Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-03-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:1686 CA1519, 12/4562
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-03-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:1686 CA1519, 12/4562
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 5 maart 2013
- Datum publicatie
- 30 mei 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:CA1519
- Zaaknummer
- 12/4562
Inhoudsindicatie
Onjuiste tenaamstelling woz-beschikking en bijbehorende aanslag onroerende-zaakbelastingen. De heffingsambtenaar heeft hangende de beroepsprocedure de woz-beschikking en de aanslag vernietigd en bij brief belanghebbende te kennen gegeven te zijner tijd een nieuwe woz-beschikking vast te stellen en aanslag op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar hiermee in overeenstemming met artikel 23 van de Wet WOZ gehandeld. Voor zover het beroep op het voorgaande ziet is het niet-ontvankelijk. Met betrekking tot de proceskosten heeft belanghebbende belang bij het beroep en is het ontvankelijk.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Zittingsplaats: Breda
Procedurenummer AWB 12/4562
uitspraak van 5 maart 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats X], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats X], de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 19 juli 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats X] (hierna: het kampeerterrein), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet woz) en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2013.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [gemachtigde], en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde heffingsambtenaar].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het de beschikking en de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012 betreft;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
2. Gronden
2.1. De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van het beroepschrift van belanghebbende geconcludeerd dat de tenaamstelling van de beschikking en de aanslag onjuist is. Daarop heeft de heffingsambtenaar bij brief van 14 september 2012 belanghebbende hiervan in kennis gesteld en de beschikking en de aanslag vernietigd. In dezelfde brief heeft de heffingsambtenaar te kennen gegeven dat een nieuwe voor bezwaar vatbare beschikking zal worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente hiermee in overstemming met artikel 23 van de Wet woz gehandeld.
2.2. Gelet op het voorgaande is de beroepsgrond ten aanzien van de beschikking en de aanslag vervallen en dient het beroep voor zover het daarop betrekking heeft niet-ontvankelijk te worden verklaard. De rechtbank merkt hierbij op dat belanghebbende bij ontvangst van de nieuwe beschikking, hiertegen de rechtsmiddelen kan aanwenden die zij geëigend acht.
2.3. Belanghebbende heeft in beroep ook om vergoeding verzocht van de door haar gemaakte proceskosten. Nu de heffingsambtenaar geen proceskostenvergoeding heeft toegekend, heeft belanghebbende met betrekking tot de proceskosten belang bij het beroep. In zoverre is het beroep ontvankelijk.
2.4. Over de proceskostenvergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Belanghebbende is van mening dat zij recht heeft op vergoeding van de kosten in de beroepsfase gemaakt terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Belanghebbende heeft zich in de beroepsfase laten vertegenwoordigen door [BV 1]. Het bezwaarschrift is opgesteld op briefpapier van [belanghebbende]. Bezwaar- en beroepschrift zijn echter beide ondertekend door [gemachtigde]. De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide stukken feitelijk door dezelfde persoon zijn ondertekend, zodat van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand geen sprake is.
2.5. De Hoge Raad heeft over het begrip ‘derde’ in artikel 1, onderdeel a van het Besluit het volgende overwogen (Hoge Raad, 8 november 2002, nr. 37 199, onder andere gepubliceerd in BNB 2003/20):
“4.2. (…) De Hoge Raad ziet geen reden om aan het begrip 'derde' in artikel 1, letter a, van het Besluit proceskosten fiscale procedures een andere betekenis te geven dan de gangbare (…) De in de Nota van toelichting bij voormeld besluit (Stcrt. 1993, 762, V-N 1994, blz. 142, punt 11) te lezen opvatting dat de 'interne juridische dienst van een ... tot dezelfde groep behorend bedrijf' niet kan worden aangemerkt als een derde in evenvermelde zin, doet - nog daargelaten wat aldaar met 'dezelfde groep' is bedoeld - aan het vorenoverwogene niet af, nu die opvatting niet tot uitdrukking is gebracht in de tekst van het besluit.
Wel kunnen bijzondere omstandigheden ertoe nopen om voor de toepassing van de evenvermelde bepaling een procederend lichaam en een ander lichaam dat rechtsbijstand verleent, met elkander te vereenzelvigen.(…)”
2.6. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van een bijzondere omstandigheid die ertoe noopt om voor toepassing van het Besluit belanghebbende, [gemachtigde] en [BV 1] met elkaar te vereenzelvigen. [gemachtigde] is in de bezwaarfase namens belanghebbende opgetreden en heeft ook het bezwaarschrift ondertekend. Dat [gemachtigde] namens belanghebbende vervolgens een beroepschrift ingediend heeft op briefpapier van een andere B.V. waarvan [gemachtigde] ook als enige tekeningbevoegd is, maakt niet dat sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank acht het aannemelijk dat [gemachtigde] persoonlijk namens de voornoemde B.V.’s is opgetreden. Derhalve is er geen plaats voor het vergoeden van proceskosten in de beroepsfase.
2.7. Gelet op het vorenstaande is het beroep in zoverre ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan op 5 maart 2013 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.A. Mandemakers, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 12 maart 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.