Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1966, AWB-13_4981
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1966, AWB-13_4981
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 maart 2014
- Datum publicatie
- 14 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:1966
- Zaaknummer
- AWB-13_4981
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft op grond van artikel 28b van de Invorderingswet 1990 geen recht op vergoeding van invorderingsrente, maar op grond van de Leidraad invorderingsrente van de gemeente Veere wel. Nu de leidraad een voor belanghebbende gunstige rentevergoedingsregeling kent, is de gemeente daaraan gebonden. Niet van belang is dat belanghebbende ten tijde van het opleggen van de aanslagen (mogelijk) niet op de hoogte was van de inhoud van de leidraad en dat de gemeente bij alle verminderingen of herzieningen vanaf 1 januari 2013 de leidraad niet meer heeft toegepast.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 13/4981 en 13/4982
uitspraak van 21 maart 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de invorderingsambtenaar van de gemeente Veere,
de invorderingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de invorderingsambtenaar van 3 september 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen het achterwege laten van een vergoeding van invorderingsrente bij de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen toeristenbelasting over 2010 en 2011.
Zitting
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart de beroepen gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraken op bezwaar en de beschikkingen invorderingsrente;
- -
-
veroordeelt de invorderingsambtenaar tot het vergoeden van invorderingsrente ten bedrage van € 8,07;
- veroordeelt de invorderingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 614,05;
- gelast dat de invorderingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Aan belanghebbende zijn aanslagen toeristenbelasting opgelegd over de jaren 2010 en 2011. De daartegen ingediende bezwaren zijn door de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar van 27 juni 2013 gegrond verklaard en de aanslagen zijn vernietigd. Bij de uitspraken op bezwaar is een oordeel met betrekking tot het al dan niet toekennen van invorderingsrente achterwege gelaten.
In geschil is of aan belanghebbende terecht geen invorderingsrente is toegekend.
Op grond van artikel 231 van de Gemeentewet in verbinding met artikel 30, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 stelt de ontvanger het bedrag van de invorderingsrente vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het bedrag van de invorderingsrente wordt op het afschrift van de uitspraak of de kennisgeving waarmee de vermindering wordt bekendgemaakt afzonderlijk vermeld of op andere wijze schriftelijk kenbaar gemaakt.
Bij beschikking van 27 juni 2013 zijn de aan belanghebbende opgelegde aanslagen vernietigd, hetgeen resulteerde in een belastingteruggave. De rechtbank volgt partijen in hun kennelijke opvatting dat voormelde verminderingsbeschikking tevens een beschikking invorderingsrente van nihil behelst.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat op grond van artikel 28b van de Invorderingswet 1990 geen recht op vergoeding van invorderingsrente, nu de invorderingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat belanghebbende alvorens de aanslagen te betalen, niet om uitstel van betaling heeft verzocht, zodat niet aan de voorwaarden van artikel 28b van de Invorderingswet 1990 is voldaan.
Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat op grond van de Leidraad invorderingsrente van de gemeente Veere wel recht bestaat op vergoeding van invorderingsrente. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. De Invorderingswet 1990 is weliswaar van hogere orde dan de gemeentelijke regelgeving, maar dat betekent op zichzelf nog niet dat geen belang toekomt aan de gemeentelijke regelgeving. De andersluidende opvatting van de invorderingsambtenaar faalt dan ook. Nu de Leidraad invorderingsrente van de gemeente Veere een voor belanghebbende gunstige rentevergoedingsregeling kent, is de gemeente daaraan gebonden. De omstandigheden dat belanghebbende ten tijde van het opleggen van de aanslagen (mogelijk) niet op de hoogte was van de inhoud van de leidraad en de gemeente bij alle verminderingen of herzieningen vanaf 1 januari 2013 de leidraad niet meer heeft toegepast, leiden niet tot een ander oordeel.
Belanghebbende heeft zich niet uitgelaten over de hoogte van de door hem bepleite bedragen aan te vergoeden invorderingsrente. De invorderingsambtenaar heeft onweersproken gesteld dat het gaat om € 5,32 en € 2,75. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit onjuist zou zijn. Derhalve stelt de rechtbank de te vergoeden invorderingsrente vast op voornoemde bedragen, wat leidt tot een totaalbedrag van € 8,07.
Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen gegrond verklaard.
De rechtbank vindt aanleiding de invorderingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn voor de bezwaarfase overeenkomstig het verzoek van belanghebbende vastgesteld op € 127,05. De kosten voor de beroepsfase zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 487 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1). De rechtbank merkt de beroepen met de procedurenummers 13/4981 en 13/4982 aan als samenhangende zaken in de zin van het Besluit. De totale kostenvergoeding bedraagt derhalve € 614,05.
Deze uitspraak is gedaan op 21 maart 2014 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.