Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-01-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:150, AWB-11_3717
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-01-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:150, AWB-11_3717
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 januari 2014
- Datum publicatie
- 14 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:150
- Zaaknummer
- AWB-11_3717
- Relevante informatie
- Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023]
Inhoudsindicatie
Een Nederlandse verzekeringsmaatschappij heeft een dochtermaatschappij (captive) opgericht in Zwitserland en liet haar herverzekeringen daarna via die captive lopen. De inspecteur corrigeerde de aan de captive betaalde premies. Een door de rechtbank ingeschakelde deskundige oordeelde dat tussen onafhankelijke derden niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn gehandeld. De rechtbank neemt dat oordeel over en bepaalt de winst van belanghebbende alsof de afwijkende voorwaarden niet zouden zijn overeengekomen (artikel 8b, 1e lid, Wet Vpb). Aftrekbaar zijn de feitelijke kosten van de captive plus een rendement op in de captive geïnvesteerd vermogen (inclusief informeel kapitaal) van 7,5%. De rechtbank oordeelt voorts dat belanghebbende met het opzetten van deze structuur verwijtbaar belasting heeft ontgaan in Nederland. Boete € 125.000 per jaar.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 11/3717, 11/3718, 11/3719, 11/3720, 11/3721
Uitspraak van 17 januari 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats X],
Belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur
inzake de hierna vermelde navorderingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navordering)aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd en daarbij de volgende beschikkingen vastgesteld:
Jaar |
soort aanslag |
belastbaar bedrag |
boete |
heff.rente |
dagtekening |
procedurenr. |
2004 |
navordering |
€ 1.653.567 |
€ 299.973 |
€ 139.596 |
16-10-2010 |
11/3717 |
2005 |
navordering |
€ 3.485.759 |
€ 277.986 |
€ 123.211 |
30-10-2010 |
11/3718 |
2006 |
aanslag |
€ 3.058.823 |
€ 356.733 |
€ 126.874 |
23-10-2010 |
11/3719 |
2007 |
aanslag |
€ 2.810.197 |
€ 357.556 |
€ 91.683 |
6-11-2010 |
11/3720 |
2008 |
aanslag |
€ 2.724.906 |
€ 329.866 |
€ 50.110 |
20-11-2010 |
11/3721 |
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt bij brieven van 4 november 2010 (2004 en 2006), 5 november 2010 (2005), 12 november 2010 (2007) en 26 november 2010 (2008).
Belanghebbende heeft bij brief van 11 juli 2011, ontvangen bij de rechtbank op 12 juli 2011, beroep ingesteld tegen het niet doen van uitspraken op bezwaar. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.
De inspecteur heeft op 25 juli 2011 een verweerschrift ingediend. Daarna heeft de volgende stukkenwisseling plaatsgevonden:
- De inspecteur heeft op 1 augustus 2011 een nader stuk ingediend.
- Belanghebbende heeft gereageerd bij brief van 12 augustus 2011.
- Belanghebbende heeft bij brief van 24 augustus 2011 een nader stuk ingediend.
- De inspecteur heeft op 8 september 2011 in één geschrift uitspraken op bezwaar gedaan en daarbij de aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.
- Belanghebbende heeft op 18 oktober 2011 “aanvullend beroepschrift” ingediend.
- De inspecteur heeft op 9 januari 2012 een verweerschrift ingediend.
- Belanghebbende heeft op 6 februari 2012 schriftelijk gerepliceerd.
- De inspecteur heeft op 14 februari 2012 een nader stuk ingediend.
- De inspecteur heeft op 25 april 2012 gedupliceerd.
- Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend bij brief van 27 september 2012.
Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2012 te Breda. Een overzicht van de daar aanwezige personen en van hetgeen ter zitting is verhandeld is vastgelegd in een proces-verbaal dat op 25 oktober 2012 aan partijen is verzonden. De door partijen overgelegde pleitnota’s behoren tot de stukken.
De rechtbank heeft de behandeling geschorst waarna de volgende stukkenwisseling heeft plaatsgevonden:
- Belanghebbende heeft bij brief van 27 november 2012 nadere informatie aan de rechtbank gezonden.
- De inspecteur heeft gereageerd bij brief van 18 december 2012 waarop belanghebbende heeft gereageerd bij brief van 22 januari 2013.
- De inspecteur heeft op 12 januari 2012 aan belanghebbende bericht dat de navorderingsaanslag over 2004 zou worden verminderd tot nihil.
- Partijen hebben bij brieven van 18 en 27 december 2012 een voorstel gedaan voor een te benoemen deskundige.
- De rechtbank heeft op 11 februari 2013 [deskundige] te [plaats Y] benoemd tot deskundige. De deskundige heeft op 21 februari 2013 zijn curriculum vitae aan de rechtbank toegezonden.
- De deskundige heeft op 27 maart 2013 rapport uitgebracht.
- De inspecteur heeft bij brief van 16 mei 2013 op het rapport gereageerd.
- Belanghebbende heeft bij brief van 17 mei 2013 op het rapport gereageerd.
Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan partijen.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2013 te Breda. Een overzicht van de daar aanwezige personen en van hetgeen ter zitting is verhandeld is vastgelegd in een proces-verbaal dat tegelijk met deze uitspraak aan partijen is verzonden. De inspecteur heeft voor de zitting nadere stukken ingestuurd. Belanghebbende heeft een pleitnota ingestuurd die tot de stukken behoort.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is een onderlinge verzekeringsmaatschappij. Zij houdt zich vooral bezig met het verzekeren van het [A-risico's]. Een deel van de risico’s wordt herverzekerd. Belanghebbende heeft geen winstoogmerk.
Tot 2002 herverzekerde belanghebbende een deel van de risico’s via een externe herverzekeringsmakelaar ([C]) bij externe herverzekeraars. Zij behield zelf in eigen behoud een klein deel van de [A-risico's] (70% quota share [A-risico's] tot € 1,5 miljoen per gebeurtenis, op blz. 31 van het aanvullend verweerschrift in rood aangegeven). [C] ontving voor zijn werkzaamheden een vergoeding van de herverzekeraars. Deze vergoeding was afhankelijk van de hoogte van de herverzekeringspremies.
In 2001 heeft belanghebbende een dochtermaatschappij opgericht in [Buitenland], [captive] (verder: [captive]). Vanaf 2002 zijn alle herverzekeringscontracten gesloten met [captive] waarbij [captive] het grootste gedeelte herverzekerde en voor een beperkt gedeelte zelf het risico behield. Belanghebbende hield in eigen behoud een kleiner deel van de [A-risico's] dan tevoren (60% quota share [A-risico's] tot € 1,5 miljoen per gebeurtenis). [captive] hield in eigen behoud 10% quota share [A-risico1], 40% quota share [A-risico2] en een excess of loss voor [A-risico2] met een maximum van € 2,5 miljoen per gebeurtenis (op blz. 32 en 33 van het aanvullend verweerschrift in oranje aangegeven). De resterende 30% quota share [A-risico1] werd, net als in de jaren daarvoor, herverzekerd bij derden
De werkzaamheden voor [captive] in [Buitenland] worden verricht door de in [Buitenland] gevestigde [M GmbH], in de persoon van de directeur/eigenaar van deze vennootschap [B]. [B] werkte gemiddeld twee dagen per week voor [captive]. De kosten daarvan zijn jaarlijks ongeveer € 150.000. [captive] heeft geen werknemers. [captive] heeft 3 commissarissen waarvan er twee in [Buitenland] wonen.
De winst van [captive] bestaat uit:
( a) winst op eigen behoud via herverzekeringspremies ontvangen van belanghebbende,
( b) saldi van verzekeringscommissies die door [captive] zijn ontvangen van de retrocessionaris waarvan een deel wordt doorbetaald aan belanghebbende,
( c) overriding commissions, dat zijn van de retrocessionaris terugontvangen “administrations costs” en
( d) beleggingsresultaten op gespaarde premies.
De inspecteur heeft de door belanghebbende aangegeven belastbare winsten verhoogd met € 1.746.210 voor 2004, € 1.768.232 voor 2005, € 2.413.500 voor 2006, € 2.812.500 voor 2007 en € 2.646.500 voor 2008. De correcties zijn gelijk aan de door belanghebbende aan [captive] betaalde premies min € 150.000 (zijnde de kosten voor [B]) min € 15.000 (2005) respectievelijk € 16.500 (2006 tot en met 2008) algemene kosten.
3 Geschil
In geschil is:
- -
-
Of sprake is van een nieuwe feit c.q. kwade trouw waardoor navordering is gerechtvaardigd (2005).
- -
-
Of de winst van [captive] terecht is toegerekend aan belanghebbende. De bedragen van de correcties zijn als zodanig niet in geschil.
- -
-
Of de boetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daar ter zitting aan is toegevoegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen over 2004 en 2005, vermindering van de aanslag over 2006 tot een naar een belastbaar bedrag van € 645.323, vernietiging van de aanslag over 2007 en vaststelling van het verlies voor dat jaar op € 2.303, vermindering van de aanslag voor 2008 tot een naar een belastbaar bedrag van € 78.406 en vernietiging van de boetebeschikkingen.
De inspecteur concludeert uiteindelijk tot gegrondverklaring van het beroep voor zover het de jaren na 2004 betreft en vernietiging van de uitspraken en vermindering van de aanslagen over deze jaren in dier voege dat de belastbare bedragen worden verlaagd met € 75.218 voor 2005, € 80.860 voor 2006, € 86.925 voor 2007 en € 93.445 voor 2008.