Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-11-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8784, AWB-11_3543
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-11-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:8784, AWB-11_3543
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 november 2013
- Datum publicatie
- 31 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:8784
- Zaaknummer
- AWB-11_3543
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Polenconstructie. Een BV die een champignonkwekerij exploiteerde, verkocht in 2005 en 2006 de oogst op stam aan een Poolse vennootschap die de productie liet oogsten door Poolse werknemers en leverde aan de veiling. De rechtbank oordeelt dat de verkoopovereenkomsten niet de werkelijkheid weergaven en dat de BV het belang bij de oogst had behouden. De door de Poolse vennootschap behaalde winst is terecht toegerekend aan de BV. Dat leidt tot heffing van vennootschapsbelasting en omzetbelasting bij de BV en inkomstenbelasting (uitdeling) bij de directeur/enig-aandeelhouder van de BV.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 11/3543 en 11/3544
uitspraak van 26 november 2013
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 30 december 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.373, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 66.927 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.644 (aanslagnummer [aanslagnummer 4]). Gelijktijdig is bij beschikking heffingsrente vastgesteld van € 3.053.
Met dagtekening 31 december 2010 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2005 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 65.158 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.357 (aanslagnummer [aanslagnummer 5]). Gelijktijdig is bij beschikking heffingsrente vastgesteld van € 3.026.
De inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 16 juni 2011 de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 juni 2011, ontvangen bij de rechtbank op 29 juni 2011, beroep ingesteld. Het beroep tegen de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente over 2005 is geregistreerd onder procedurenummer 11/3543 en het beroep tegen de aanslag en de beschikking heffingsrente over 2006 is geregistreerd onder procedurenummer 11/3544. Ter zake van het beroep met procedurenummer 11/3544 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan belanghebbende.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013 te Breda. De zaken met de rolnummers 11/3540 tot en met 11/3546 zijn gezamenlijk behandeld.
Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. De door de gemachtigde overgelegde nadere stukken behoren tot de gedingstukken.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om vóór 23 april 2013 gemotiveerd aan te geven welke nadere stukken volgens hem relevant zijn voor de besluitvorming in de procedures.
De gemachtigde heeft bij brief van 22 april 2013, door de rechtbank ontvangen op 23 april 2013, de rechtbank verzocht om uitstel voor het indienen van de onder 1.7 genoemde reactie. De rechtbank heeft dit verzoek bij brief van 25 april 2013 afgewezen. De rechtbank heeft de inspecteur bij brief van 25 april 2013 opgedragen de door de gemachtigde tijdens het onderzoek ter zitting genoemde stukken in te brengen. De rechtbank heeft op 23 mei 2013 de betreffende stukken ontvangen van de inspecteur. Bij brief van 22 augustus 2013 heeft de inspecteur een nader stuk ingezonden. Een afschrift van deze stukken is aan de gemachtigde verzonden.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2013 te Breda. De zaken met de rolnummers 11/3540 tot en met 11/3546 zijn gezamenlijk behandeld. Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is toegezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van heden, met de nummers 11/3540 en 11/3541.
Daarnaast vermeldt de rechtbank het volgende:
Belanghebbende is gehuwd met [A], enig aandeelhouder in [Holding BV] en via deze holding in [A BV]
Bij belanghebbende is als uitdeling (winst uit aanmerkelijk belang) belast de helft van hetgeen aan winst is gecorrigeerd bij [A BV]. De andere helft is belast bij haar echtgenoot.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft belanghebbende in de bezwaarfase inzage gehad in alle stukken en heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in art. 8:42 van de Awb overgelegd?
2. Heeft de inspecteur terecht en tot het juiste bedrag gecorrigeerd over het jaar 2006 en nagevorderd over het jaar 2005?
3. Mocht de inspecteur een navorderingsaanslag opleggen voor het jaar 2005?
4. Dient de aanslag IB/PVV 2006 te worden vernietigd gelet op het bepaalde in artikel 11, derde lid, van de AWR?
5. Is sprake van dubbele heffing?
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en het verhandelde op de zittingen.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de (navorderings)aanslagen en de beschikkingen heffingsrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.