Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-10-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:7857, AWB-13_3653
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-10-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:7857, AWB-13_3653
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2013
- Datum publicatie
- 19 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:7857
- Zaaknummer
- AWB-13_3653
Inhoudsindicatie
De aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting blijft in stand, aangezien de rechtbank aannemelijk acht dat het motorrijtuig op de door de heffingsambtenaar overgelegde foto het motorrijtuig van belanghebbende is. Het motorrijtuig is niet ver van de woonplaats van belanghebbende gefotografeerd en belanghebbende maakt, ondanks haar aangifte bij de politie, niet aannemelijk dat op de foto een ander motorrijtuig met valse kentekenplaten te zien is.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/3653
uitspraak van 25 oktober 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 17 mei 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de daarbij bij beschikking vastgestelde verzuimboete (aanslagnummer [aanslagnummer].Y.2.90001).
Zitting
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Volgens het kentekenregister was in de periode van 12 januari 2012 tot en met 25 november 2012 op naam van belanghebbende het kenteken van een personenauto van het merk Fiat, type Punto, met kenteken [kenteken] (hierna: de personenauto) gesteld. In de periode van 18 juni 2012 tot en met 11 november 2012 was het kenteken geschorst in de zin van hoofdstuk IV, paragraaf 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De datum van het kentekenbewijs deel I is 18 juni 2006.
Op 11 november 2012 om 00.04 uur is gebruik van de weg geconstateerd op de A2, rechts ter hoogte van hectometerpaal 176.4 (ter hoogte van Valkenswaard/Eindhoven) van een motorrijtuig met genoemd kenteken. Omdat genoemd kenteken op dat moment was geschorst, is aan belanghebbende op 18 maart 2013 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over de periode van 18 juni 2012 tot en met 17 november 2012. Tevens is een boete opgelegd van 100%. De naheffingsaanslag bedraagt, evenals de boete, € 480.
In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur de naheffingsaanslag en de boete terecht en tot juiste bedragen heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur bevestigend.
Belanghebbende stelt dat niet haar personenauto op 11 november 2012 op de A2 is aangetroffen, omdat die auto op dat moment bij haar ouders op de oprit was gestald en zij de enige persoon was die over de autosleutels beschikte. Belanghebbende heeft op 28 mei 2013 bij de politie aangifte gedaan van kentekenvervalsing. Het proces-verbaal van de aangifte is door belanghebbende overgelegd. Belanghebbende stelt dat de inspecteur met de door hem overgelegde foto onvoldoende bewijst dat het motorrijtuig dat op 11 november 2012 op de A2 is aangetroffen de onderhavige personenauto is, omdat op de foto enkel het kenteken en de koplampen van het motorrijtuig zichtbaar zijn. De inspecteur houdt vast aan zijn standpunt dat de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. Hij stelt daarbij dat niet van doorslaggevend belang is wie in de personenauto heeft gereden, omdat de Wet Motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: MRB) voorschrijft dat de naheffingsaanslag en de boete worden opgelegd aan de houder van het kenteken, ongeacht wie de bestuurder was. De inspecteur stelt verder dat belanghebbende onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gebruik is gemaakt van valse kentekenplaten.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de MRB kan de motorrijtuigenbelasting worden nageheven bij constatering van gebruik van de weg van een geschorst motorrijtuig. De belasting wordt ingevolge artikel 6 van de MRB geheven van degene die bij aanvang van het tijdvak het motorrijtuig houdt. De na te heffen belasting wordt ingevolge artikel 35, tweede lid, van de MRB berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg wordt geconstateerd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur met de door hem overgelegde foto aannemelijk gemaakt dat met een motorrijtuig met hetzelfde kenteken als de personenauto van belanghebbende op 11 november 2012 om 00.04 uur gebruik is gemaakt van de weg. Aldus resteert de vraag of kan worden aangenomen dat het op de foto aangetroffen motorrijtuig de personenauto van belanghebbende betreft. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag bevestigend worden beantwoord. De rechtbank acht daarbij van belang dat de auto niet ver van de woonplaats van belanghebbende gefotografeerd is. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het motorrijtuig op de foto een ander motorrijtuig met valse kentekenplaten betreft. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat belanghebbende pas op 28 mei 2013, dus na de datum van de uitspraken op bezwaar, aangifte heeft gedaan bij de politie en dat belanghebbende geen ondersteunend bewijs voor haar stelling heeft aangevoerd. Met hetgeen belanghebbende verder nog heeft gesteld is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aannemelijk geworden dat met de personenauto geen gebruik van de weg is gemaakt. Derhalve oordeelt de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Blijkens hetgeen in de vooraankondiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking is opgemerkt, heeft de inspecteur de naheffingsaanslag berekend door de na te heffen belasting te verminderen met de belasting die is betaald voor het motorrijtuig over de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft. De inspecteur heeft derhalve gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 35, vijfde lid, van de MRB. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag juist is berekend.
De bij de naheffingsaanslag opgelegde boete van 100% is in overeenstemming met hetgeen is bepaald in artikel 67c van de AWR en paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank acht de boete passend en geboden.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 25 oktober 2013 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.