Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-01-2013, BZ3879, 11/2054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-01-2013, BZ3879, 11/2054

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 januari 2013
Datum publicatie
12 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ3879
Zaaknummer
11/2054

Inhoudsindicatie

Artikel 6:11 Awb. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Lopende de bezwaartermijn krijgt belanghebbende een brief van de gemachtigde van de gemeente, waarin staat dat hij binnen zes weken na na de datum van uitreiking bezwaar kan aantekenen. Volgens de rechtbank is daardoor bij bh verwarring gewekt over de bezwaartermijn. De termijnoverschrijding is verschoonbaar

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Zittingsplaats: Middelburg

Zaakgegevens AWB 11/2054

uitspraak van 22 januari 2013

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], gevestigd te [woonplaats], [land],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 28 september 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer: [nummer]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2013.

Aldaar is verschenen en gehoord, namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde]

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 6 november 2012 aan [belanghebbende] op het adres [adres] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-draagt de heffingsambtenaar op om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;

-gelast dat heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 aan deze vergoedt.

2.Gronden

2.1.Aan belanghebbende is op 11 juli 2010 op of omstreeks 15.35 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd wegens het niet betalen van parkeerbelasting voor het doen of laten staan van de auto, merk Mercedes-Benz, met kenteken [kentekennummer] (hierna: de auto) op een parkeerplaats aan de Veerse Dam te Vrouwenpolder. Deze locatie is door de gemeente Veere aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting kan worden geparkeerd. De nageheven belasting bedraagt € 0,80 verhoogd met € 51 wegens kosten van de naheffingsaanslag.

2.2. Tussen partijen is primair in geschil of het bezwaar terecht door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk is verklaard. Subsidiair is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

2.3.De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van de dagtekening van de aanslag, tenzij die dag is gelegen vóór de dag van bekendmaking van de aanslag (artikel 22j van de AWR). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid van de Awb). Bij verzending per post is een bezwaarschrift nog tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het bovendien niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, tweede lid van de Awb).

2.4.De naheffingsaanslag is gedagtekend (zondag) 11 juli 2010. Uitgaande van deze dagtekening zou het bezwaarschrift uiterlijk (maandag) 23 augustus 2010 bij de heffingsambtenaar moeten zijn binnengekomen. Het bezwaarschrift van belanghebbende, met dagtekening 31 augustus 2010, is op 3 september 2010 bij de heffingsambtenaar binnengekomen. Het bezwaarschrift is dus te laat ingediend.

2.5.In artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

2.6.In het onderhavige geval heeft belanghebbende gewezen op een brief van [vertegenwoordiger], naar de rechtbank begrijpt de vertegenwoordiger van de gemeente Veere bij de heffing en invordering van parkeerbelasting, van 20 augustus 2010. Deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Der Bußgeldbescheid ist während der Parkzeit an Ihrem Fahrzeug angebracht worden. (…). Einsprüche gegen vorliegenden Bescheid sind schriftelich innerhalb von 6 Wochen nach Ausstellungsdatum an das städtische Ordnungsamt der Gemeinde VEERE zu richten”

Belanghebbende stelt dat zij binnen 6 weken na ontvangst van deze brief, die zij in haar beroepschrift aanduidt als “Nachforderungsbescheid”, bezwaar heeft aangetekend. Gelet op de opmerkingen van belanghebbende in het beroepschrift hieromtrent heeft de rechtbank de indruk dat belanghebbende de naheffingsaanslag, die normaliter door de parkeercontroleur onder de ruitenwisser wordt aangebracht, niet gehad heeft. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat de eerste brief die belanghebbende ontvangen heeft van de gemeente Veere, de brief is van 20 augustus 2010. In deze brief staat dat belanghebbende “innerhalb von 6 Wochen nach Ausstellungsdatum” bezwaar kan aantekenen. De Nederlandse vertaling van “Ausstellungsdatum” is de datum van uitreiking. Uit de brief wordt niet duidelijk welke datum van uitreiking bedoeld wordt; de datum van de brief zelf (20 augustus 2010) of de datum van het naheffingsaanslagbiljet. De rechtbank acht dan aannemelijk dat deze brief, die lopende de bezwaarprocedure is verstuurd, bij belanghebbende verwarring heeft gewekt over de indieningstermijn van het bezwaar. Dat geldt overigens ook indien belanghebbende wel de naheffingsaanslag had aangetroffen op 11 juli 2010, aangezien de heffingsambtenaar de verwarring omtrent de bezwaartermijn heeft laten ontstaan binnen de bezwaartermijn. Nu het bezwaar (ruimschoots) binnen zes weken na de brief van 20 augustus 2010 bij de heffingsambtenaar is binnengekomen, is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het bezwaar is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

2.7.Indien de heffingsambtenaar de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar heeft uitgesproken en de belastingrechter die uitspraak vernietigt, dient de rechter in de regel met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de inspecteur op te dragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. Nu zich in het onderhavige geval geen uitzonderingen voordoen op voornoemde hoofdregel, zoals geformuleerd door de Hoge Raad in zijn arrest van 9 juni 2006, nr. 41 130, onder meer gepubliceerd in BNB 2006/290, zal de rechtbank de heffingsambtenaar opdragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. Aan het subsidiaire standpunt komt de rechtbank dan ook niet meer toe.

2.8.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

2.9.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 22 januari 2013 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 23 januari 2013

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.