Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6445, AWB-11_1874
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6445, AWB-11_1874
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 juli 2013
- Datum publicatie
- 5 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:6445
- Zaaknummer
- AWB-11_1874
Inhoudsindicatie
KB Lux
- De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbenden (twee echtgenoten), gerechtigd waren tot een bankrekening in Luxemburg (KB Lux). Dat belanghebbenden reeds voorafgaand aan de datum waarop het proces-verbaal van identificatie is opgemaakt, zijn bevraagd over de op de microfiches genoemde bankrekeningen bij de KB Lux maakt niet dat sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Tevens is geen sprake van schending van het fair play beginsel.
- De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen voldoende voortvarend heeft gehandeld.
- Nu belanghebbenden geen inlichtingen hebben verstrekt over de bankrekening, is voor ieder nagevorderd jaar sprake van omkering van de bewijslast. Belanghebbenden hebben niet doen blijken dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. De schatting van de inspecteur ná eliminatie van de factor 1,5 acht de rechtbank redelijk.
- De inspecteur heeft voor ieder jaar opzet aannemelijk gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding de boetes in verband met overschrijding van de redelijke termijn met meer dan 20% te verminderen. Deze vermindering heeft de inspecteur reeds in de bezwaarfase toegekend.
- De beschikkingen heffingsrente worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de navorderingsaanslagen.
- De rechtbank is met de inspecteur van oordeel dat de navorderingsaanslagen IB/PVV 1991, 1992 en 1993, de navorderingsaanslagen VB 1992, 1993, 1994, de boeten en beschikkingen heffingsrente ten name van de heer en de navorderingsaanslag VB 2000, boete en beschikking heffingsrente ten name van mevrouw moeten worden vernietigd, omdat de andere echtgenoot in die jaren het hoogst persoonlijk inkomen had.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 11/1862 tot en met AWB 11/1881
uitspraak van 25 juli 2013
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen
I [X], wonende te [woonplaats],
II [Y], wonende te [woonplaats],
belanghebbenden
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbenden de volgende (navorderings-)aanslagen en bij gelijktijdige beschikkingen verhogingen en boeten (hierna: de boeten) van 100% vanwege opzet opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht:
[X] |
BSN:[nummer 1] |
|||||||
Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vóór 2001 |
fl |
fl |
fl |
|||||
Procedurenummer |
jaar |
dagtekening |
aanslagnummer |
belasting |
boete |
rente |
||
AWB 11/1874 |
1991 |
31 mei 2003 |
H.18 |
22.672 |
22.672 |
8.859 |
||
AWB 11/1875 |
1992 |
31 mei 2003 |
H.28 |
22.584 |
22.584 |
7.482 |
||
AWB 11/1876 |
1993 |
31 mei 2003 |
H.38 |
22.537 |
22.537 |
6.279 |
||
AWB 11/1877 |
1999 |
19 juni 2003 |
H.97 |
23.103 |
23.103 |
2.952 |
||
Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 |
€ |
€ |
€ |
€ |
€ |
|||
Procedurenummer |
jaar |
dagtekening |
aanslagnummer |
vastgesteld inkomen uit werk en woning |
vastgesteld inkomen uit sparen en beleggen |
belasting |
boete |
rente |
AWB 11/1878 |
2001 |
31 december 2004 |
H.16 |
11.406 |
15.386 |
3.869 |
4.750 |
451 |
Navorderingsaanslagen vermogensbelasting |
fl |
fl |
fl |
|||||
Procedurenummer |
jaar |
dagtekening |
aanslagnummer |
belasting |
boete |
rente |
||
AWB 11/1879 |
1992 |
31 mei 2003 |
K.28 |
4.928 |
4.928 |
1.921 |
||
AWB 11/1880 |
1993 |
31 mei 2003 |
K.38 |
4.721 |
4.721 |
1.559 |
||
AWB 11/1881 |
1994 |
31 mei 2003 |
K.48 |
4.931 |
4.931 |
1.381 |
||
[Y] |
BSN:[nummer 2] |
|||||||
Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vóór 2001 |
fl |
fl |
fl |
|||||
Procedurenummer |
jaar |
dagtekening |
aanslagnummer |
belasting |
boete |
rente |
||
AWB 11/1862 |
1994 |
31 mei 2003 |
H.48 |
15.674 |
15.674 |
3.707 |
||
AWB 11/1863 |
1995 |
31 mei 2003 |
H.58 |
18.586 |
18.586 |
3.897 |
||
AWB 11/1864 |
1996 |
31 mei 2003 |
H.68 |
19.091 |
19.091 |
3.882 |
||
AWB 11/1865 |
1997 |
19 juni 2003 |
H.77 |
12.945 |
12.945 |
2.463 |
||
AWB 11/1866 |
1998 |
7 juni 2003 |
H.78 |
10.928 |
10.928 |
1.713 |
||
Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 |
fl |
fl |
fl |
|||||
Procedurenummer |
jaar |
dagtekening |
aanslagnummer |
belasting |
boete |
rente |
||
AWB 11/1867 |
2000 |
31 oktober 2003 |
H.06 |
8.246 |
8.246 |
864 |
||
Navorderingsaanslagen vermogensbelasting |
fl |
fl |
fl |
|||||
Procedurenummer |
jaar |
dagtekening |
aanslagnummer |
belasting |
boete |
rente |
||
AWB 11/1868 |
1995 |
31 mei 2003 |
K.58 |
4.688 |
4.688 |
1.105 |
||
AWB 11/1869 |
1996 |
31 mei 2003 |
K.68 |
4.695 |
4.695 |
980 |
||
AWB 11/1870 |
1997 |
31 mei 2003 |
K.78 |
5.216 |
5.216 |
981 |
||
AWB 11/1871 |
1998 |
12 juni 2003 |
K.87 |
5.803 |
5.460 |
912 |
||
AWB 11/1872 |
1999 |
12 juni 2003 |
K.97 |
6.986 |
6.006 |
888 |
||
AWB 11/1873 |
2000 |
12 juni 2003 |
K.07 |
5.719 |
4.885 |
520 |
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 3 maart 2011 de (navorderings)aanslagen gehandhaafd. De boeten heeft de inspecteur wegens overschrijding van de redelijke termijn met 20% verminderd.
Belanghebbenden hebben daartegen bij brief van 28 maart 2011, ontvangen bij de rechtbank op 28 maart 2011, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van elk van de belanghebbenden een griffierecht geheven van € 41.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbenden hebben, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het (eerste) onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2013 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbenden, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Breda, en namens de inspecteur, [gemachtigden]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is toegezonden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en aangekondigd dat binnen zes weken ná 26 februari 2013 schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.
Bij brief van 25 maart 2013 heeft de rechtbank partijen bericht dat het onderzoek is heropend, omdat de heer mr. drs. J.W.J. Huige buiten staat is deel te nemen aan de beslissing en wordt vervangen door de heer mr. D. Hund. De rechtbank heeft partijen verzocht aan te geven of zij in dit kader een nadere zitting wensten.
Omdat belanghebbenden een nadere zitting wensten, heeft een nader onderzoek ter zitting plaatsgevonden op 2 mei 2013 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbenden, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Breda, en namens de inspecteur, [gemachtigden]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en aangekondigd dat op 25 juli 2013 schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
[X] is geboren op [datum] 1948 en is gehuwd met [Y], geboren op [datum]1944. De volledige naam van [X] is [X]. In 1991 en volgende jaren zijn belanghebbenden beschreven voor de IB/PVV en vermogensbelasting (hierna: VB). Belanghebbenden hebben ook aangifte gedaan. In de aangiften zijn geen inkomens- of vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een rekening bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg.
De Belgische Bijzondere Belastinginspectie (hierna: BBI) heeft bij brief van 27 oktober 2000 aan het Ministerie van Financiën fotokopieën van microfiches verstrekt (hierna: de microfiches). Deze brief vermeldt dat de microfiches gegevens bevatten in verband met rekeningen van inwoners van Nederland bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: KB Lux). De microfiches vermelden saldi op rekeningen bij deze bank per 31 januari 1994. Naar aanleiding van de bij deze brief verstrekte gegevens hebben de FIOD-ECD en de Belastingdienst een onderzoek ingesteld, het zogenoemde Rekeningenproject. De ontwikkelingen binnen dit project zijn intern door middel van het Draaiboek Rekeningenproject en nieuwsbrieven verspreid.
Op de van de BBI ontvangen fotokopie van een microfiche staan onder andere de volgende gegevens vermeld:
"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994
(...)
53-[rekeningnummer]-97-0000 00 0040 TER LDO [X - Y] 91.028,24
52-[rekeningnummer]-70-0000 00 0040 VUE [X - Y] 280,67.”
In een proces-verbaal van ambtshandeling van [ambtenaar], ambtenaar van de Belastingdienst/FIOD-ECD, gedagtekend 24 februari 2003, opgemaakt in het kader van het Rekeningenproject, is onder meer opgenomen:
"Betreft: Onderzoek naar de identiteit van de rekeninghouder van de rekening bij de Kredietbank Luxembourg t.n.v.
[X - Y]
Ik (…) verklaar het volgende.
Door mij is een onderzoek ingesteld naar de identiteit van Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg (hierna KB Lux).
Op verzoek van de FIOD Opsporingsinformatie Haarlem zijn door B/KIR (Belastingdienst, Kenniscentrum Identificatie Renseigneringsstromen) de gegevens van Nederlandse rekeninghouders op de afdrukken van de microfiches van de KB Lux verwerkt in een bestand (hierna genoemd: cliëntenbestand KB Lux).
De rekeninghouders staan hier op verschillende manieren vermeld:
a. a) Voornaam (doop c.q. geboortenaam) met achternaam
b) Voornamen (doop c.q. geboortenamen) met achternaam
c) Voorletter met achternaam
Elk van deze mogelijkheden kan gevolgd worden door
1) Een liggend streepje en een tweede achternaam
2) Het Franse woord “ou” (of) gevolgd door voornaam (doop c.q. geboortenaam) met achternaam
3) Het Franse woord “ou” (of) gevolgd door voorletter met achternaam
Elk van deze mogelijkheden kan weer gevolgd worden door
I. Het Franse woord “ou” (of) gevolgd door voornaam (doop c.q. geboortenaam) met achternaam
II. Het Franse woord “ou” (of) gevolgd door voorletter met achternaam
In geval van mogelijkheid 2 of 3 worden de rekeninghouders veelal aangeduid met hun aanspreektitel
M (= Monsieur)
Mme (= Madamme)
Melle (= Mademoiselle)
Het cliëntenbestand KB Lux is door B/KIR gematcht met het BVR-bestand (Beheer van Relaties), een bestand van de Belastingdienst, waarin alle natuurlijke- en rechtspersonen zijn opgenomen die in Nederland wonen of zijn gevestigd. Tevens zijn in het BVR-bestand opgenomen alle natuurlijke- en rechtspersonen die in het buitenland wonen of zijn gevestigd en in Nederland belastingplichtig zijn. Het BVR-bestand wordt voor wat betreft de natuurlijke personen gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. In het BVR-bestand blijven historische gegevens bewaard. Opgemerkt wordt dat in het BVR-bestand de natuurlijke personen zijn opgenomen met voorletters en niet met voornamen.
Indien een rekening meer dan één rekeninghouder heeft, is er uit het BVR-bestand door B/KIR de volgende selectie gemaakt waarbij de voorwaarde is gesteld dat de (eerste) voorletter zoals die in het BVR-bestand staat vermeld bij ten minste één van de achternamen overeenkomt met de eerste letter van de voor c.q. doopnaam (letter) zoals die op de microfiches staat vermeld.
a. a) alle combinaties van beide achternamen waarbij in BVR de relatie gehuwd (met) staat vermeld.
b) alle combinaties van beide achternamen die in BVR op hetzelfde adres wonen (hebben gewoond)
c) alle combinaties van beide achternamen die in BVR onder hetzelfde dossiernummer staan (stonden) vermeld.
Tot slot zijn de gevonden sofinummers gekoppeld aan het bestand van het Centrale rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB), in welk bestand de sofinummers, de voornaam en de geslachtsnaam van alle natuurlijke personen met een rijbewijs of een bromfietscertificaat zijn opgenomen en welk bestand is verkregen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna genoemd: RDW-bestand).
(…)
Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:
1. Op de afdruk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer voor de naam:
[X - Y].
2. Uit eerder onderzoek naar rekeninghouders van de KB Lux is komen vast te staan dat indien deze notatiewijze wordt gehanteerd er volgens de systematiek van de KB Lux sprake is van gehuwden, in casu: [X], gehuwd met [Y].
3. Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komt één hit voor, waarbij [X] de partner is van [Y]. Dit is [X], geboren op [datum]-1948, met sofinummer [nummer 1], gehuwd met [Y], geboren op [datum]-1944, met sofinummer [nummer 2].
4. Uit de match van het BVR-bestand met het RDW-bestand zie ik dat de eerste voornaam van [X] is: [voornaam X].
4. Verder zie ik in het BVR-bestand dat de huwelijkse staat is ingegaan per [datum] 1972.
Conclusie:
Uit de match van de rekeninghouders, zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienste staande landelijke bestanden, komt slechts de combinatie [X], gehuwd met [Y]als rekeninghouder in aanmerking, zoals die onder voornoemd punt 3 staat vermeld."
Bij brief van 12 maart 2002 heeft de inspecteur [X] (hierna: [X]) een "Verklaring Buitenlandse Bankrekeningen" toegezonden. In de brief heeft de inspecteur erop gewezen dat [X] op grond van artikel 47, lid 1, onderdeel a, van de AWR verplicht is de in deze verklaring gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. De inspecteur heeft op 4 april 2002, 23 augustus 2002 en
18 november 2002 belanghebbenden gerappelleerd de gevraagde informatie te verstrekken. De gemachtigde heeft op 14 juni 2002 aan de inspecteur stukken toegezonden van een bankrekening in België. Bij brieven van 15 september 2002 en 21 november 2002 heeft de gemachtigde telkens aangegeven, dat er geen andere informatie is over een buitenlandse bankrekening.
Bij brief van 13 december 2002 heeft de inspecteur de gemachtigde van belanghebbenden zijn voornemen meegedeeld aan belanghebbenden navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en VB 1991 inclusief boeten op te leggen wegen buitenlandse tegoeden. Bij deze brief heeft de inspecteur een overzicht meegestuurd van de over latere jaren nog op te leggen aanslagen en boeten.
Bij brief van 24 maart 2003 heeft de inspecteur [X] medegedeeld dat het proces-verbaal van identificatie van de FIOD is ontvangen waaruit volgt dat hij rekeninghouder was van in het buitenland aangehouden bankrekeningen. De inspecteur heeft [X] uitgenodigd voor een gesprek, waarin hij in de gelegenheid is gesteld om gegevens en inlichtingen te verstrekken over deze bankrekeningen. Tevens heeft de inspecteur erop gewezen dat [X] op grond van artikel 47, lid 1, onderdeel a, van de AWR verplicht is de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken en dat, indien hij niet of niet volledig aan deze verplichting voldoet, omkering van de bewijslast van toepassing is. Bij brief van 26 maart 2003 heeft de gemachtigde verzocht om inzage in de brondocumenten. Op 4 april 2003 heeft een gesprek tussen de gemachtigde en de inspecteur plaatsgevonden, waarbij inzage is gegeven in het microfiche en het proces-verbaal van identificatie. Bij brief van 13 mei 2003 heeft de gemachtigde zich op het standpunt gesteld dat de getoonde gegevens niet zien op zijn cliënt en dat alle informatie over buitenlandse bankrekeningen reeds zijn verstrekt.
Bij brief van 14 mei 2003 heeft de inspecteur de gemachtigde van belanghebbenden zijn voornemen meegedeeld aan belanghebbenden de onderhavige navorderingsaanslagen en boeten op te leggen. In deze brief heeft de inspecteur onder meer het volgende geschreven:
"In deze brief stel ik u in kennis van mijn voornemen uw cliënt [X] (en [Y]), [adres] te [woonplaats] navorderingsaanslagen op te leggen voor de inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen 1991 t/m 2000 en vermogensbelasting 1992 t/m 2000, alle met een bestuurlijke boete.
(...)
Ik beschik over de volgende gegevens waaruit blijkt dat uw cliënt tenminste één bankrekening aanhoudt of heeft aangehouden in het buitenland.
Rekening op naam van: [X - Y]
Rekeningnummer: [rekeningnummer]
Bank: Kredietbank Luxemburg
Saldo per 31-01-1994: Fl. 90.308,91 positief
De FIOD heeft deze gegevens over de rekeninghouder vergeleken met onder andere gegevens van de Belastingdienst welke gebaseerd zijn op het bevolkingsregister. Uit die analyse komt uw cliënt naar voren als rekeninghouder.
(…)
Redelijke schatting verschuldigde belasting
(…)
Voor uw cliënt leidt dit nu tot de volgende consequenties:
middel en jaar correcties belasting
inkomstenbelasting 1991 ƒ 41.052 ƒ 22.672
inkomstenbelasting 1992 ƒ 40.832 ƒ 22.584
inkomstenbelasting 1993 ƒ 40.480 ƒ 22.357
inkomstenbelasting 1994 ƒ 29.348 ƒ 15.674
inkomstenbelasting 1995 ƒ 30.976 ƒ 18.586
inkomstenbelasting 1996 ƒ 35.948 ƒ 19.091
inkomstenbelasting 1997 ƒ 38.500 ƒ 21.625
inkomstenbelasting 1998 ƒ 36.212 ƒ 18.106
inkomstenbelasting 1999 ƒ 53.284 ƒ 24.187
inkomstenbelasting 2000 ƒ 49.236 ƒ 22.129
vermogensbelasting 1992 ƒ 639.600 ƒ 4.928
vermogensbelasting 1993 ƒ 640.380 ƒ 4.721
vermogensbelasting 1994 ƒ 694.980 ƒ 4.931
vermogensbelasting 1995 ƒ 687.960 ƒ 4.688
vermogensbelasting 1996 ƒ 715.260 ƒ 4.695
vermogensbelasting 1997 ƒ 808.080 ƒ 5.216
vermogensbelasting 1998 ƒ 966.420 ƒ 5.460
vermogensbelasting 1999 ƒ1.073.280 ƒ 6.006
vermogensbelasting 2000 ƒ 950.040 ƒ 4.892
In de berekende correcties is al rekening gehouden met vrijstellingen en heffingsvrije bedragen. De gevolgen voor de heffingsrente kunt u terugvinden in het meegezonden overzicht.
Motivering boete
Hierbij wil ik u op de hoogte brengen van mijn voornemen om deze belastingaanslagen te verhogen met een boete van 100%. Deze mededeling kunt u beschouwen als een kennisgeving als bedoeld in artikel 67k van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (...).
Ik heb u reeds kenbaar gemaakt dat de Belastingdienst de beschikking heeft over informatie waaruit blijkt dat u tegoeden aanhoudt of heeft aangehouden bij een buitenlandse bank. Deze tegoeden en de inkomsten daaruit zijn niet in de belastingaangiften aangegeven terwijl het van algemene bekendheid is dat dat verplicht is.
De vragen in het aangiftebiljet of er sprake is van buitenlandse tegoeden zijn altijd door uw cliënt ontkennend beantwoord. Bij herhaling zijn over de buitenlandse tegoed(en) op grond van artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de AWR aan uw cliënt vragen gesteld waarop geen dan wel onjuist of onvolledig antwoord is gegeven.
Op grond van deze feiten en omstandigheden ben ik van mening dat er sprake is van het bewust, of ook wel met opzet dan wel voorwaardelijk opzet, nalaten om deze tegoeden en inkomsten op te geven met het oogmerk belasting te ontduiken.
(…)
Ten aanzien van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premieheffing tot en met 1997 en vermogensbelasting tot en met 1998:
De boeten voor deze jaren zijn gebaseerd op artikel 18, eerste lid AWR. Op grond van artikel 18, tweede lid AWR juncto paragraaf 15 van de Leidraad administratieve boeten 1984 en hoofdstuk IV van het Voorschrift administratieve boeten 1993 zal geen kwijtschelding verleend worden.
Ten aanzien van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premieheffing vanaf 1998 en vermogensbelasting vanaf 1999:
(…) Het betreft vergrijpboeten ingevolge artikel 67e AWR juncto hoofdstuk IV en VI van het Boete besluit. (…)"
De inspecteur heeft vervolgens de onderhavige navorderingsaanslagen en de aanslag IB/PVV 2000 overeenkomstig de aankondiging opgelegd. Tevens heeft de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2001 inkomen uit de bankrekening bij de KB Lux in aanmerking genomen en een boete opgelegd.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur de (navorderings)aanslagen, boeten en heffingsrente terecht en tot de juiste bedragen heeft vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
1. Zijn belanghebbenden de personen die op de microfiches als houder van de Luxemburgse rekening zijn vermeld en is de door de inspecteur gevolgde identificatiemethode betrouwbaar?
2. Is het fair play beginsel geschonden?
3. Is de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend te werk gegaan?
4. Dient voor ieder van de in geschil zijnde (navorderings)aanslagen de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard?
5. Zijn de (navorderings)aanslagen gebaseerd op redelijke schattingen?
6. Zijn de boeten terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
7. Zijn de beschikkingen heffingsrente juist vastgesteld?
Belanghebbende beantwoordt de tweede vraag bevestigend en de andere vragen ontkennend. De inspecteur beantwoordt deze vragen in tegengestelde zin.
Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zittingen.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen, boeten en beschikkingen heffingsrente, vermindering van de aanslag IB/PVV over 2001 tot een overeenkomstig de ingediende aangifte en vernietiging van de boete en de beschikking heffingsrente over 2001.
De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV, boeten en beschikkingen heffingsrente over de jaren 1991, 1992 en 1993 en vernietiging van de navorderingsaanslagen VB, boeten en beschikkingen heffingsrente over de jaren 1992, 1993, 1994 en 2000. Voor de overige jaren concludeert de inspecteur tot vermindering van de (navorderings)aanslagen IB/PVV en vermindering van de boeten en beschikkingen heffingsrente.