Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-04-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:2439 CA3093, 12/3279
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-04-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:2439 CA3093, 12/3279
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 3 april 2013
- Datum publicatie
- 13 juni 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:CA3093
- Zaaknummer
- 12/3279
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting - scholingsuitgaven
Belanghebbende heeft zijn studie tot basis-arts in 2001 afgerond. Hij heeft in de jaren 1994 tot en met 2002 studieboeken (hierna: medische bibliotheek) aangeschaft. In 2008 werkte hij als arts-assistent in opleiding tot gynaecoloog. Hij heeft als scholingsuitgaven o.m. € 1.200 afgetrokken aan afschrijving op de vóór 2008 aangeschafte medische bibliotheek. De rechtbank weigert de aftrek. Niet aannemelijk is dat de boeken zijn gebruikt in de opleiding als gynaecoloog. Voor de boeken die in of na 2001 maar vóór 2008 zijn aangeschaft is er geen reden om af te wijken van artikel 6.40 Wet IB 2001.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 12/3279
Uitspraak van 3 april 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg kantoor Maastricht,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 21 juni 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2008 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.024 (aanslagnummer [nummer]H.86).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2013.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Utrecht, en namens de inspecteur, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende heeft zijn studie geneeskunde in 2001 afgerond. Daarna is belanghebbende begonnen aan zijn opleiding tot gynaecoloog. Belanghebbende is in 2003 gepromoveerd. In de jaren 1994 tot en met 2002 heeft belanghebbende studieboeken aangeschaft voor een bedrag van in totaal € 4.722 (hierna: de medische bibliotheek).
2.2. In het onderhavige jaar was belanghebbende, als arts-assistent in opleiding tot gynaecoloog (hierna: aio), werkzaam in het [werkgever]. Niet in geschil is dat belanghebbende als aio een leer- en werktraject heeft gevolgd en dat kosten in verband met het leertraject tot de scholingsuitgaven behoren.
2.3. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in het onderhavige jaar een bedrag van € 1.200 als afschrijving op de medische bibliotheek als scholingsuitgaven in aftrek mag brengen.
2.4. Artikel 6.27, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet) bepaalt dat scholingsuitgaven uitgaven zijn voor het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning.
2.5. Belanghebbende dient aannemelijk te maken dat de boeken uit de medische bibliotheek benodigd waren in het leertraject tot gynaecoloog. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat hij na zijn studie geneeskunde een aantal boeken uit de medische bibliotheek als naslagwerk heeft gebruikt.
2.6. De rechtbank oordeelt als volgt. Belanghebbende heeft het overgrote deel van de boeken aangeschaft om de studie geneeskunde te volgen. Die boeken zijn bedoeld voor de opleiding tot basisarts. De opleiding tot basisarts is een andere dan de opleiding tot gynaecoloog. De opleiding tot gynaecoloog betreft een specialisatie in de geneeskunde. Aannemelijk is dat daarvoor andere (medische) boeken zijn benodigd dan voor de opleiding tot basisarts. De rechtbank acht niet aannemelijk dat die boeken in het onderhavige jaar hebben bijgedragen tot de opleiding als gynaecoloog.
2.7. Dan resteren er enkele boeken die zijn aangeschaft in of na 2001 maar vóór 2008. Voor zover de kosten daarvan zijn aan te merken als scholingsuitgaven, is er geen reden om af te wijken van de hoofdregel voor de aftrekbaarheid van artikel 6.40 van de Wet: de kosten zijn aftrekbaar in het jaar dat ze zijn betaald. Dit betekent dat voor aftrek in het onderhavige jaar geen plaats is.
2.8. Belanghebbende doet tevens een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Van schending van het gelijkheidsbeginsel kan sprake zijn indien (a) de inspecteur een begunstigend beleid voert, (b) ten aanzien van een (groep) belastingplichtige(n) sprake is van een oogmerk tot begunstiging of (c) de zogenoemde meerderheidsregel wordt geschonden. Gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van begunstigend beleid of oogmerk tot begunstiging bij de inspecteur. Een beroep op de meerderheidsregel moet worden ondersteund met gegevens waaruit blijkt dat de inspecteur in minstens twee identieke gevallen de afschrijvingskosten bibliotheek als scholingsuitgaven heeft geaccepteerd. Belanghebbende heeft alleen één anonieme aangifte van een andere belastingplichtige overgelegd, waarin de afschrijving bibliotheek als scholingsuitgaven in aanmerking is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
2.9. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2013 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 15 april 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.