Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-02-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:967 CA0466, 12/4210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-02-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:967 CA0466, 12/4210

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
19 februari 2013
Datum publicatie
22 mei 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:CA0466
Zaaknummer
12/4210

Inhoudsindicatie

Wet belasting zware motorrijtuigen

Door een verzuim van een medewerker van belanghebbende zijn ten aanzien van acht vrachtwagens de eurovignetten niet verlengd, waarna naheffingsaanslagen (elk

€ 8) met boetes (na bezwaar elk € 160) zijn opgelegd. Deze menselijke fout dient naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van belanghebbende te blijven. De rechtbank acht een boete van € 160 per verzuim niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank ziet verder geen aanleiding tot verdere matiging van de boete wegens de financiële omstandigheden danwel de verstreken tijd tussen de constatering van de verzuimen en het opleggen van de boetes. De opgelegde boetes, na vermindering in bezwaar, acht de rechtbank passend en geboden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Zittingsplaats: Breda

Procedurenummers AWB 12/4210, 12/4212 tot en met 12/4214, 12/4218 tot en met 12/4221, 12/4227 tot en met 12/4231, 12/4233 tot en met 12/4235, 12/4241, 12/4242, 12/4244, 12/4254, 12/4265, 12/4266, 12/4277, 12/4278, 12/4280, 12/4281, 12/4297, 12/4299 tot en met 12/4301 (hierna: 12/4210 e.v.)

uitspraak van 19 februari 2013

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 27 juli 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen 30 aan haar in mei 2012 opgelegde naheffingsaanslagen Wet belasting zware motorrijtuigen (hierna: BZM).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2013. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [gemachtigden], en namens de inspecteur, [gemachtigde].

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Aan belanghebbende zijn de onderstaande naheffingsaanslagen BZM opgelegd:

Tabel naheffingsaanslagen

2.2. Daarnaast zijn nog 56 andere naheffingsaanslagen BZM aan belanghebbende opgelegd. In deze zaken heeft de rechtbank inmiddels op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraken gedaan.

2.3. De verzuimboetes van elk € 246 zijn op grond van artikel 13 van de BZM in samenhang met § 36 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) aan belanghebbende opgelegd wegens het niet betalen van de verschuldigde belasting. Bij uitspraken op bezwaar zijn de naheffingsaanslagen gehandhaafd en zijn de boetes, op grond van intern beleid, verminderd tot € 160, omdat belanghebbende het betalingsgedrag inmiddels heeft verbeterd.

2.4. Vaststaat dat belanghebbende met vrachtauto’s waarvan zij op dat moment volgens de kentekenregister houder was op de hiervoor vermelde dagen gebruik heeft gemaakt van de autosnelweg. Belanghebbende betwist niet dat zij de € 8 per gemaakte overtreding verschuldigd is.

2.5. Tussen partijen is uitsluitend de hoogte van de boetes in geschil.

2.6. De rechtbank stelt voorop dat zij aannemelijk acht dat hier geen sprake is geweest van een bewuste actie van belanghebbende. De omstandigheid dat sprake is geweest van een menselijke fout omdat een medewerker verzuimd heeft de vignetten tijdig te verlengen dient naar het oordeel van de rechtbank echter voor rekening en risico van belanghebbende te blijven.

2.7. Het bovenstaande neemt evenwel niet weg dat de opgelegde boetes in verhouding moeten staan tot de ernst van de gepleegde overtredingen. Belanghebbende heeft daartoe gesteld dat de hoogte van de boete niet in verhouding staat tot enerzijds het dagtarief en anderzijds het tarief voor een jaarvignet. Gelet op het doel van de bepaling, namelijk het inscherpen van het nakomen van fiscale verplichtingen, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een boete van € 160 (na bezwaar) per verzuim niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

2.8. Als reden voor matiging van de boete heeft belanghebbende nog aangevoerd dat de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes maximaal 88 dagen en gemiddeld 77 dagen na de constatering van het verzuim zijn opgelegd. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. De BZM is een belasting die belanghebbende op eigen initiatief dient aan te geven en te betalen. Belanghebbende is dus zelf verantwoordelijk voor de betaling van de BZM en de naheffingsaanslag en verzuimboete zijn dan ook niet bedoeld als signaleringssysteem. De rechtbank merkt daarbij op dat de inspecteur op grond van de wet de mogelijkheid heeft om binnen vijf jaar na het verzuim een naheffingsaanslag met boete op te leggen. De inspecteur heeft evenwel ter zitting onweersproken gesteld dat met de brancheorganisatie is afgesproken dat de Belastingdienst ernaar zou streven om uiterlijk binnen drie maanden na de constatering van het verzuim de naheffingsaanslag en boete op te leggen. Nu de boetes gemiddeld 77 dagen na de constatering van het verzuim zijn opgelegd, heeft de Belastingdienst aan deze afspraak voldaan. De rechtbank acht daarbij de verklaring van de inspecteur ter zitting dat tussen het moment van constatering door de KLPD en de aanlevering van de gegevens aan de Belastingdienst enige tijd verstrijkt, geloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat de verstreken perioden niet onredelijk lang zijn.

2.9. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat zij in 2012 slechts door het behalen van incidentele baten een positief resultaat heeft behaald van circa € 100.000. Met haar transportactiviteiten heeft zij in 2012 een verlies van circa € 100.000 geleden. Hiermee heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar financiële omstandigheden dermate slecht zijn dat deze zouden moeten leiden tot een (verdere) matiging van de boetes. De rechtbank acht de opgelegde boetes, na vermindering in bezwaar, dan ook passend en geboden.

2.10. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.

2.11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 19 februari 2013 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 4 maart 2013

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.