Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-11-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:9090, AWB-11_3540
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-11-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:9090, AWB-11_3540
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 november 2013
- Datum publicatie
- 31 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:8719
- Zaaknummer
- AWB-11_3540
- Relevante informatie
- Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023]
Inhoudsindicatie
Polenconstructie. Een BV die een champignonkwekerij exploiteerde, verkocht in 2005 en 2006 de oogst op stam aan een Poolse vennootschap die de productie liet oogsten door Poolse werknemers en leverde aan de veiling. De rechtbank oordeelt dat de verkoopovereenkomsten niet de werkelijkheid weergaven en dat de BV het belang bij de oogst had behouden. De door de Poolse vennootschap behaalde winst is terecht toegerekend aan de BV. Dat leidt tot heffing van vennootschapsbelasting en omzetbelasting bij de BV en inkomstenbelasting (uitdeling) bij de directeur/enig-aandeelhouder van de BV.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 11/3540 en 11/3541
uitspraak van 26 november 2013
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2010 aan belanghebbende onderstaande navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd en bij beschikkingen heffingsrente en vergrijpboeten vastgesteld:
Jaar |
Aanslagnummer |
Belastbaar bedrag |
Vergrijpboete |
Heffingsrente |
procedurenummer |
2005 |
[aanslagnummer 1] |
€ 182.306 |
€ 38.106 |
€ 8.312 |
11/3540 |
2006 |
[aanslagnummer 2] |
€ 149.342 |
€ 36.815 |
€ 6.709 |
11/3541 |
De inspecteur heeft bij (per jaar) in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 16 juni 2011 de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 juni 2011, ontvangen bij de rechtbank op 29 juni 2011, beroep ingesteld. Ter zake van het beroep met procedurenummer 11/3541 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan belanghebbende.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013 te Breda. De zaken met de rolnummers 11/3540 tot en met 11/3546 zijn gezamenlijk behandeld. Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. De door de gemachtigde overgelegde nadere stukken behoren tot de gedingstukken.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om vóór 23 april 2013 gemotiveerd aan te geven welke nadere stukken volgens hem relevant zijn voor de besluitvorming in de procedures.
De gemachtigde heeft bij brief van 22 april 2013, door de rechtbank ontvangen op 23 april 2013, de rechtbank verzocht om uitstel voor het indienen van de onder 1.7 genoemde reactie. De rechtbank heeft dit verzoek bij brief van 25 april 2013 afgewezen. De rechtbank heeft de inspecteur bij brief van 25 april 2013 opgedragen de door de gemachtigde tijdens het onderzoek ter zitting genoemde stukken in te brengen. De rechtbank heeft op 23 mei 2013 de betreffende stukken ontvangen van de inspecteur. Bij brief van 22 augustus 2013 heeft de inspecteur een nader stuk ingezonden. Een afschrift van deze stukken is aan de gemachtigde verzonden.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2013 te Breda. De zaken met de rolnummers 11/3540 tot en met 11/3546 zijn gezamenlijk behandeld. Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is toegezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Enig aandeelhouder van belanghebbende is [Holding BV] (hierna: de holding). Enig aandeelhouder van de holding is [A] (hierna: [A]). Belanghebbende en de holding zijn opgericht in 2005. Belanghebbende heeft de tevoren als eenmansbedrijf door [A] gedreven onderneming als champignonteler voortgezet.
[A] dreef zijn onderneming vanaf 2001 met Nederlands personeel. Eind 2004 is het personeel ontslagen. [A] kreeg toestemming voor ontslag omdat de onderneming niet meer rendabel was.
Belanghebbende heeft sinds begin 2005 de oogst op stam verkocht aan de Cypriotische vennootschap [S Ltd] (hierna: [S Ltd]). Vanaf toen werden alle werkzaamheden ter zake van het oogsten verricht door Polen die werkten via [B] te Polen en/of [C] te Cyprus (hierna: [B]). [S Ltd] verkocht de geoogste producten aan de Nederlandse vennootschap [D BV] (hierna: [D BV]) die deze producten doorverkocht aan de veiling [veiling]. De champignons werden rechtstreeks vanaf de locatie van belanghebbende getransporteerd naar de [veiling]. Directeur/aandeelhouder van [D BV] was [E] (hierna: [E]). Hij was ook contactpersoon voor [S Ltd] en [B].
[D BV] was tot en met 2010 lid van een coöperatie van telers die via [veiling] of haar dochterondernemingen producten afzetten. Om te verduidelijken van welke locaties de producten kwamen, zijn deze bij [veiling] aangeduid met nummers. Nummer 136 staat voor de locatie van belanghebbende en daaraan is gekoppeld het aanvoernummer 64165. [D BV] trad als leverancier op voor nog 3 telers, naast belanghebbende. [D BV] heeft voor de omzetbelasting geopteerd voor het niet toepassen van de landbouwregeling (artikel 27 van de Wet op de omzetbelasting 1968).
Tot de stukken van het geding behoren twee koopovereenkomsten tussen belanghebbende en [S Ltd]. Deze overeenkomsten zijn gesloten op 20 februari 2006 en op 23 oktober 2006. De inhoud van de overeenkomsten komt grotendeels overeen. De koopovereenkomst van 20 februari 2006 luidt als volgt (voor zover de koopovereenkomst van 23 oktober 2006 afwijkt, wordt dit aangegeven door middel van […]):
“ Koopovereenkomst
Nummer 136/2006
-014- [-063-]
De partijen (tuinder)
1) 1) [belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X], aan de [adres 1], ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, hierna ten noemen “de verkoper”;
en
2) 2) [S Ltd]., gevestigd te [plaats Y], Cyprus, ten deze rechtgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, hierna ten noemen “de koper”;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Verkoper verkoopt aan koper, gelijk koper koopt van verkoper, de oogst op stam, bestaande uit champignons , die in de periode 25-02-2006 [ 31-10-2006 ] tot en met 13-03-2006 [ 17-11-2006 ] tot stand zal komen op het perceel landbouwgrond gelegen in de [gemeente X] kadastraal bekend onder sectie cel nummers: 4 [5]
2. te samen groot: 310m2 per cel
2a. De koopprijs bedraagt € 8.250,= [€ 7.750,= ]De koper zal de koopprijs aan verkoper betalen na rato van de oogst
c. De oogst wordt door verkoper aan koper geleverd onder de opschortende voorwaarde dat de koper volledig aan zijn betalingsverplichtingen jegens verkoper voldoet. Tot dat moment behoudt verkoper de eigendom van de oogst.
3a. De oogst zal vermoedelijk een omvang hebben van 9.500 kg
Partijen zijn zich bewust van het feit dat er geen zekerheid bestaat over de omvang van de te realiseren oogst. Partijen aanvaarden het risico van een tegenvallende c.q. succesvolle oogst.
c. Tot aan de oogstperiode, als genoemd in artikel 4a, zal verkoper de oogst op stam als een goed huisvader verzorgen.
d. De (commerciële) kwaliteit van de oogst komt voor risico van de koper. De verkoper draagt daarvoor geen verantwoordelijkheid.
d. De daadwerkelijke omvang en kwaliteit van de oogst zal geen invloed hebben op de overeengekomen verkoopprijs.
4a. De koper is verplicht om in genoemde periode voor inoogsting van het gekochte zorg te dragen.
b. De koper is, onverminderd het bepaalde in artikel 4 en artikel 6, vrij te bepalen op welke wijze en met behulp van welke personen hij de inoogsting zal bewerkstelligen. De verkoper zal zich in dat opzicht van iedere bemoeienis onthouden.
5a. De verkoper zal de koper en/of de door de koper ingeschakelde derden toegang verlenen tot haar perceel teneinde de oogstwerkzaamheden te kunnen verrichten.
b. De verkoper staat de koper en/of de door de koper ingeschakelde derden toe om gebruik te maken van haar infrastructuur (machines, materialen, transportmiddelen, energie, water, etc.) teneinde de oogstwerkzaamheden te kunnen verrichten.
c. De verkoper biedt de koper en/of de door de koper ingeschakelde derden gedurende de oogstperiode slaapgelegenheid aan.
6. Koper is aansprakelijk voor alle schade die door haar c.q. de door haar ingeschakelde derden wordt aangebracht op of aan de eigendommen van de verkoper.
7a. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
b. Alle geschillen tussen partijen, voortvloeiend uit de onderhavige overeenkomst, zullen worden voorgelegd aan de Rechtbank te Leeuwarden.
Aldus overeengekomen en opgemaakt in tweevoud
te [plaats Y], op 20.02.2006 [ 23.10.2006 ] , door [S Ltd]., de directeur:
{rb: volgt handtekening}
te [plaats X], op 20.02.2006, [ 23.10.2006 ]door [A]:
{rb: volgt handtekening}”
Belanghebbende is in 2006 beboet ter zake van overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen in 2005. De uitspraak op het bezwaar daartegen is in 2009 door de rechtbank vernietigd waarna de boete is vervallen.
In 2008 is door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (hierna: SIOD) een strafrechtelijk onderzoek gestart naar belanghebbende. Daarbij is geconstateerd dat door [D BV] betalingen werden gedaan aan (nagenoeg uitsluitend) Poolse personen. In de administratie was onder vermelding van [D BV]-136 aan bruto loonbetalingen in 2006 vermeld een bedrag van € 131.705.
In 2006 heeft belanghebbende een bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] geopend bij de Kredietbank Luxembourg. Het saldo daarop was op 29 september 2006 € 391 negatief. In 2007 is bij de Banque de Luxembourg een bankrekening geopend met nummer [rekeningnummer 2]. Op die rekening is op 6 oktober 2007 een bedrag van € 3.000 gestort door [S Ltd] onder vermelding “PART PRODUCT 2007”. Contactpersoon voor de bankrekening was [A]. Als e-mailadres is opgegeven [e-mailadres]. Deze bankrekening is opgeheven in 2010. Bij brief van 28 februari 2010 is de bankrekening met nummer [rekeningnummer 3] ook opgeheven.
In 2009 is namens de inspecteur gestart met een controleonderzoek naar belanghebbende voor de jaren 2005 tot en met 2007. Op 13 januari 2009 hebben de controlerend ambtenaren geconstateerd dat [A] onder meer toegang had tot, en gebruikmaakte van, het e‑mailaccount [e-mailadres]. [A] heeft op verzoek van de controleur enkele bestanden geopend waaruit bleek dat dat mailadres werd gebruikt voor het contact met [D BV]. [A] heeft toen geweigerd om alle bestanden te openen en de inhoud van de berichten aan de controleurs te verstrekken of de controleurs inzage te geven in het mailbestand. Wel heeft hij desgevraagd een schermafdruk gemaakt van de bestanden “Postvak IN” (10 berichten) en “verzonden” (4 berichten) en die aan de controleurs verstrekt. De weigering om de inhoud van de berichten aan de controleurs te verstrekken of de controleurs inzage te geven in het mailbestand is herhaald op 14 januari 2009. Bij brief van 23 maart 2011 heeft [A] een afdruk aan de inspecteur verstrekt van de inhoud van de 14 berichten die op de schermafdruk stonden. [A] heeft bevestigd dat niet alle berichten over de jaren 2008 en 2009 zijn bewaard. Op 2 mei 2011 heeft de inspecteur gevraagd om toegang tot de mailaccount en een overzicht van de berichten uit 2005 en 2006. [A] heeft toen verklaard dat hij sinds begin 2011 geen toegang meer had tot het account. [A] heeft op 2 mei 2011 geweigerd te verklaren of de account al bestond in 2005 en heeft in de beroepsprocedure ontkend dat het account toen al bestond.
Uit de door de inspecteur overgelegde informatie en stukken van [veiling] blijkt het volgende:
- [D BV] is tot en met 2010 lid geweest van Coöperatie [coöperatie] (hierna: [coöperatie]) die leverde aan [veiling]. [veiling] maakte voor de leveringen van [D BV] onderscheid naar de locaties waarvan de producten afkomstig waren. Er werd gebruik gemaakt van de nummers 129, 136, 139 en 144. De meeste communicatie vond plaats via [F]. In sommige gevallen werd voor nummer [D BV] 136 contact opgenomen met [A].
- Aan [D BV] 136 was gekoppeld aanvoernummer 64165. Dat nummer is ingeschreven met als p/a het bedrijfsadres van belanghebbende, [adres 1] in [plaats X].
- In een notitie van 12 januari 2005 is vermeld dat een nieuw aanvoernummer 64165 is aangemaakt. In een (bijna onleesbare) aantekening op dat formulier is te lezen dat 64165 is gekoppeld aan [D BV] 129 BV.
- In een formulier van 17 oktober 2005 is [D BV] 129 BV p/a [adres 2] te [plaats X], aanvoernummer 64165 akkoord gegaan met het per e-mail toezenden van financiële informatie van [veiling] en is verklaard dat de landbouwregeling voor de omzetbelasting buiten toepassing bleef. Dezelfde gegevens zijn vermeld in btw-verklaringen 2007 en 2008. In een btw-verklaring 2010 staan ook dezelfde gegevens maar is als bedrijfsnaam vermeld [D BV] BV 136 in plaats van 129.
- Eenzelfde btw-verklaring is voor 2005 ingevuld voor [D BV] 129 p/a [adres 3] te [plaats Z] met aanvoernummer 22560.
- Bij brief van 18 maart 2011 heeft [coöperatie] aan [D BV] bevestigd dat haar lidmaatschap was beëindigd ultimo 2010. In de aanhef van de brief is als geadresseerde vermeld [D BV] ([D BV] 129, [D BV] 139, en [D BV] 144). Tevens zijn vermeld de bedrijfsnummers 13980, 14179 en 14253.
- Belanghebbende is als aanvoerder van producten uit het bestand van [veiling] verwijderd op 3 januari 2011. Als aanvoernummer is vermeld 64165 en als veiling relatie [belanghebbende] [D BV] 136.
- [veiling] heeft jaaroverzichten 2005 en 2006 opgemaakt voor [D BV] 129 BV, p/a [adres 1] te [plaats X] met aanvoernummer 0064165. In die overzichten staat een jaaromzet (productbedrag) van € 676.932,96 respectievelijk € 826.640,29. Het jaaroverzicht over 2005 is door [veiling] aan de inspecteur verstrekt nadat die had verzocht om het jaaroverzicht van [D BV] 136 BV, [adres 2] te [plaats X], telernummer 64165, bedrijfsnaam [belanghebbende] BV, Finr.T. 313980, Bedrijfsnr. 13980.
- In de administratie van [veiling] bevonden zich vermeldingen van [D BV] 129 BV met de adressen [adres 3] te [plaats W], teeltlocatienummer 22568 en [adres 1] te [plaats X], teeltlocatie 64165. In de debiteurenadministratie van [veiling] was [D BV] 129 BV ook vermeld p/a [adres 3] te [plaats Z], met dezelfde postcode als het adres in [plaats W] (bijlage 3, subbijlage 6 en 16.3 en 4 bij het boeterapport van de arbeidsinspectie).
- Er zijn dagafschriften en weekafrekeningen van [veiling] uit 2005 en 2010 met overzichten van de leveringen van [D BV] 129 BV, p/a [adres 1] te [plaats X] met aanvoernummer 64165 en van leveringen aan [D BV] 129 BV p/a [adres 3] te [plaats Z]. Bij beide locaties is vermeld als teeltbedrijfnummer 313980.
De inspecteur heeft de gehele in de hiervoor vermelde jaaroverzichten van [veiling] vermelde omzet aan belanghebbende toegerekend. Hij heeft de correcties als volgt berekend:
2005 2006
Omzet [veiling] |
€ 672.271 |
€ 812.097 |
Af: Opbrengst volgens contracten [S Ltd] |
€ 518.632 |
€ 533.255 |
Af: loonkosten |
||
geschat |
€ 32.672 |
|
volgens SIOD rapport |
__________ |
€ 128.410 |
Winsttoerekening belanghebbende |
€ 120.967 |
€ 150.432 |
Correctie navorderingsaanslag |
€ 120.967 |
€ 124.377 |
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft belanghebbende in de bezwaarfase inzage gehad in alle stukken en heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in art. 8:42 van de Awb overgelegd?
2. Heeft de inspecteur terecht nagevorderd en daarbij de correcties juist berekend?
3. Is sprake van dubbele heffing?
4. Zijn de vergrijpboeten terecht en tot juiste bedragen vastgesteld?
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en het verhandelde op de zittingen.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente.
De inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de beroepen maar heeft ter zitting aangegeven dat de loonkosten voor het jaar 2005 kunnen worden vastgesteld op de door belanghebbende berekende bedragen van € 111.445 verhoogd met 3% sociale lasten voor 2005 en op € 131.705 (inclusief sociale lasten) voor 2006, conform de berekening van de SIOD.