Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-02-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1099, AWB-13_3782
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-02-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1099, AWB-13_3782
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 februari 2014
- Datum publicatie
- 10 maart 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:1099
- Zaaknummer
- AWB-13_3782
Inhoudsindicatie
MRB, kampeerautotarief.
Belanghebbende heeft met de getuigenverklaring van haar partner aannemelijk gemaakt dat zij op 18 mei 2012 telefonisch een verzoek om toepassing van het bijzonder tarief heeft gedaan. Dat belanghebbende pas op 27 december 2012 opnieuw contact heeft opgenomen met de Belastingtelefoon Auto, terwijl aan haar reeds op 6 juli 2012 een mededeling is verzonden, doet niet af aan het feit dat een verzoek is gedaan op 18 mei 2012 en dat aan alle vereisten voor de toepassing van het bijzonder tarief is voldaan.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/3782
uitspraak van 14 februari 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 3 juni 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar afgegeven beschikking toepassing van het bijzondere tarief motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB), beschikkingnummer [aanslagnummer].
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2014 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de inspecteur, [verweerder]. Bij de aanvang van de zitting is belanghebbendes partner, [partner], gehoord als getuige waarna deze aanwezig bleef ter bijstand van belanghebbende.
1 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking zodanig dat het zogenaamde kampeerautotarief van toepassing is met ingang van 16 mei 2012;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende heeft op 16 mei 2012 een motorrijtuig, zijnde een kampeerauto, met het kenteken [kenteken] (hierna: het motorrijtuig) gekocht. De afgifte van het kentekenbewijs heeft eveneens op 16 mei 2012 plaatsgevonden. De datum eerste tenaamstelling van het kentekenbewijs van het motorrijtuig is 6 februari 2009.
De partner van belanghebbende heeft tijdens het onderzoek ter zitting onder ede verklaard dat hij op of omstreeks 18 mei 2012 heeft gebeld met de Belastingtelefoon Auto met de vraag wat hij moest doen om in aanmerking te komen voor het bijzondere tarief voor kampeerauto’s. De medewerker van de Belastingtelefoon Auto heeft hem vervolgens meegedeeld dat het in orde gemaakt zou worden. Het bijzondere tarief is echter niet toegepast. Nadat belanghebbende en haar partner de fout hadden geconstateerd heeft de partner van belanghebbende op 27 december 2012 nogmaals gebeld met de Belastingtelefoon Auto. Toen is hem meegedeeld dat het verzoek in mei ten onrechte niet was verwerkt, maar dat het alsnog in orde gemaakt zou worden. Aan hem is tevens meegedeeld dat de wijziging door de medewerker niet met terugwerkende kracht verwerkt kon worden, maar dat belanghebbende bezwaar kon maken tegen de aan haar op te leggen beschikking, waarna het bijzondere tarief alsnog met terugwerkende kracht zou worden toegekend.
Met dagtekening 6 juli 2012 is aan belanghebbende een mededeling motorrijtuigenbelasting gezonden. Op 27 december 2012 is door de Belastingtelefoon Auto naar aanleiding van het genoemde telefoongesprek een verzoek om toepassing van het bijzondere tarief aangemaakt. Met dagtekening 1 februari 2013 heeft de inspecteur aan belanghebbende de beschikking voor toepassing van het bijzondere tarief afgegeven. In de beschikking staat vermeld dat met ingang van 6 november 2012 het kwarttarief voor kampeerauto’s wordt toegepast op voorwaarde dat de kampeerauto voldoet aan de gestelde inrichtingseisen.
Belanghebbende heeft op 15 maart 2013 een bezwaarschrift ingediend, waarin zij heeft verzocht om te worden gehoord indien de inspecteur voornemens is het bezwaar af te wijzen. De inspecteur heeft op 3 juni 2013 uitspraak op bezwaar gedaan zonder belanghebbende voorafgaand te horen. In de uitspraak op bezwaar is vermeld dat het bezwaar kennelijk ongegrond is en dat op grond van artikel 7:3 van de Awb belanghebbende niet is uitgenodigd voor een hoorzitting.
In geschil is of het bijzondere tarief voor kampeerauto’s met ingang van 16 mei 2012 dient te worden toegepast in plaats van met ingang van 6 november 2012. Tussen partijen is niet in geschil dat het motorrijtuig vanaf het moment dat het kenteken op belanghebbendes naam is gesteld voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van het bijzondere tarief voor kampeerauto’s, zoals vermeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB).
Artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet MRB bepaalt dat motorrijtuigenbelasting wordt geheven ter zake van het houden van een personenauto, een bestelauto, een motorrijwiel, een vrachtauto of een autobus.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wet MRB vangt het tijdvak van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven aan met ingang van de dag en de dagtekening van de eerste tenaamstelling van het voor dat motorrijtuig afgegeven kentekenbewijs en telkenmale drie maanden later.
Op grond van artikel 14 van de Wet MRB wordt de belasting op aangifte voldaan.
Artikel 17, eerste lid, van de Wet MRB bepaalt:
“De aanvraag om afgifte van een kentekenbewijs dan wel om wijziging van de tenaamstelling van het kentekenbewijs wordt aangemerkt als het doen van aangifte. De aangifte geldt, zolang het motorrijtuig niet van houder wisselt, voor alle tijdvakken waarin het motorrijtuig wordt gehouden.”
In afwijking van artikel 23 van de Wet MRB en onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, bedraagt op grond van artikel 23a van de Wet MRB de belasting een kwart van het op grond van artikel 23 van de Wet MRB verschuldigde bedrag voor een personenauto waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer en verblijf van personen en is voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid en die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden en beperkingen met betrekking tot uiterlijk en inrichting.
In artikel 5aa, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Uitvoeringsbesluit MRB) is bepaald dat de toepassing van artikel 23a van de Wet MRB plaatsvindt op verzoek. Het vijfde lid bepaalt dat het verzoek bij de inspecteur wordt ingediend vóór de aanvang van het tijdvak. In punt 11 van het Kaderbesluit MRB 2010 (Staatscourant 2010 nr. 8948) is met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) goedgekeurd dat het bijzondere tarief met terugwerkende kracht wordt verleend tot het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen.
Het verzoek kon volgens het Kaderbesluit MRB 2010 ook in 2012 telefonisch worden gedaan.
Belanghebbende stelt dat zij het verzoek om toepassing van het bijzondere tarief al telefonisch op 18 mei 2012 heeft gedaan en dat de door de medewerker van de Belastingtelefoon Auto zowel op 18 mei 2012 als op 27 december 2012 is toegezegd dat dat tarief met ingang 16 mei 2012 zou worden toegepast.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, met de getuigenverklaring van haar partner, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur aannemelijk gemaakt dat zij op 18 mei 2012 telefonisch een verzoek om toepassing van het bijzonder tarief heeft gedaan. De rechtbank hecht geloof aan de verklaringen van belanghebbende en haar partner dat hij in bijzijn van belanghebbende op of omstreeks 18 mei 2012 telefonisch een verzoek heeft gedaan als bedoeld in artikel 5aa, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit MRB. De inspecteur heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bestreden. De opmerking dat van de telefoongesprekken met de Belastingtelefoon Auto geen registratie of notitie wordt bijgehouden en dat voor die datum geen verzoek voor het onderhavige kenteken is geregistreerd, is onvoldoende tegenover de stelling van belanghebbende en de verklaring van belanghebbende en haar partner met betrekking tot het telefoongesprek van 18 mei 2012.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan belanghebbende het bijzondere tarief met ingang van 16 mei 2012 toegekend had moeten worden. Aan dit oordeel doet niet af dat belanghebbende pas op 27 december 2012 opnieuw contact heeft opgenomen met de Belastingtelefoon Auto, terwijl aan haar reeds op 6 juli 2012 een mededeling is verzonden waaruit belanghebbende had kunnen opmerken dat aan haar niet het bijzondere tarief in rekening werd gebracht. Dit doet immers niet af aan het feit dat een verzoek is gedaan op 18 mei 2012 en dat aan alle vereisten voor de toepassing van het bijzonder tarief is voldaan.
Belanghebbende klaagt er in beroep over dat ze niet is gehoord in bezwaar. Gelet op het in 2.8 overwogene is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet is geschaad in haar procesbelang indien de rechtbank zelf de zaak afdoet en niet terug wijst naar de inspecteur om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar nadat belanghebbende is gehoord. Gelet hierop is het beroep gegrond verklaard en is beslist als hiervoor is vermeld.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat gesteld noch aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 14 februari 2014 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.