Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2013, CA3180, 11/1009
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2013, CA3180, 11/1009
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 april 2013
- Datum publicatie
- 14 juni 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:CA3180
- Zaaknummer
- 11/1009
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting, toepassing verlaagd tarief
Belanghebbende heeft een matras ontwikkeld als antidecubitusmatras. Elke matras wordt op maat gemaakt. De matras wordt ook aangeboden als matras op maat voor mensen met andere klachten. Het verlaagd tarief is van toepassing voor de matrassen die geleverd worden als antidecubitusmatras (Tabel a, onder 37 van de Wet op de omzetbelasting 1968). Analoge toepassing van het arrest van het Hof van Justitie C-41/09 (BNB 2011/144).
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 11/1009
uitspraak van 26 april 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats A],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 14 januari 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2009 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting vastgestelde (aanslagnummer [nummer]F01.9501).
Zitting
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2012 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde
[gemachtigde], en namens de inspecteur, [gemachtigden]. Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2013 te Tilburg. Aldaar zijn verschenen, belanghebbende en [gemachtigde], voornoemd en namens de inspecteur, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 12.781;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.180;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 152 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende, handelend onder de naam [handelsnaam belanghebbende], is ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Belanghebbende produceert en levert onder andere matrassen.
2.2. Belanghebbende heeft een matras ontwikkeld onder de naam ‘[de matras]’ (hierna: de matras). De matras wordt op maat gemaakt, bestaat uit een complex van segmenten en kan al dan niet in overleg met een behandelend medicus, door middel van een speciaal drukmeetapparaat en een computer, aangepast worden naar behoefte van de gebruiker. Belanghebbende heeft de matras ontwikkeld als antidecubitusmatras. Er is in feite geen sprake van één matras maar van een concept: elke matras bestaat uit een groot aantal onderdelen met verschillende drukgehaltes. Voor elke klant wordt een matras op maat aangemeten. Belanghebbende biedt de matras aan als matras op maat voor mensen met zware rugklachten, spierziekten, MS en (dreiging van) doorligwonden. De prijs is ongeveer € 1.500 per stuk inclusief omzetbelasting.
2.3. Belanghebbende voert sinds 2007 correspondentie met de inspecteur over het omzetbelastingtarief voor de matras. Gedurende het in geding zijnde tijdvak heeft belanghebbende over de omzet van de matrassen het lage tarief (6%) toegepast. Vanaf het tweede kwartaal van 2009 past belanghebbende het tarief van 19% toe.
2.4. De inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 10 juli 2009 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. De nageheven omzetbelasting bedroeg € 15.424 (het verschil in tarief tussen 19% en 6% over de omzet van € 118.648).
2.5. De inspecteur heeft bij de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
2.6. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende terecht het verlaagde tarief heeft toegepast. Belanghebbende beantwoordt de vraag bevestigend, de inspecteur ontkennend. Tussen partijen is niet in geschil dat de naheffingsaanslag in ieder geval dient te worden verminderd tot € 12.961. Belanghebbende verzoekt tevens om een integrale proceskostenvergoeding.
2.7. Belanghebbende, op wie de bewijslast rust de toepasselijkheid van het verlaagde tarief aannemelijk te maken, heeft primair gesteld dat de matras een antidecubitusmatras (een matras ter voorkoming van doorliggen) is als bedoeld in Tabel I, post a.37 bij de Wet en voldoet aan alle voorwaarden van de Wet en de BTW-richtlijn voor toepassing van het verlaagde tariefSubsidiair heeft hij gesteld dat het toe te passen tarief afhankelijk dient te zijn van de bedoeling van de afnemer.
2.8. Ingevolge artikel 1, aanhef, en onder a, van de Wet, wordt omzetbelasting geheven ter zake van levering van goederen, welke in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel wordt verricht. Ingevolge artikel 9 van de Wet bedraagt het tarief 19% en is een verlaagd tarief van 6% procent van toepassing voor leveringen van goederen, genoemd in de bij de Wet behorende tabel I. Deze tabel vermeldt in bijlage a, onder 37, voor zover hier van belang, “…antidecubitusmatrassen;…”
2.9. In de bijbehorende parlementaire toelichting is hierover opgemerkt: “Antidecubitusmatrassen zijn matrassen die worden gebruikt bij het voorkomen en behandelen van doorliggen. De matrassen zijn er in verschillende uitvoeringen maar wijken af van gewone matrassen door de speciale opvang van lokale drukuitoefening.”
(MvT, Kamerstukken II 2001/02, 28 015, nr. 3, p. 28.)
2.10. Het (beleids)besluit van de staatssecretaris van 27 september 2007, nr. CCP2007/536M, Stcr. 2007, 195 vermeldde: “Een antidecubitusmatras is een matras die speciaal bestemd en geschikt is voor de preventieve, palliatieve en curatieve behandeling van decubitus (doorliggen). Antidecubitusmatrassen zijn er in verschillende uitvoeringen en wijken af van gewone matrassen door de speciale opvang van lokale drukuitoefening.”
2.11. Gelet op de processtukken en de daarbij behorende verklaringen van belanghebbende acht de rechtbank aannemelijk dat de matras speciaal is ontworpen voor de behandeling of voorkoming van decubitus. Niet in geschil is dat de matras beschikt over drukverminderende eigenschappen. Uit de stukken blijkt ook dat de matras door een zorginstelling is gebruikt als antidecubitusmatras. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de matras een antidecubitusmatras is als bedoeld in de Tabelpost. Dat de matras afwijkt van de tot dan toe aangeboden antidecubitusmatrassen, die vaak gebruik maken van een luchtpomp, staat daar niet aan in de weg evenmin als de omstandigheid dat de matras ook voor meer algemeen gebruik geschikt is.
2.12. De vraag is dan of het gegeven dat de matras ook voor ander gebruik geschikt is dan gebruik als antidecubitusmatras er toe leidt dat toepassing van het verlaagde tarief moet worden geweigerd.
2.13. Het opnemen van de antidecubitusmatras in de tabelpost is gebaseerd op het bepaalde in bijlage III van de BTW-richtlijn, waarin onder de lijst van goederen waarvoor het verlaagde tarief kan worden toegepast zijn vermeld:
3) farmaceutische producten van een soort die gewoonlijk gebruikt wordt voor de gezondheidszorg, het voorkomen van ziekte …
4) medische uitrusting (…), hulpmiddelen en andere apparaten die gewoonlijk bestemd zijn voor verlichting of behandeling van handicaps…
2.14. Zoals het Hof van Justitie van de EU (verder: HvJ) heeft overwogen in het arrest Commissie-Spanje (arrest van 18 januari 2001, nr. C-83/99) moet de opsomming van leveringen en diensten waarop het verlaagde tarief kan worden toegepast, strikt worden uitgelegd en volgens de gebruikelijke betekenis van de gebruikte bewoordingen. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dat voor dit geval dat beoordeeld moet worden of de matras gewoonlijk bestemd is voor gebruik als antidecubitusmatras. Naar het oordeel van de rechtbank dient dat per matras worden bekeken, nu geen sprake is van één universele matras maar elke matras op maat wordt gemaakt. De rechtbank acht aannemelijk dat elke matras die belanghebbende op maat maakt als decubitusmatras, gewoonlijk als zodanig wordt gebruikt.
2.15. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest van het HvJ van 3 maart 2011, nr. C-41/09 (BNB 2011/144) waarin het Hof heeft beslist dat bij levering van onderscheiden goederen van eenzelfde soort soms wel en soms niet het verlaagde tarief van toepassing kan zijn, afhankelijk van de bestemming van dat goed. In het arrest ging het over de levering van paarden. Onderdeel 1 van Bijlage 3 bij de BTW-richtlijn bepaalt dat onder het verlaagde tarief kunnen vallen de leveringen van “levende dieren (…) die gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen”. Het HvJ oordeelde, kort samengevat, dat voor rundvee, schapen, geiten en varkens geldt dat zij doorgaans zijn bestemd om te worden gebruikt in de menselijke en dierlijke voedselketen maar niet voor paarden, behoudens in het geval deze worden geleverd met het oog op slachting voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen. Het Hof overwoog:
“–57. Gelet op deze specifieke situatie van paarden, die hoewel zij niet gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen, in bepaalde gevallen toch voor consumptie kunnen worden gebruikt, dient te worden aangenomen dat gelet op de doelstelling van de wetgever van de Unie om essentiële goederen minder duur voor de eindconsument te maken, punt 1 van bijlage III aldus dient te worden uitgelegd dat uitsluitend de levering van een paard met het oog op slachting voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen aan een verlaagd btwtarief kan worden onderworpen..”
2.16. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit arrest analoog te worden toegepast in de onderhavige situatie. Dat betekent dat uitsluitend de levering van de matras als antidecubitusmatras aan het verlaagde omzetbelastingtarief is onderworpen.
2.17. Niet in geschil is dat gedurende het in het geding zijnde tijdvak tenminste één matras verkocht is als antidecubitusmatras. Daarvoor is dan terecht het verlaagde tarief toegepast. Ter zitting hebben partijen aangegeven dat de naheffingsaanslag dan met € 180 moet worden verminderd verminderd tot € 12.781.
2.18. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.19. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.180 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen op een nadere zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1). Voor vergoeding van de kosten voor de bezwaarprocedure is geen aanleiding nu daarom niet tijdig is verzocht. De rechtbank vindt ook geen aanleiding tot veroordeling in de werkelijke proceskosten. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake een situatie die een dergelijke vergoeding rechtvaardigt. Dat de inspecteur geen matrasdeskundige is kan haar niet worden tegengeworpen. Overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld noch gebleken.
Deze uitspraak is gedaan op 26 april 2013 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr.drs. M.M. de Werd rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.
De griffier, de voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 7 mei 2013
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.