Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2013, BZ9322, 02/996003-12
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2013, BZ9322, 02/996003-12
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 april 2013
- Datum publicatie
- 3 mei 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ9322
- Zaaknummer
- 02/996003-12
Inhoudsindicatie
Bij een zaak van Categorie I van de AAFD dient ingevolge de richtlijnen naast het belastingnadeel sprake te zijn van een van de in hoofdstuk 5 van de AAFD genoemde overige aspecten. Dat is hier niet geval, zodat de OvJ niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/996003-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de zitting van heden.
De raadsman heeft een preliminair verweer gevoerd, waarna de officier van justitie,
mr. Huisman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
over de jaren 2006 tot 2009 en over 2010 opzettelijk (in vereniging) in zijn maandelijkse aangiften omzetbelasting onjuiste bedragen heeft ingevuld waardoor te weinig belasting werd geheven.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
3.1 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
3.1.1 Het standpunt van de raadsman
De raadsman voert een preliminair verweer. Hij geeft aan dat het tripartiete-overleg op 9 februari 2012 ten onrechte heeft besloten dat deze zaak strafrechtelijk dient te worden vervolgd. Het was bekend dat het totale belastingnadeel een bedrag van € 119.000,-- betrof. Ingevolge de sinds 1 juli 2011 geldende richtlijnen met betrekking tot de aanmelding, transactie en vervolging van fiscale delicten, douane- en toeslagdelicten, betreft het derhalve een zaak van categorie I. Dan dient tenminste sprake te zijn van een van de bijzondere omstandigheden zoals genoemd in hoofdstuk 5 van die richtlijnen en dat is niet het geval. De belastingdienst had moeten besluiten de zaak bestuursrechtelijk af te doen.
Nu het openbaar ministerie in strijd met die richtlijnen heeft gehandeld, dient het niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn strafvervolging.
3.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie erkent dat er sprake is van een zaak welke valt onder genoemde Categorie I. Zij meent echter dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in hoofdstuk 5 van de richtlijnen, nu verdachte een bedrijf heeft met een publieke functie, te weten een juweliers- en goudhandelbedrijf. Daardoor is sprake van een voorbeeldfunctie en is terecht besloten de zaak strafrechtelijk te vervolgen.
Aanvullend heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit in feite geldt voor alle eigenaren van een winkelbedrijf.
3.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de raadsman terecht een beroep doet op de inhoud van de richtlijnen met betrekking tot de aanmelding, transactie en vervolging van fiscale delicten, douane- en toeslagdelicten ( Richtlijnen AAFD ), nu deze gelden vanaf 1 juli 2011 voor zaken die ná 1 januari 2010 zijn aangemeld voor het zogenaamde selectieoverleg. Uit het dossier kan de rechtbank niet afleiden wat de precieze datum is geweest van die aanmelding. Wél wordt vermeld in het OPV ( o-0PV -01 ) dat de zaak in dat selectieoverleg is bespro-ken op 16 november 2011. Nu uit het dossier blijkt ( G1-001 ) dat het boekenonderzoek waarop de verdenking is gebaseerd pas heeft plaatsgevonden in het voorjaar 2011, kan het niet anders dan dat de aanmelding bij het selectieoverleg in ieder geval ná 1 januari 2010 heeft plaatsgevonden. Tijdens het debat ter terechtzitting is zulks overigens ook niet bestreden door het OM.
De beslissing om verdachte te gaan vervolgen moet daarom getoetst worden aan de hand van de in die richtlijnen vastgestelde criteria.Het totale belastingnadeel bedroeg minder dan € 125.000,--, zodat het om een zaak gaat als omschreven in Categorie I.van de AAFD. Ingevolge de richtlijnen dient er derhalve naast het belastingnadeel sprake te zijn van een van de in hoofdstuk 5 van de AAFD genoemde overige aspecten.
Verdachte heeft een winkelbedrijf in juwelen en gouden sieraden. Dit gegeven maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat verdachte een voorbeeldfunctie als bedoeld in de AAFD vervult. Het maakt hem immers nog niet tot een maatschappelijk aansprekend of bekend persoon.
De rechtbank heeft ambtshalve bezien of mogelijk één van de andere in hoofdstuk 5 genoemde aspecten in deze zaak aan de orde is. Recidivegevaar lijkt niet aanwezig en evenmin de onmogelijkheid van verhaal, nu verdachte naar hij onweersproken ter zitting heeft gesteld inmiddels het belastingnadeel heeft terugbetaald. Voorts is het delict niet gepleegd in combinatie met een niet-fiscaal delict, heeft er geen derde aan het delict meegewerkt en was een bestuurlijke boete mogelijk, terwijl ook de waarheidsvinding niet in het geding was. Dan resteert de evenwichtige rechtshandhaving. De rechtbank is niet gebleken van mogelijk behaald concurrentievoordeel. In zijn algemeenheid zal een winkelier pas de integriteit van het financiële verkeer aantasten en aldus in strijd met een evenwichtige rechtshandhaving handelen als hij bijvoorbeeld verkopen buiten zijn kassa om verricht. Ook daarvan is in dit geval niet gebleken..
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het verweer van de verdediging slaagt en de zaak van verdachte niet voldeed aan de in de richtlijnen opgestelde vervolgingscriteria.
Onder die omstandigheden dient de officier van justitie in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
4 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Peeters, voorzitter, mr. Schotanus en mr. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 april 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
[verdachte] [naam BV] B.V., hierna te noemen de "B.V.", op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 10 januari 2009 en/of op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2010 tot en met 14 januari 2010 in de gemeente(n) Roosendaal en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (maand)aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [verdachte] [naam BV] B.V. over het/de aangiftetijdvak(ken): (AH-003)
januari 2006 en/of
februari 2006 en/of
maart 2006 en/of
april 2006 en/of
mei 2006 en/of
juni 2006 en/of
juli 2006 en/of
augustus 2006 en/of
september 2006 en/of
oktober 2006 en/of
november 2006 en/of
december 2006 en/of
januari 2007 en/of
februari 2007 en/of
maart 2007 en/of
april 2007 en/of
mei 2007 en/of
juni 2007 en/of
juli 2007 en/of
augustus 2007 en/of
september 2007 en/of
oktober 2007 en/of
november 2007 en/of
december 2007 en/of
januari 2008 en/of
februari 2008 en/of
maart 2008 en/of
april 2008 en/of
mei 2008 en/of
juni 2008 en/of
juli 2008 en/of
augustus 2008 en/of
september 2008 en/of
oktober 2008 en/of
november 2008 en/of
december 2008 en/of
januari 2010 en/of
februari 2010 en/of
maart 2010 en/of
april 2010 en/of
mei 2010 en/of
juni 2010 en/of
juli 2010 en/of
augustus 2010 en/of
september 2010 en/of
oktober 2010 en/of
november 2010 en/of
december 2010
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen,
immers heeft/hebben de B.V. en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Roosendaal en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), in elk geval één of meer tijdvak(ken), -zakelijk weergegeven- (telkens) ten onrechte belasting in vooraftrek genomen en/of
(telkens) een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven en/of (telkens) ten onrechte geen bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven en/of (telkens) een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.