Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-02-2013, CA0583, 12/2031

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-02-2013, CA0583, 12/2031

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
12 februari 2013
Datum publicatie
10 juni 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:CA0583
Zaaknummer
12/2031

Inhoudsindicatie

Belanghebbende exploiteerde tot de verkoop in 2007 een tankstation. In geschil is of de bij verkoop behaalde boekwinst bij het bepalen van de winst uit onderneming over 2007 buiten aanmerking kan blijven. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voornemens was zijn onderneming elders voort te zetten. De onderneming is door de verkoop van het tankstation gestaakt. Het vormen van een herinvesteringsreserve is dan niet mogelijk. Artikel 3.64 Wet IB 2001 kan niet worden toegepast omdat dit artikel (tekst 2007) uitsluitend gold bij de staking tengevolge van overheidsingrijpen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer

Zittingsplaats: Breda

Zaakgegevens AWB 12/2031

uitspraak van 12 februari 2013

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [plaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest/kantoor Breda,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 26 april 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PH) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.600.000 en de daarbij bij beschikking vastgestelde heffingsrente.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2013 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], administrateur te [plaats], en namens de inspecteur, mr. [gemachtigde] en mr. [gemachtigde].

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de aanslag IB/PH tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 957.876

en een inkomen uit sparen en beleggen van € 8.785;

- vermindert de heffingsrente tot € 22.280;

- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende van € 944;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. Op 11 januari 2007 heeft belanghebbende de woning [adres] te [plaats] (hierna: de woning) en het tank- en servicestation gelegen aan de [adres A] te [plaats] (hierna: het tankstation) verkocht aan een derde voor respectievelijk € 550.000 en € 1.350.000. Tot 1 februari 2007 exploiteerde belanghebbende het tankstation als ondernemer. Het tankstation behoorde voor belanghebbende tot zijn ondernemingsvermogen, de woning tot zijn privévermogen. Per 31 december 2006 was de boekwaarde van het tankstation € 298.507,17 en van de inventaris € 7.202,34. De boekwinst op de verkoop van het tankstation (inclusief inventaris) was € 1.044.290. De koper is het tankstation gaan verhuren, in afwachting van de mogelijkheid van nieuwbouw op die plek.

2.2. Op 7 juni 2010 heeft belanghebbende enkele onroerende zaken in [plaats] gekocht. De koopsom van de onroerende zaken was € 830.000. Het zijn twee winkelpanden, één horecapand en drie appartementen. Van de appartementen is er één bestemd als eigen woning. De overige onroerende zaken worden verhuurd. Volgens belanghebbende behoorden de onroerende zaken vóór de aankoop tot een onderneming van zijn schoonmoeder.

2.3. Aan belanghebbende is met dagtekening [datum] 2010 een ambtshalve aanslag IB/PH over 2007 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.600.000. De onder 2.1 vermelde boekwinst is hierin begrepen. Er is € 112.428 heffingsrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. In de uitspraken is het bezwaar ongegrond verklaard. Nadat beroep was ingesteld heeft de inspecteur de aanslag met dagtekening 16 augustus 2012 ambtshalve verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 957.876 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 9.589. Op de verminderde aanslag staat een bedrag van € 66.841 aan heffingsrente vermeld.

2.4. Tussen partijen is in geschil of de boekwinst behaald op de verkoop van het tankstation bij het bepalen van de winst uit onderneming over 2007 buiten aanmerking kan blijven (op grond van het bepaalde in artikel 3.54 Wet IB 2001 of artikel 3.64 Wet IB 2001). Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de inspecteur ontkennend. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de aanslag in elk geval moet worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 957.876 en een inkomen uit sparen en beleggen van 4% van € 219.633 of € 8.785. Tevens is niet meer in geschil dat de heffingsrente moet worden verminderd tot 1/3e deel van het op de ambtshalve vermindering vermelde bedrag van € 66.841 is € 22.280.

2.5. Belanghebbende heeft in januari 2007 het tankstation verkocht. Belanghebbende heeft gesteld dat hij voornemens was een ander, kleiner tankstation te kopen en aldus zijn onderneming elders voort te zetten. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende aangevoerd dat hij regelmatig in het vakblad Beta keek dan wel zijn adviseur had gevraagd dat te doen. De inspecteur heeft hiertegen aangevoerd dat er geen enkel bewijs is dat belanghebbende de onderneming elders wilde voortzetten en dat belanghebbende na de verkoop in 2007 geruime tijd in Italië heeft verbleven, wat er niet op duidt dat hij naar een ander tankstation zocht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat hij voornemens was de onderneming elders voort te zetten. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende zijn onderneming door de verkoop en levering van het tankstation in 2007 heeft gestaakt.

2.6. Belanghebbende heeft gesteld dat hij de boekwinst op de verkoop van het tankstation kan onderbrengen in een herinvesteringsreserve als bedoeld in artikel 3.54, lid 1, van de Wet IB 2001. De rechtbank volgt belanghebbende hierin niet. Het vormen van een herinvesteringsreserve in de zin van die bepaling is niet mogelijk indien, zoals in casu, de onderneming (tussentijds) is gestaakt.

2.7. Belanghebbende heeft nog een beroep gedaan op de toepassing van artikel 3.64 Wet IB 2001. Dit beroep kan niet slagen. Dat artikel, zoals dat gold in 2007, gaf de mogelijkheid stakingswinst, welke was toe te rekenen aan herinvesteringsreserves en bedrijfsmiddelen door te schuiven naar een (nieuwe) onderneming, echter uitsluitend indien de staking het gevolg was van een vorm van overheidsingrijpen. De verkoop van het tankstation werd echter niet veroorzaakt door enige vorm van overheidsingrijpen.

2.8. De rechtbank zal de aanslag en de heffingsrente verminderen conform hetgeen is vermeld in 2.4.

2.9. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

2.10. Nu de aanslag wordt verminderd, ziet de rechtbank aanleiding de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. Voor vergoeding van de kosten van de bezwaarfase is geen reden nu daar niet om is gevraagd voordat uitspraak op bezwaar werd gedaan. De kosten van de beroepsfase worden op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op 2 punten voor proceshandelingen (beroepschrift en zitting) à € 472 met toepassing van een factor 1 wegens de zwaarte van de zaak is € 944.

Deze uitspraak is gedaan op 12 februari 2013 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. W. Brouwer en mr.drs. M.M. Breij, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. J.M.C. Hendriks, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 25 februari 2013

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.