Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-01-2013, BZ3892, 12/2613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-01-2013, BZ3892, 12/2613

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
2 januari 2013
Datum publicatie
12 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ3892
Zaaknummer
12/2613

Inhoudsindicatie

Verzet tegen kennelijke ongegrondverklaring van het beroep van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur ten onrechte heeft nagelaten belanghebbende een (nieuwe) termijn te verlenen voor het indienen van de bezwaargronden en belanghebbende evenmin erop heeft gewezen dat het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard als geen gronden van bezwaar worden ingediend, alvorens het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren. Omdat de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, had kennelijk ongegrond verklaring van het beroep achterwege moeten blijven. Verzet gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Zittingsplaats Breda

Procedurenummer: AWB 12/2613

Uitspraakdatum: 2 januari 2013

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:

[belanghebbende], wonende te [adres],

belanghebbende,

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 10 augustus 2012, aan partijen verzonden op 24 augustus 2012.

1.Behandeling van het verzet

1.1 Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd procedurenummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard, op grond van het niet indienen van gronden van bezwaar.

1.2 Bij brief van 25 september 2012, ingekomen bij de rechtbank op 2 oktober 2012, heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.

1.3 Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 23 november 2012 aan belanghebbende op het adres [adres], Frankrijk, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit controle bij PostNL is gebleken dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1.4 De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 19 december 2012. Aldaar zijn namens de inspecteur [gemachtigde] en [gemachtigde] gehoord. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten en de gronden van het verzet

2.1 De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag inkomsten¬belasting en premie volksverzekeringen opgelegd met dagtekening 14 december 2011. Daarbij is afgeweken van de aangifte.

2.2 Het bezwaarschrift van belanghebbende is gedagtekend 15 december 2011 en is bij de inspecteur ingekomen op 21 december 2011.

2.3 Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar van belang¬hebbende wegens het niet indienen van bezwaargronden niet-ontvankelijk verklaard.

2.4 Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

2.5 De gronden waarop belanghebbende zijn verzet baseert, staan vermeld in het verzetschrift.

3. Beoordeling van het verzet

3.1 Het bezwaarschrift vermeldt niets waaruit valt af te leiden waarom belanghebbende de aanslag van de inspecteur onjuist acht. Belanghebbende heeft aan het verzoek tot aanvulling van het bezwaarschrift geen gevolg gegeven. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende daarom niet-ontvankelijk verklaard.

3.2 Belanghebbende stelt in verzet dat hij in zijn bezwaarschrift van 21 december 2011 om de toelichtende brief van de inspecteur heeft gevraagd, waarnaar in de aanslag wordt ver¬wezen. Deze brief heeft belanghebbende nog steeds niet ontvangen. Vervolgens stelt belang¬hebbende dat zijn vragen niet zijn beantwoord. Het is volgens belanghebbende onzinnig om termijnen te verlengen zolang belanghebbende de brief niet heeft ontvangen waarop hij wil reageren. In de brief van 29 maart 2012 doet de inspecteur volgens belang¬hebbende een poging tot een verklaring, maar belanghebbende stelt daarna nog steeds met vragen te zitten.

3.3 De rechtbank stelt vast dat belanghebbende bij brieven van 26 januari 2012 en 13 maart 2012 in de gelegenheid is gesteld de gronden van bezwaar toe te zenden. Belang¬hebbende heeft niet betwist deze brieven te hebben ontvangen.

3.4 Bij brief van 29 maart 2012 heeft een collega van de behandelaar van de aangifte uitleg gegeven over de afwijkingen van de aangifte van belang¬hebbende. Belanghebbende heeft beaamd dat hij deze brief heeft ontvangen. De rechtbank stelt vast dat eerst met deze brief voor belanghebbende duidelijk is geworden op welke wijze correcties zijn doorgevoerd en hoe is afgeweken van de aangifte. Dat volgens belanghebbende niet al zijn vragen met deze brief zijn beantwoord, doet hieraan niet af.

3.5 In de brief van 29 maart 2012 is belanghebbende geen nieuwe termijn verleend voor het indienen van de gronden van bezwaar, noch is belanghebbende erop gewezen dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen als belanghebbende geen gronden van bezwaar indient.

De inspecteur heeft dit evenmin na verzending van deze brief van 29 maart 2012 in een afzonderlijk schrijven gedaan. Onder verwijzing naar artikel 6:6, van de Awb en paragraaf 11 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht van 5 juli 2011, nr. BLKB2011/1087M (Staatscourant 2011, 12570), is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur wel een laatste termijn had moeten verlenen voor het indienen van de bezwaargronden, onder verwijzing naar mogelijke niet-ontvankelijkverklaring indien hieraan niet wordt voldaan, alvorens te kunnen overgaan tot niet-ontvankelijkverklaring. Nu de inspecteur dit ten onrechte heeft nagelaten, had geen niet-ontvankelijkverklaring mogen volgen.

3.6 De rechtbank heeft in de in verzet bestreden uitspraak geoordeeld dat het beroep van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkverklaring kennelijk ongegrond is. Hiertoe heeft de rechtbank, naar nu blijkt ten onrechte, overwogen dat belanghebbende voldoende in de gelegenheid is gesteld het gebleken verzuim te herstellen en dat belanghebbende in gebreke is gebleven de gronden van bezwaar in te dienen. Omdat onder punt 3.5 is vast¬gesteld dat de inspecteur belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, had kennelijk ongegrond verklaring van het beroep achterwege moeten blijven. Het verzet is derhalve gegrond.

3.7 Nu het verzet gegrond is, komt de in verzet bestreden uitspraak van de recht¬bank te vervallen en wordt de beroepsprocedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van die uitspraak.

3. 8De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding nu gesteld noch aannemelijk is geworden dat belanghebbende op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

4. Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 2 januari 2013 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M.H.A. de Graaf, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op: 16 januari 2013

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbende en de inspecteur binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag

Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het beroep in cassatie.