Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-09-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6508, AWB-12_7027
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-09-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6508, AWB-12_7027
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 5 september 2013
- Datum publicatie
- 3 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:6507
- Zaaknummer
- AWB-12_7027
- Relevante informatie
- Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Accijns
De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende wist dat er sigaretten in zijn magazijn waren opgeslagen.
Geen sprake van voorhanden hebben of het betrokken zijn daarbij. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag accijns.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 12/7027
uitspraak van 5 september 2013
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Roosendaal,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 29 juni 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer]) accijns opgelegd, tot een bedrag groot € 980.576,78.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2012 de naheffingsaanslag verminderd met de daarin begrepen omzetbelasting tot een bedrag groot € 789.330,89.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 11 december 2012, ontvangen bij de rechtbank op 12 december 2012, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 156.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2013 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Echt, en namens de inspecteur, [verweerder 1][verweerder 1].
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een mondelinge uitspraak aangekondigd.
Bij brief van 7 mei 2013 heeft de rechtbank partijen ingelicht dat schriftelijk uitspraak zou worden gedaan op 13 juni 2013. Daarna heeft de rechtbank partijen bij brieven van 12 juni 2013 en 24 juli 2013 bericht dat de uitspraaktermijn is verlengd, uiteindelijk tot 5 september 2013.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift met deze uitspraak is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende exploiteert sinds [datum]2007 als eigenaar een eenmansbedrijf in de vervoersbranche, bekend onder de naam [vervoersbedrijf].
Belanghebbende huurt in dat kader vanaf februari 2009 loodsruimte aan de [adres] te [plaats] voor € 600 per maand. Op 1 maart 2010 heeft belanghebbende een huurovereenkomst gesloten met [A BVBA](“[A BVBA]”) voor de (onder)verhuur van een deel van deze loodsruimte aan deze vennootschap voor € 200 per maand. De overeenkomst behelst daarnaast een tarief van € 1,50 voor het lossen en € 1,50 voor het laden van een pallet en € 2,00 voor de opslag per pallet per week. Belanghebbende werd voor deze activiteiten doorgaans contant betaald en ontving in verband hiermee ongeveer € 50 per week.
Naar aanleiding van berichten van de Belgische en Engelse autoriteiten heeft de FIOD op 29 februari 2012 de loodsruimte aan de [adres] te [plaats] doorzocht en daar 5.060.000 niet-veraccijnsde sigaretten aangetroffen (4.500.000 stuks op vijftien zwarte gesealde pallets en 560.000 stuks op drie blauw gesealde pallets).
Belanghebbende en zijn vriendin, [vriendin] (hierna: [vriendin]), waren ten tijde van de doorzoeking bij de loods aanwezig. De FIOD heeft beiden aangehouden als verdachten van vermoedelijke betrokkenheid bij het opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten en de sigaretten in beslag genomen. [vriendin] is de daaropvolgende dag in vrijheid gesteld en wordt niet langer als verdachte aangemerkt. Belanghebbende is in verzekering gesteld, verhoord, en op 2 maart 2012 in vrijheid gesteld.
De FIOD heeft van het onderzoek en de verhoren een proces-verbaal opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
´4 illegale spullen
[belanghebbende] verklaarde op de vraag of hij niet wist dat er sigaretten in zijn loods lagen, als volgt:
“Ja, ik heb de laatste keer vanaf het moment dat hij € 3.750 bood voor de opslag en twee keer € 500 zou betalen voor de opslag, en nog eens € 500 van november 2001, het sterke
vermoeden gehad dat er illegale spullen in mijn loods kwamen. De bedragen die ik ontving waren véél te hoog, dat kon niet kloppen, dat moesten wel illegale spullen zijn. Dat het sigaretten waren wist ik pas afgelopen woensdag. Het had ook elektronica of computers waarbij ze zoveel geld voor de opslag over hebben, dat het geen zuivere koffie kan zijn. Dan kon het alleen maar om illegaal spul gaan. Toen ik [A] bij de carpoolplek niet aantrof toen werd mijn vermoeden steeds sterker en vroeg ik mij af of ik hier niet genaaid werd. (…)”’
De inspecteur heeft naar aanleiding van het FIOD-onderzoek en -rapport de naheffingsaanslag opgelegd. Daarin was begrepen een bedrag aan accijns van € 789.330,89 en een bedrag aan omzetbelasting van € 191.245,89.
Bij de uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd met voornoemd bedrag aan omzetbelasting. Het accijnsgedeelte is gehandhaafd.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot op de juiste hoogte is opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt de vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.