartij gezonden bij brief van 4 april 2013.

1.10.

Met toestemming van partijen is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De meervoudige kamer heeft het onderzoek op 7 mei 2013 gesloten en aangekondigd dat tevens op 7 mei 2013 schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is in loondienst werkzaam bij [inhoudingsplichtige] (hierna: de inhoudingsplichtige). De inhoudingsplichtige heeft op belanghebbendes loon over de maand januari 2012 een bedrag van € 296,21 aan bijdrage Zvw ingehouden, zijnde 7,1% premie over € 4.172 aan bijdrage-inkomen.

2.2.

Voor de berekening van de bijdrage Zvw is uitgegaan van het voor het jaar 2012 vastgestelde maximum bijdrage-inkomen van € 50.064. Aan de maand januari is 1/12ͤ deel van € 50.064 toegerekend, derhalve € 4.172.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de hoogte van het bijdrage-inkomen. Meer specifiek is in geschil of de ministeriële regeling waarbij het maximumbijdrage-inkomen is vastgesteld op € 50.064 onverbindend is. Tevens is in geschil of de wetgever de onderhavige procedure, in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), dan wel met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: het Eerste Protocol) heeft beïnvloed door middel van invoering van wetgeving met (formele) terugwerkende kracht.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en terugbetaling van de te veel ingehouden bijdrage Zvw ten bedrage van € 80,33 aan de inhoudingsplichtige. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Relevante wetgeving

5 Relevante regelgeving

6 Standpunten van partijen

7 Overwegingen van de rechtbank

5 Proceskosten

6 Beslissing