Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-08-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6350, AWB-12_1285
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-08-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6350, AWB-12_1285
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2013
- Datum publicatie
- 13 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:6350
- Zaaknummer
- AWB-12_1285
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende stelt de uitspraken op bezwaar niet tijdig te hebben ontvangen. De rechtbank overweegt dat de inspecteur mocht volstaan met verzending van de uitspraken op bezwaar naar de gemachtigde van belanghebbende en dat deze niet ook aan haarzelf moesten worden toegezonden. Verder acht de rechtbank, nu aannemelijk is dat de uitspraken op bezwaar ter verzending per post zijn aangeboden, aannemelijk dat de inspecteur de uitspraken op bezwaar tijdig op het juiste toezendadres heeft aangeboden. Belanghebbende is er niet in geslaagd dit vermoeden te ontzenuwen. De omstandigheid dat de uitspraken op bezwaar niet vanuit de PI te Horst, morgelijk door de overplaatsing van de op dat moment gedetineerde gemachtigde, naar de PI te Heerhugowaard zijn doorgezonden, dient voor rekening van belanghebbende te blijven.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 12/1285,
uitspraak van 30 augustus 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] (België),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De in één geschrift vervatte uitspraken van de inspecteur van 26 november 2011 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan haar over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [nummer].F.01.9502) en de bij gelijktijdige beschikkingen opgelegde boete van € 75.849 en in rekening gebrachte heffingsrente van € 5.625.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2013 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A] en [B] en namens de inspecteur, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
2 Gronden
Tussen partijen is (onder meer) in geschil of belanghebbendes beroep ontvankelijk is.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Awb). Deze termijn vangt, voor zover te dezen van belang, aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 22j van de AWR). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid van de Awb). Bij verzending per post is een bezwaarschrift nog tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het bovendien niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, tweede lid van de Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
De toezending van de stukken van het geding geschied in ieder geval aan de gemachtigde van belanghebbende (artikel 6:17 van de Awb). Tijdens de parlementaire behandeling (Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, p. 154) van artikel 7:12, tweede lid van de Awb is daarover nog het volgende opgemerkt:
“Er zij nog op gewezen dat, indien de belanghebbende zich tijdens de procedure heeft laten vertegenwoordigen, op grond van artikel 6:17 alle stukken die op de zaak betrekking hebben, in ieder geval aan de gemachtigde moeten worden toegezonden. De bekendmaking dient derhalve in dat geval door tussenkomst van de gemachtigde te geschieden.”
Belanghebbende stelt dat zij de uitspraken op bezwaar niet tijdig heeft ontvangen en dat zij, zodra zij daarmee bekend is geworden, beroep heeft aangetekend bij de rechtbank. Zij wijst er op dat de uitspraken op bezwaar zijn toegezonden naar de penitentiaire inrichting (hierna: PI) te Horst, terwijl haar gemachtigde op 18 november 2011 was overgeplaatst naar de PI te Heerhugowaard. Belanghebbende stelt verder dat de uitspraken op bezwaar naar haarzelf hadden moeten worden toegestuurd.
De inspecteur voert aan dat hij de uitspraken op bezwaar heeft toegezonden naar het door belanghebbende in het bezwaarschrift zelf gekozen toezendadres, te weten de PI te Horst. Hij wijst er op dat de uitspraken op bezwaar niet onbestelbaar retour zijn ontvangen. Verder heeft hij een aantal gegevens uit de databases van de belastingdienst en een op ambtseed afgelegde verklaring ingebracht om aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar op 23 november 2011 aan Post.nl zijn aangeboden en verstuurd naar het opgegeven postadres van de PI te Horst.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht de inspecteur in het onderhavige geval de uitspraken op bezwaar, op grond van het overwogene in 2.2, alleen aan de gemachtigde van belanghebbende toesturen. Gelet op het overwogene in 2.4 en de omstandigheid dat deze gemachtigde zelf een toezendadres heeft opgegeven, heeft de inspecteur de uitspraken op bezwaar, welke zijn gedagtekend 26 november 2011, terecht naar de PI te Horst gestuurd.
De rechtbank overweegt verder dat het in beginsel aan de inspecteur is om aannemelijk te maken dat de uitspraken op bezwaar op het adres van belanghebbende zijn ontvangen of aangeboden dan wel dat de uitspraken op bezwaar belanghebbende anderszins hebben bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de uitspraken op bezwaar op dat adres. Dit brengt mee dat de inspecteur in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres. Het ligt vervolgens op de weg van belanghebbende om voormeld vermoeden tot ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat belanghebbende aannemelijk maakt dat de uitspraken op bezwaar niet op zijn adres zijn ontvangen of aangeboden; voldoende is dat op grond van hetgeen belanghebbende aanvoert ontvangst of aanbieding redelijkerwijs moet worden betwijfeld (vergelijk: Hoge Raad 25 oktober 2002, nr. 36 898, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECL:NL:HR:2002AE9354). Het staat de rechter vrij om zodanige twijfel gerechtvaardigd te achten op grond van een naar zijn oordeel geloofwaardige ontkenning door belanghebbende dat de uitspraken op bezwaar op zijn adres zijn ontvangen of aangeboden. Slaagt belanghebbende erin eerdergenoemd vermoeden te ontzenuwen, dan zal de ontvangst of aanbieding van de uitspraken op bezwaar slechts aannemelijk geoordeeld kunnen worden indien de inspecteur daarvan nader bewijs levert (vergelijk: Hoge Raad 15 december 2006, nr. 41 882, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2006:AZ4416).
De inspecteur heeft een op ambtseed afgelegde verklaring (met bijlagen) ingebracht van [ambtenaar], een heffingsambtenaar die de heffingsystemen en het systeem Beheer van Relaties (hierna: BVR) heeft geraadpleegd. In deze verklaring is onder meer het volgende opgenomen:
“ 4. Betrokkene
Naam: [belanghebbende]
(…)
Adres en woonplaats: [adres] Horst
(…)
5. Onderzoek
Ik heb in een schermprint Centrale Adressering en verzending ten aanzien van betrokkene [de rechtbank: belanghebbende] waargenomen dat het document Uitspraak op bezwaar Omzetbelasting Geen Teruggaaf met dagtekening 26 november 2011, 18 november 2011 foutloos is verwerkt om te worden geprint en geënveloppeerd door de Belastingdienst Centrale Infrastructuur en Exploitatie (…).
Ik heb in ZPO5 ten aanzien van betrokkene, inzake het document Uitspraak op bezwaarschrift Omzetbelasting Geen Teruggaaf waargenomen dat dit document is opgenomen in een partij documenten, genaamd LJN CO3093 CAV 3 OB Verm/Nav. Var 3 en zowel C04093 CAV 4 Verm/Terugg. OB Var. met generatienummer g6849 (…)
Ik heb in de dispositielijst vanuit het ZPO5 waargenomen dat de partij documenten met generatienummer g6849 op 23 november 2011 is aangeboden aan Post.NL (…)
Met postbedrijf Post.NL heeft de Belastingdienst/CA contractueel vastgelegd dat parijen documenten van het soort als generatienummer g6849 worden bezorgd binnen 48 uren na aanbieding.”
Gezien de in 2.7 weergegeven verklaring, is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de uitspraken op bezwaar tijdig zijn aangeboden op het juiste adres. Volgens de verklaring is immers vast te stellen dat de uitspraken op bezwaar zonder problemen het print- en verzendingsproces bij de belastingdienst hebben doorlopen en dus ter verzending per post zijn aangeboden, door het postbedrijf zijn ontvangen en daarmee naar het juiste adres te Horst (zie ook het overwogene in 2.5) zijn verzonden. Bovendien zijn de verzonden uitspraken op bezwaar niet terugontvangen.
De rechtbank is mede gezien het in 2.8 overwogene van oordeel dat belanghebbende het vermoeden dat de uitspraken op bezwaar niet tussen 23 november 2011 (de aanbieding ter post van de uitspraken op bezwaar) en 26 november 2011 (de dag van dagtekening van de uitspraken op bezwaar) door PostNL op het juiste adres te Horst zijn aangeboden niet heeft ontzenuwd. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de uitspraken op bezwaar niet vanuit de PI te Horst, mogelijk door de overplaatsing van de gemachtigde, naar belanghebbende zijn doorgezonden voor rekening van belanghebbende dient te blijven. Zij heeft immers door toedoen van haar gemachtigde zelf gekozen voor dat toezendadres.
Belanghebbende stelt tot slot dat de inspecteur wist dat haar gemachtigde sinds 18 november 2011 niet meer in de PI te Horst zat. De rechtbank verwerpt deze stelling. De inspecteur mag niet op basis van een ontmoetingsplaats met de gemachtigde van belanghebbende eigenhandig overgaan tot wijziging van het verplicht toezendadres van belanghebbende. Dit kan alleen geschieden op uitdrukkelijk verzoek van belanghebbende zelf. En dat is pas gedaan bij brief van 18 maart 2012.
Gelet op al het vorenstaande is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 30 augustus 2013 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.