Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-11-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8275, AWB-13_2472
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-11-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8275, AWB-13_2472
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 8 november 2013
- Datum publicatie
- 6 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:8275
- Zaaknummer
- AWB-13_2472
- Relevante informatie
- Wet op de kansspelbelasting [Tekst geldig vanaf 01-01-2023]
Inhoudsindicatie
Kansspelbelasting
Belanghebbende heeft in een Duitse loterij een prijs gewonnen van € 125.000.
De heffing van kansspelbelasting is geen inbreuk op de artikelen 56 en 63 van het VwEU en artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM.
De prijs is ook niet vrijgesteld van kansspelbelasting op grond van artikel 52 van het Bvdb, omdat de prijs in Duitsland niet is onderworpen aan een met de kansspelbelasting vergelijkbare buitenlandse belasting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/2472
Uitspraak van 8 november 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 27 maart 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de op 24 oktober 2012 op aangifte voldane kansspelbelasting ten bedrage van € 36.211.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2013 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Urmond, en namens de inspecteur, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende heeft deelgenomen aan de [Duitse loterij] (hierna: de [Duitse loterij]). Bij de trekking op 24 september 2012 heeft hij een prijs gewonnen van € 125.000. Belanghebbende heeft in Nederland aangifte kansspelbelasting gedaan naar een bedrag van € 124.868. De volgens aangifte verschuldigde kansspelbelasting bedraagt € 36.211.
In geschil is of en hoeveel kansspelbelasting belanghebbende verschuldigd is. Het geschil spitst zich toe op beantwoording van de volgende twee vragen:
1) Is de voldoening op aangifte van kansspelbelasting in strijd met het Unierecht, voornamelijk de artikelen 56 en 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) en met artikel 1 van het Eerste protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2) Is de prijs vrijgesteld van kansspelbelasting op grond van artikel 52 van het Besluit voorkoming dubbele belasting (hierna: Bvdb);
Belanghebbende neemt het standpunt in dat hij als prijswinnaar van de [Duitse loterij] vergelijkbaar is met een prijswinnaar van de Nederlandse Staatsloterij. De [Duitse loterij] brengt net als de Nederlandse Staatsloterij geen kansspelbelasting in rekening bij de prijswinnaars. Daardoor is volgens belanghebbende ook in het geval van de Staatsloterij niet de prijswinnaar, maar de loterij de belastingplichtige. Nu niet de [Duitse loterij], maar belanghebbende als belastingplichtige 29 % belasting moet afdragen over de in Duitsland gewonnen prijs is sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat, aldus belanghebbende.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdelen c en d van de Wet op de kansspelbelasting (hierna: de Wet) – voor zover hier van belang - wordt onder de naam 'kansspelbelasting' een directe belasting geheven van de gerechtigden tot de prijzen van binnenlandse kansspelen en van de in Nederland wonende gerechtigden tot de prijzen van buitenlandse kansspelen. In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet is bepaald dat de belasting wordt geheven naar de prijzen. Op grond van artikel 5, eerste lid van de Wet bedraagt de belasting 29 percent. Op grond van het tweede lid wordt de belasting berekend over 100/71 van de prijs als degene die de prijs verschuldigd is de belasting voor zijn rekening neemt. Bij binnenlandse kansspelen wordt ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, van de Wet de belasting geheven door inhouding op de prijs, waarbij de inhoudingsplichtige degene is die de prijs verschuldigd is.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van belanghebbende berust op een onjuiste lezing van de wet. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat ook de prijswinnaar van de Nederlandse Staatsloterij belastingplichtig is voor de kansspelbelasting en niet de Staatsloterij. De omstandigheid dat de Staatsloterij de belasting voor haar rekening neemt zoals is geregeld in het tweede lid van genoemd artikel 5, maakt dat niet anders. Nu die prijswinnaar net als belanghebbende 29 % belasting verschuldigd is over zijn prijs is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve geen sprake van een inbreuk op de artikelen 56 en 63 van het VwEU.
Voor zover belanghebbende het standpunt inneemt dat ten aanzien van de kansspelbelasting niet kan worden gesproken van een "fair balance" tussen het algemene belang dat de kansspelbelasting dient en de bescherming van de individuele rechten, en dat daarmee sprake is van een verboden inbreuk op het recht van eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt hier voorop dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toekomt. Van een inbreuk op artikel 1 van het Eerste Protocol is pas sprake indien de aan de orde zijnde wetgevende maatregel geen "fair balance" teweegbrengt tussen de betrokken belangen. Deze balans ontbreekt indien de desbetreffende maatregel in de omstandigheden van het concrete geval voor de belastingplichtige leidt tot een individuele en buitensporige last ("individual and excessive burden"). Dat er voor belanghebbende door het betaalde bedrag aan belasting sprake is van een buitensporige last in voormelde zin heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve geen sprake van een inbreuk op artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de prijs is vrijgesteld op grond van artikel 52 van het Bvdb. Het artikel waar belanghebbende zich op beroep voorziet in de vrijstelling van kansspelbelasting als de prijs is onderworpen aan een gelijksoortige belasting die vanwege een ander land of een andere mogendheid wordt geheven.
De Duitse Rennwet- und Lotteriegesetz luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
Ҥ 17
(1) Im Inland veranstaltete öffentliche Lotterien und Ausspielungen unterliegen einer Steuer. Eine Lotterie oder Ausspielung nach Satz 1 gilt als öffentlich, wenn die für die Genehmigung zuständige Behörde sie als genehmigungspflichtig ansieht. Die Steuer beträgt 20 vom Hundert des planmäßigen Preises (Nennwert) sämtlicher Lose ausschließlich der Steuer.
(…)
§ 19
(1) Die Steuer für Lotterien und Ausspielungen (§ 17 Absatz 1) schuldet der Veranstalter. Die Steuerschuld entsteht mit der Genehmigung, spätestens aber in dem Zeitpunkt, zu dem die Genehmigung hätte eingeholt werden müssen. Die Steuer für Lotterien und Ausspielungen ist von dem Veranstalter zu entrichten, bevor mit dem Losabsatz begonnen wird.”
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hiervoor genoemde Duitse regeling dat de door belanghebbende gewonnen prijs in Duitsland niet onderworpen is aan een met de kansspelbelasting vergelijkbare buitenlandse belasting. Voor een tegemoetkoming op grond van genoemd artikel 52 is dan geen reden. Ook deze beroepsgrond van belanghebbende faalt daarom.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 8 november 2013 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.