Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:517 BZ3190, 12/1430

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-01-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:517 BZ3190, 12/1430

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 januari 2013
Datum publicatie
5 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ3190
Zaaknummer
12/1430

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft aan de rechtbank stukken overgelegd die zien op het zogenaamde project “Derde categorie” en daarbij een beroep op geheimhouding in de zin van artikel 8:29 van de Awb gedaan. De geheimhoudingskamer van de rechtbank draagt in een tussenuitspraak de inspecteur op enkele gedeelten van de stukken alsnog openbaar te maken. Voor het overige is de geheimhoudingskamer van oordeel dat het beroep op beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 12/1430 tot en met AWB 12/1443

Uitspraakdatum: 28 januari 2013

Beslissing als bedoeld in artikel 8.29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Haaglanden, kantoor ‘s-Gravenhage,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor verschillende jaren navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede navorderingsaanslagen vermogensbelasting. Daarnaast heeft de inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht en vergrijpboetes opgelegd.

1.2. De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 februari 2012 de boetes met betrekking tot de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 1997 en 2004 en vermogensbelasting 1998 vernietigd en de overige navorderingsaanslagen, beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 maart 2012, ontvangen bij de rechtbank op 28 maart 2012, beroep ingesteld.

1.4. De rechtbank heeft op 26 april 2012 van de inspecteur de bijlagen bij het verweerschrift ontvangen. In de bijlagen zijn stukken opgenomen die onderdeel vormen van het project van de Belastingdienst genaamd “Derde Categorie”. Dit project vindt zijn oorsprong in door de Belastingdienst ontvangen informatie van een tipgever. De ontvangen informatie zou betrekking hebben op Nederlandse belastingplichtigen met banktegoeden en effectenportefeuilles in het buitenland.

De inspecteur heeft de stukken van het project als volgt omschreven:

Nr. Titel/inhoud

A1 Map met door de tipgever aangeleverde stukken inzake diverse belastingplichtigen, genummerd D-01 t/m D-27 met ambtsedige verklaring

B1 Memo ‘Tipgever Luxemburg’ d.d. 2 juli 2009. Onderzoek naar de inhoudelijke relevantie en de bewijskracht van de informatie.

B2 Overeenkomst met de tipgever d.d. 16 september 2009

B3 Proces-verbaal, Ah-4, d.d. 1 oktober 2009 ‘Identiteit’

B4 Ambtsedige verklaring, gespreksverslag, algemeen gedeelte G1-01, d.d. 1 oktober 2009, ‘Aanleiding gesprek en identiteit gesprekspartner’

B5 Verklaring tipgever, d.d. 1 oktober 2009

B6 Ambtsedige verklaring, Gespreksverslag AH-2 d.d. 1 oktober 2009

B7 Plan van aanpak, “Derde Categorie” 5 oktober 2009

B8 Power-point-presentatie, project Derde Categorie. Ten behoeve van de kick-off op 8 oktober 2009

B9 Memo ‘Dubbele beboeting buitenlandse bankrekeningen’ d.d. 6 november 2009

B10 Memo ‘Redelijke schatting’ d.d. 11 november 2009

B11 Memo ‘Toerekening vermogensbestanddelen en gevolgen voor vergrijpboete’ d.d. 11 november 2009

B12 Memo ‘Omkering bewijslast en matiging boete’ d.d. 24 november 2009

1.5. De onder 1.4. genoemde stukken heeft de inspecteur in de bijlagen bij het verweerschrift in geschoonde vorm overgelegd. Tevens heeft de inspecteur op 26 april 2012 de ongeschoonde versie aan de rechtbank toegezonden, waarbij hij een beroep op geheimhouding in de zin van artikel 8:29 van de Awb heeft gedaan. De rechtbank heeft de bijlagen bij het verweerschrift in geschoonde vorm in kopie aan belanghebbende doorgezonden.

1.6. Bij fax van 29 mei 2012 heeft de inspecteur het verzoek om geheimhouding toegelicht. De rechtbank heeft deze fax op 1 juni 2012 aan belanghebbende doorgezonden en belanghebbende verzocht kenbaar te maken of hij akkoord gaat met de geschoonde versies. Belanghebbende heeft de rechtbank vervolgens bij meerdere brieven medegedeeld daarmee niet akkoord te gaan. Belanghebbende heeft daarbij tevens gesteld dat niet alle overgelegde stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 van de Awb. Bij brief van 5 september 2012 heeft belanghebbende de rechtbank verzocht een geheimhoudingskamer in te stellen.

1.7. Op 4 oktober 2012 heeft de rechtbank partijen uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting, waarbij is medegedeeld dat het onderzoek zich in eerste instantie alleen zal richten op het beroep van de inspecteur op geheimhouding van de door hem overgelegde stukken. Bij brief van 11 oktober 2012 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat het onderzoek ter zitting tevens betrekking zal hebben op de discussie omtrent artikel 8:42 van de Awb.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2012 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Amsterdam, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden]. De zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 12/1430 tot en met 12/1443 zijn door de rechtbank, met toestemming van partijen, gezamenlijk behandeld. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2. Beoordeling

A. Artikel 8:42 Awb

2.1. Belanghebbende heeft gesteld dat enkel de overeenkomst met de tipgever en het excelsheet, die behoren tot de stukken onder nummer A1, op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 van de Awb. Belanghebbende heeft de inspecteur verzocht de overige stukken in te trekken. De rechtbank overweegt hierover als volgt.

2.2. Zoals onder 1.4 is opgenomen, vormen de overgelegde stukken onderdeel van het project “Derde Categorie”. Hoewel niet ieder stuk direct betrekking heeft op belanghebbende zelf, is de rechtbank van oordeel dat deze stukken wel in de context in de onderhavige zaak betekenis kunnen hebben. Tevens vormen de overgelegde stukken kennelijk onderdeel van het dossier van de inspecteur. Naar het oordeel van de rechtbank behoren de stukken tot de op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb.

B. Geheimhouding

2.3. Belanghebbende heeft gesteld dat de inspecteur geen beroep kan doen op geheimhouding van de stukken, omdat belanghebbende niet om het overleggen van deze stukken heeft gevraagd. Hij heeft daarbij verwezen naar paragraaf 22 van het Besluit beroep in belastingzaken (hierna: BBIB):

“Van de zijde van de belastingdienst wordt geen beroep gedaan op artikel 8:29, eerste lid, Awb, tenzij naar het oordeel van de belastingplichtige stukken aan het dossier moeten worden toegevoegd omdat zij op de zaak betrekking hebben. (…)”

2.4. De rechtbank overweegt hierover dat paragraaf 22 van het BBIB per 1 januari 2012 is komen te vervallen. Nu het beroep op geheimhouding van de inspecteur heeft plaatsgevonden in 2012, is het BBBI zoals dat geldt per 1 januari 2012 van toepassing. Deze stelling van belanghebbende faalt.

2.5. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de inhoud van de onder 1.4 genoemde stukken (hierna: de stukken) en heeft deze onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming daarvan en het belang van de inspecteur om aan die kennisneming beperkingen (hierna: geheimhouding) te stellen. Slechts indien naar het oordeel van de rechtbank de door de inspecteur aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een gerechtvaardigd belang van de inspecteur bij geheimhouding.

2.6. De inspecteur heeft de volgende (gewichtige) redenen aangevoerd die geheimhouding van bepaalde passages uit de stukken zouden moeten rechtvaardigen:

a. het belang van de privacy van de tipgever;

b. het belang van de privacy van derden;

c. het belang van de privacy van medewerkers van de Belastingdienst;

d. het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze;

e. het staatsbelang;

f. het belang dat de Belastingdienst heeft bij de vertrouwelijkheid van intern advies.

Vooraf

Naam bank

2.7. De rechtbank overweegt vooraf het volgende. De inspecteur heeft in de stukken telkens de naam van de betreffende bank geschoond. Uit het geschoonde procesdossier blijkt echter duidelijk dat partijen bekend zijn met het standpunt van de inspecteur dat belanghebbende een rekening aanhoudt of heeft aangehouden bij de Rabobank Luxembourg S.A. De rechtbank ziet dan ook geen reden deze naam in de stukken geheim te houden.

Privacy ambtenaren

2.8. Voor zover in de stukken de namen van ambtenaren zijn geschoond, overweegt de rechtbank het volgende. Belanghebbende heeft gesteld dat hij openbaarmaking van deze namen wenst, zodat hij de mogelijkheid heeft de personen op te oproepen als getuige. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de privacy van de medewerkers aanzienlijk zwaarder weegt dan dit belang van belanghebbende. De rechtbank overweegt daarbij dat de namen van de ambtenaren in de stukken veelal zijn vervangen door de letters “NN” met een getal, zodat reeds op die grond de betreffende ambtenaren voldoende individualiseerbaar zijn. De belangen van belanghebbende zijn hiermee naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate gewaarborgd.

Jaartallen

2.9. Voor zover in de stukken data en/of jaartallen worden genoemd, is de rechtbank van oordeel dat geheimhouding daarvan gerechtvaardigd is. Op het geschoonde Excel-sheet dat aan belanghebbende is verstrekt, staat het jaartal 1996 genoemd. Belanghebbende is met dit jaartal dus reeds bekend. De rechtbank is van oordeel dat het belang dat de inspecteur heeft bij geheimhouding van de overige data en/of jaartallen in de stukken, zoals het tegengaan van eventueel calculerend gedrag door andere belastingplichtigen, prevaleert boven het belang dat belanghebbende heeft bij openbaarmaking daarvan.

Privacy tipgever

2.10. De inspecteur heeft uitvoerig en herhaaldelijk gesteld dat de naam van de tipgever niet bekend kan worden gemaakt noch de identiteit van de tipgever moet kunnen worden herleid ter voorkoming van eventuele represailles. Bovendien zou bekendmaking potentiële tipgevers kunnen doen besluiten om geen gegevens meer aan de belastingdienst te doen toekomen. Het is dan ook, aldus de inspecteur, in het belang van de Staat dat de identiteit van van de tipgever geheim blijft. De rechtbank erkent deze belangen van de tipgever en van de Staat. Belanghebbende heeft gesteld dat hij de naam van de tipgever wenst te kennen, zodat hij hem eventueel kan horen als getuige en de betrouwbaarheid kan verifiëren. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de privacy van de tipgever aanzienlijk zwaarder weegt dan dit belang van belanghebbende. De rechtbank overweegt daarbij dat de inspecteur de mogelijkheid heeft opengelaten om de tipgever anoniem te horen.

Afzonderlijke stukken

2.11. De rechtbank overweegt over de afzonderlijke stukken nog het volgende.

Bijlage A1

2.12. De stukken die in bijlage A1 zijn opgenomen betreffen tevens individuele gegevens van andere belastingplichtigen, zoals namen, rekeningnummers, handtekeningen en bedragen. De rechtbank is van oordeel dat het privacybelang van derden aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft bij openbaarmaking van deze gegevens. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat enerzijds de privacy van derden een groot goed is en daarmee een zeer zwaarwegend belang vormt en dat anderzijds de openbaarmaking van de hiervoor genoemde gegevens nauwelijks relevantie heeft voor belanghebbende.

Bijlage B1

2.13. Belanghebbende heeft gesteld de betrouwbaarheid van de informatie niet te kunnen verifiëren, omdat de inspecteur zoveel van het stuk heeft geschoond. De inspecteur heeft zich voor de geheimhouding beroepen op het privacybelang van de tipgever en het belang bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze. De rechtbank kan de inspecteur hierin volgen en is van oordeel dat deze belangen prevaleren boven het belang van belanghebbende. De rechtbank merkt daarbij op dat openbaarmaking van interne werkwijzen en controlestrategieën er toe zou kunnen leiden dat belastingplichtigen in de toekomst hun gedrag daarop zouden kunnen gaan afstemmen. Het risico van frustratie van (uitvoering en handhaving van) de wet zou als gevolg van dit calculerend gedrag toenemen.

Bijlage B2

2.14. De inspecteur heeft voor de geheimhouding een beroep gedaan op het privacybelang van de tipgever en van belastingambtenaren. Hiervoor verwijst de rechtbank naar 2.8. en 2.10. Verder heeft de inspecteur voor de geheimhouding een beroep gedaan op het staatsbelang. De inspecteur heeft daarbij als voorbeeld genoemd de aanzuigende werking die de bekendmaking van de vergoeding aan de tipgever op premiejagers zou kunnen hebben. Belanghebbende heeft daartegenover gesteld dat niet te verifiëren is of de vastgestelde vergoeding in redelijke verhouding staat met de waarde van de verstrekte informatie, zoals is bepaald in de overeenkomst. Volgens belanghebbende is de openbaarmaking van belang om een oordeel te kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid en de authenticiteit van de verstrekte informatie. De rechtbank ziet niet in hoe de geheim gehouden gedeelten van de overeenkomst, waaronder met name de vergoedingsregeling, iets zouden kunnen zeggen over de betrouwbaarheid en authenticiteit van de verstrekte informatie. De rechtbank kan belanghebbende in deze stelling dan ook niet volgen. Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van geheimhouding van de inspecteur aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende bij openbaarmaking.

Bijlage B3

2.15. Bijlage B3 bevat een proces verbaal waarin de identiteit van de tipgever wordt vastgesteld. De inspecteur heeft voor de geheimhouding een beroep gedaan op het privacybelang van de tipgever en dat van de belastingambtenaar. Onder verwijzing naar 2.8. en 2.10. is de rechtbank van oordeel dat de geheim gehouden passages niet geopenbaard hoeven te worden.

Bijlage B4

2.16. De hierin opgenomen ambtsedige verklaring betreft met name een verslag van het gesprek met de tipgever over de beweegredenen van de tipgever en over herkomst van de door hem verstrekte gegevens. De inspecteur heeft voor de geheimhouding een beroep gedaan op de het privacybelang van de tipgever en van de belastingambtenaren en op het belang bij een effectieve controle en controlestrategie. De rechtbank is van oordeel dat de geheim gehouden passages niet openbaar gemaakt hoeven te worden, omdat openbaarmaking ervan een licht kan werpen op de identiteit van de tipgever. Onder verwijzing naar 2.8. en 2.10. is de rechtbank van oordeel dat de geheim gehouden passages niet geopenbaard hoeven te worden.

Bijlage B5

2.17. Voor geheimhouding van passages in deze verklaring van belanghebbende heeft de inspecteur een beroep gedaan op het privacybelang van de tipgever. De rechtbank volstaat met hetgeen hierover onder 2.10 is overwogen.

Bijlage B6

2.18. Deze ambtsedige verklaring geeft inzicht in de aard van de door de tipgever verstrekte gegevens. De inspecteur heeft voor geheimhouding een beroep gedaan op de privacybelang van de tipgever en op dat van de belastingambtenaren. De rechtbank volgt de inspecteur hierin, onder verwijzing naar 2.8 en 2.10. Om die reden hoeven namen en de teksten tussen de tabellen niet openbaar gemaakt te worden. Immers, in die teksten wordt gesproken over de handelwijze van de tipgever, waaruit mogelijk de identiteit van de tipgever afgeleid zou kunnen worden. Daarnaast heeft de inspecteur zich beroepen op het staatsbelang. Naar het oordeel van de rechtbank bevat de verklaring geen informatie die het staatsbelang zou kunnen schaden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de geschoonde tabellen, voor zover ze geen namen of verwijzingen naar namen bevatten, openbaar moeten worden gemaakt. Deze gegevens, die overigens deels ook in de niet-geschoonde gedeelte van bijlage A1 zijn opgenomen, zijn van belang voor belanghebbende om de geschoonde stukken in bijlage A1 te kunnen duiden. De volgende gedeelten dienen derhalve openbaar te worden gemaakt:

- Tabel pagina 1/2, met uitzondering van de derde kolom.

- Tabel pagina 3/4, met uitzondering van de tweede zin in de eerste rij (onder het hoofd) van de tweede kolom. Dit gedeelte dient naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de privacy van de tipgever, geschoond te blijven.

- Tabel pagina 5, met uitzondering van de eerste rij (onder het hoofd) van de tweede kolom. Dit gedeelte dient naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de privacy van de tipgever, geschoond te blijven.

- Eerste tabel op pagina 6, met uitzondering van de eerste rij (onder het hoofd) van de tweede kolom. Dit gedeelte dient naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de privacy van de tipgever, geschoond te blijven.

- Tweede tabel op pagina 6.

Bijlage B7

2.19. In het in deze bijlage opgenomen plan van aanpak inzake het project “Derde categorie” heeft de inspecteur voor de geheimhouding een beroep gedaan op de privacy van de ambtenaren. De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen onder 2.8 is overwogen. Daarnaast heeft de inspecteur zich in dit document beroepen op het belang bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze, en het voorkomen van calculerend gedrag. Onder verwijzing naar hetgeen daarover in 2.13 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat deze belangen prevaleren boven het belang dat belanghebbende heeft bij openbaarmaking.

Bijlage 8 tot en met bijlage 12

2.20. Deze stukken betreffen interne memo’s. De rechtbank onderschrijft de belangen die de inspecteur heeft bij de geheimhouding van de geschoonde passages, zoals het belang bij een effectieve controle en controlestrategie en het belang van de vertrouwelijkheid van intern advies. Deze belangen wegen naar het oordeel van de rechtbank aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende bij openbaarmaking van deze gegevens. De rechtbank overweegt daarbij dat de gegevens van algemene aard zijn en niet zien op de concrete situatie van belanghebbende.

3. Beslissing

De rechtbank:

- bepaalt dat de stukken die onderdeel vormen van het project “Derde Categorie” op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 van de Awb;

- bepaalt dat de naam Rabobank Luxembourg S.A. openbaar gemaakt dient te worden;

- bepaalt dat voor het overige de beperking van de kennisneming van de stukken met de nummers A en B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8, B9, B10, B11 en B12 gerechtvaardigd is;

- bepaalt dat, overeenkomstig hetgeen is overwogen in 2.18, gedeelten van het stuk met nummer B6 openbaar gemaakt dienen te worden;

- gelast de inspecteur om binnen 4 weken na dagtekening van deze uitspraak de, met inachtneming van hetgeen hiervoor is beslist, geschoonde stukken aan de rechtbank en aan belanghebbende over te leggen.

Deze uitspraak is gedaan op 28 januari 2013 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 1 februari 2013

Tegen deze tussenbeslissing kan niet eerder beroep worden ingesteld dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.