Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-11-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8649, AWB-09_2331

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-11-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8649, AWB-09_2331

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
27 november 2013
Datum publicatie
31 december 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:8649
Zaaknummer
AWB-09_2331
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 36

Inhoudsindicatie

Artikel 36 Invorderingswet. Melding betalingsonmacht. Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor de loon- en omzetbelastingschulden van A BV. De BV ontving in oktober 2005 als startende onderneming RNO-aangiften voor de loon- en omzetbelasting voor heel 2005 waarop stond dat gewacht moet worden met betalen tot ontvangst van naheffingsaanslagen. Volgens de rechtbank kon A BV hieraan het vertrouwen ontlenen dat de betaling van de belasting over september en oktober 2005 was opgeschort. De melding van betalingsonmacht op 4 januari 206 was voor deze maanden tijdig. Dat gold niet voor de maanden tot september 2005 omdat daarvoor t.t.v. de ontvangst van de aangiftebiljetten de betalingstermijnen al waren verlopen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 09/2331

Uitspraakdatum: 27 november 2013

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats X],

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor ‘s-Hertogenbosch,

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 11 januari 2008 aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 145.282. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.

1.2.

De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 juni 2009 het bezwaar afgewezen met de mededeling dat de aansprakelijkheidsschuld ambtshalve was verminderd tot een bedrag van € 138.686 door verrekening van onderliggende aanslagen.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 4 juni 2009, ontvangen bij de rechtbank op 5 juni 2009, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.

1.4.

Bij brief van 18 juni 2009, ontvangen bij de rechtbank op 19 juni 2009, heeft belanghebbende zijn beroepschrift nader gemotiveerd.

1.5.

De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn steeds in afschrift verstrekt aan de ontvanger.

1.7.

De ontvanger heeft voor de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan belanghebbende.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2010 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Amsterdam, en namens de ontvanger, [verweerder]. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan op 12 juni 2013 een afschrift aan partijen is verstuurd.

1.9.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om belanghebbende in de gelegenheid te stellen schriftelijk inlichtingen te verschaffen.

1.10.

Bij brief van 1 februari 2010, ontvangen bij de rechtbank op 2 februari 2010, heeft belanghebbende nadere inlichtingen verstrekt. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de ontvanger.

1.11.

Bij brief van 4 februari 2010, ontvangen bij de rechtbank op 9 februari 2010, heeft de ontvanger op de nadere inlichtingen van belanghebbende gereageerd. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan belanghebbende.

1.12.

Bij brief van 22 maart 20012 heeft de ontvanger geïnformeerd naar de stand van zaken in de onderhavige de procedure. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan belanghebbende.

1.13.

Bij brief van 3 april 2012 heeft belanghebbende op deze brief van de ontvanger gereageerd. Als bijlage bij deze brief heeft belanghebbende een kopie van een brief gevoegd welke op dezelfde dag is verstuurd aan de ontvanger. In deze brief stelt belanghebbende zich jegens de ontvanger op het standpunt dat de vordering inmiddels is verjaard. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de ontvanger.

1.14.

Bij brief van 20 april 2012, met bijlagen, heeft belanghebbende verzocht om heropening van het onderzoek. Voorts heeft belanghebbende in deze brief zijn stelling herhaald dat de vordering van de ontvanger inmiddels is verjaard. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de ontvanger.

1.15.

Bij brief van 9 mei 2012 heeft de ontvanger op deze brief van belanghebbende gereageerd. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan belanghebbende.

1.16.

Bij brief van 28 november 2012 heeft de rechtbank aan partijen medegedeeld dat de samenstelling van de meervoudige kamer is gewijzigd.

1.17.

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2013 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], voornoemd, en namens de ontvanger, [verweerder], voornoemd. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan op 12 juni 2013 een afschrift aan partijen is verstuurd.

1.18.

Bij brief van 12 juni 2013 heeft de rechtbank aan partijen medegedeeld dat het onderzoek is heropend om nadere inlichtingen op te vragen bij partijen.

1.19.

Bij brief van 1 juli 2013 heeft belanghebbende nadere inlichtingen verstrekt. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de ontvanger.

1.20.

Bij brief van 30 juli 2013 heeft de ontvanger gereageerd op de door belanghebbende verstrekte nadere inlichtingen. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan belanghebbende.

1.21.

Bij brief van 23 augustus 2013 heeft de rechtbank aan partijen medegedeeld dat de samenstelling van de meervoudige kamer - wederom - is gewijzigd.

1.22.

Partijen hebben toestemming gegeven om een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende was van 13 juli 2005 tot en met 1 april 2006 bestuurder van [A BV] te [plaats X] (hierna: [A BV]).

2.2.

De activiteiten van [A BV] bestonden onder andere uit het ontwikkelen, verkopen, verhuren en onderhouden van softwareapplicaties, internetapplicaties en mediaconcepten.

2.3.

Begin januari 2006 is één van de belangrijkste klanten van [A BV], [klant], in financiële problemen geraakt. Op 3 januari 2006 heeft de [Stichting] [klant] als deelnemer geschrapt. Op 4 januari 2006 heeft [A BV] een melding van betalingsonmacht gedaan bij de ontvanger. De melding is gedaan voor de volgende naheffingsaanslagen/aangiften:

- Naheffingsaanslag loonheffing met nummer [aanslagnummer 1], tijdvak 22 maart 2005 tot en met 30 september 2005;

- Naheffingsaanslag omzetbelasting met nummer [aanslagnummer 2], tijdvak 22 maart 2005 tot en met 31 oktober 2005;

- Aangifte omzetbelasting tijdvak december 2005.

2.4.

De bovengenoemde naheffingsaanslagen zijn opgelegd naar aanleiding van aan belanghebbende uitgereikte - zogenoemde - RNO-aangiften. Dit zijn de eerste aangiften voor een startende ondernemer. Daarbij is op de aangiftebiljetten vermeld dat met betaling van de verschuldigde bedragen gewacht moet worden totdat daarvoor een naheffingsaanslag is opgelegd en ontvangen.

2.5.

Bij brief van 12 januari 2006 heeft de ontvanger de ontvangst van de melding bevestigd. In deze brief heeft de ontvanger tevens aan [A BV] verzocht inlichtingen te verstrekken. Onder andere is verzocht om:

- de jaarstukken per 31 december 2005;

- de prognose voor 2006;

- overzichten openstaande debiteuren en crediteuren per eenheden;

- overzicht gestelde zekerheden;

- uittreksels Kamer van Koophandel;

- overzicht liquiditeitspositie;

- overzicht maatregelen om de financiële positie te verbeteren.

2.6.

[A BV] heeft vervolgens stukken, onder meer de conceptjaarcijfers 2005, de debiteuren- en crediteurenlijsten en de uittreksels Kamer van Koophandel, verstrekt aan de ontvanger.

2.7.

Op 26 januari 2006 heeft [A BV] een melding betalingsonmacht gedaan met betrekking tot de openstaande naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak november 2005.

2.8.

Bij brief van 30 januari 2006 heeft de ontvanger aan [A BV] medegedeeld dat de melding betalingsonmacht van 4 januari 2006 met betrekking tot de naheffingsaanslagen loonheffing 2005 ([aanslagnummer 1]) en omzetbelasting 2005 ([aanslagnummer 2]) niet rechtsgeldig is. De ontvanger heeft er daarbij op gewezen dat de na zijn verzoek van 12 januari 2006 van [A BV] ontvangen informatie niet volledig is omdat [A BV] de volgende gegevens nog niet heeft verstrekt:

- de prognose voor 2006;

- overzicht gestelde zekerheden;

- overzicht huidige liquiditeitspositie;

- overzicht maatregelen om de financiële positie te verbeteren.

2.9.

Bij brief van 30 januari 2006 heeft de ontvanger aan [A BV] medegedeeld dat de melding betalingsonmacht van 26 januari 2006 met betrekking tot de naheffingsaanslag omzetbelasting november 2005 niet rechtsgeldig is, omdat de mededeling op 27 januari 2006 door de ontvanger is ontvangen en derhalve voor dat tijdvak niet tijdig is gedaan.

2.10.

De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking met dagtekening 11 januari 2008 aansprakelijk gesteld voor de door [A BV] niet betaalde naheffingsaanslagen loon- en omzetbelastingbelasting, alsmede de kosten en invorderingsrente die verband houden met de belastingschuld. Het betreft de volgende belastingschulden:

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld. Voorts is in geschil of de vorderingen die de ontvanger heeft op [A BV] uit hoofde van de openstaande naheffingsaanslagen inmiddels zijn verjaard, hetgeen aan aansprakelijkstelling in de weg zou staan. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De ontvanger is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daar op de zittingen aan is toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking. De ontvanger concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing