Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-10-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8771, AWB-13_2098
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-10-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8771, AWB-13_2098
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2013
- Datum publicatie
- 31 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:8771
- Zaaknummer
- AWB-13_2098
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag MRB
Voor het toepassen van het gastarief is voldoende dat het motorrijtuig met enkele essentiële onderdelen van een gasinstallatie is uitgerust. De gasinstallatie behoeft niet in bruikbare staat te verkeren. De naheffingsaanslag is terecht aan belanghebbende opgelegd.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/2098
uitspraak van 3 oktober 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 22 februari 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 19 augustus 2011 tot en met 18 augustus 2012 van € 866 (aanslagnummer [aanslagnummer]) en de daarbij gelijktijdig bij beschikking opgelegde boete van € 866 (hierna: de naheffingsaanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2013 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de inspecteur,
[verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende is vanaf 27 november 2006 houder van het motorrijtuig met kenteken[kenteken] (hierna: het motorrijtuig). De datum van het kentekenbewijs deel 1A is 19 mei 1998.
Belanghebbende heeft het motorrijtuig met een gasinstallatie aangekocht. Volgens de gegevens van de RDW staat het motorrijtuig vanaf 8 januari 2007 ingeschreven als een motorrijtuig met een ledig gewicht van 1250 kg met als brandstof: benzine. Voorheen was sprake van een motorrijtuig met een ledig gewicht van 1306 kg met als brandstof: gas.
Tijdens een controle op de openbare weg op 22 juli 2012 is door de politie geconstateerd dat het motorrijtuig voorzien was van onder meer een gastank van 70 liter, een vulopening voor de gastank en een keuzeschakelaar voor gas/benzine op de middenconsole. Op het kentekenbewijs van de auto staat als brandstof benzine vermeld.
Naar aanleiding van voormelde controle is aan belanghebbende, voor het verschil tussen het tarief behorende bij de brandstof gas (het gastarief) en dat behorende bij de brandstof benzine, de naheffingsaanslag opgelegd. Daarbij is de inspecteur uitgegaan van een 56 kg hoger ledig gewicht van het motorrijtuig.
In geschil is uitsluitend het antwoord op de volgende vragen:
-
Kan de inspecteur bij aanwezigheid van een incomplete gastinstallatie de onderhavige naheffingsaanslag opleggen?
-
Is de boete terecht aan belanghebbende is opgelegd?
Vraag a
Ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB), kan bij constatering van een feit dat voor een motorrijtuig geen aanvullende aangifte is gedaan in verband met verandering aan het motorrijtuig waardoor de belasting hoger wordt, de ter zake van die verandering te weinig geheven belasting worden nageheven.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat het gastarief ten onrechte is toegepast nu alleen nog de gastank in het motorrijtuig zit en niet de volledige gasinstallatie.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor het toepassen van het gastarief voor de motorrijtuigenbelasting voldoende dat het motorrijtuig is uitgerust met enkele essentiële onderdelen van een gasinstallatie. De gasinstallatie behoeft niet in bruikbare staat te verkeren (vgl Hof Amsterdam 13 januari 2003, nr. 02/02061, ECLI:NL:GHAMS:2003:AF6411). Gelet op hetgeen in 2.3 is vermeld bevat het motorrijtuig van belanghebbende essentiële onderdelen van een gasinstallatie zodat het gastarief terecht is toegepast. De stelling van belanghebbende dat het lagere G3-tarief van artikel 23, lid 3, letter d, van de Wet MRB toegepast zou moeten worden wordt door de rechtbank verworpen, nu het motorrijtuig niet als zodanig is geregistreerd en op het kenteken de aanduiding G3 ontbreekt. In zoverre faalt het beroep van belanghebbende.
Vraag b
Ingevolge artikel 37 in samenhang met artikel 33 van de Wet MRB kan de inspecteur op grond van artikel 67c van de AWR een verzuimboete van ten hoogste € 4.920 opleggen. Op grond van paragraaf 34, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst bedraagt de verzuimboete in het onderhavige geval maximaal € 866.
Belanghebbende heeft zelf de aanvullende aangifte gedaan in verband met een verandering aan het motorrijtuig waardoor het belastingtarief lager werd. Dit terwijl hij heeft nagelaten een essentieel onderdeel, namelijk de gastank van 70 liter, uit het motorrijtuig te verwijderen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval is de boete van 100% hier passend en geboden. Eventuele verzachtende omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.
Gelet op het vorenstaande is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd. Derhalve is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 3 oktober 2013 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.