Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1979, AWB-12_2821

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1979, AWB-12_2821

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 maart 2014
Datum publicatie
14 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:1979
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-12_2821
Relevante informatie
Inkomstenbelasting, herinvesteringsreserve [Tekst geldig vanaf 22-12-2011] [Regeling ingetrokken per 2011-12-22 met twk tot 2011-12-09]

Inhoudsindicatie

Herinvesteringsreserve. Artikel 3.54, eerste lid, van de Wet IB 2001

Niet aannemelijk is dat belanghebbende na vervreemding van de oude onroerende zaken nog een herinvesteringsvoornemen had. De door belanghebbende genoemde omstandigheden zijn te algemeen van aard om van een herinvesteringsvoornemen van de opbrengt van de oude onroerende zaken te kunnen spreken. Ook ontbrak het belanghebbende aan financiële middelen om tot feitelijke herinvestering over te gaan.

De rechtbank is van oordeel dat ook in een situatie als de onderhavige, waarin wordt vervreemd en vervangen in hetzelfde boekjaar, de hir zich wel op enig moment laat zien.

Niet voldoen aan de vereisten voor de toepassing van de hir is een navordering rechtvaardigend nieuw feit.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummers AWB 12/2821 en 12/2870

Uitspraak van 21 maart 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2005 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.563.389. Bij de gelijktijdig gegeven herziene verliesvaststellingsbeschikking heeft de inspecteur het verlies over 2005 vastgesteld op nihil.

1.2.

Over het jaar 2002 heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 494.792. Bij de gelijktijdig gegeven herziene verliesverrekeningsbeschikking heeft de inspecteur het verrekend verlies vastgesteld op nihil.

1.3.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 mei 2012 de navorderingsaanslagen en verliesvaststellings- en verliesverrekeningsbeschikking gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 juni 2012, ontvangen bij de rechtbank op diezelfde datum, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan belanghebbende.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2013 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [verweerder]. Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is op [datum] 1973 opgericht onder de naam [A BV]. Directeur grootaandeelhouder van belanghebbende was [A] en na zijn overlijden op [datum] 2005 zijn echtgenote [B], geboren [datum] 1924 (hierna: de dga). De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het beheer en de exploitatie van onroerende zaken.

2.2.

Belanghebbende was eigenaar van een zevental onroerende zaken (hierna: de oude onroerende zaken). In de periode 8 juli 2005 tot en met 30 november 2005 heeft belanghebbende alle oude onroerende zaken verkocht en geleverd. Hierbij heeft zij een boekwinst behaald van € 1.730.430. Belanghebbende heeft bij het bepalen van haar belastbare winst over 2005 in verband met deze behaalde boekwinst een herinvesteringsreserve (hierna: hir) gevormd van € 1.770.468. De behaalde boekwinst is door belanghebbende zo veel mogelijk uitgeleend aan haar dga.

2.3.

Op 31 oktober 2005 heeft [B BV] de onroerende zaak [adres] te [plaats Y] (hierna: de nieuwe onroerende zaak) gekocht van een derde voor € 2.190.000 en op 1 november 2005 doorverkocht aan een zustervennootschap [C BV] (hierna: [C BV]) voor € 2.600.000. De nieuwe onroerende zaak is een bedrijfsruimte en sinds 1 september 2005 verhuurd aan een derde, [D BV]. Het huurcontract heeft een looptijd van 10 jaar.

2.4.

Op 18 november 2005 hebben de dga en [C BV] een ‘letter of intent’ ondertekend inhoudende de voorgenomen verkoop door de dga van haar aandelen in belanghebbende aan [C BV]. In de ‘letter of intent’ zijn, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen opgenomen:

“1. Partijen zijn in principe met betrekking tot de overeenkomst van koop en verkoop van de aandelen de volgende uitgangspunten overeengekomen:

(…)

- de aandelen zullen pas worden overgedragen nadat investering in een nader door partijen te duiden onroerend goed heeft plaatsgevonden;

- de vennootschap verstrekt aan koper indien nodig een machtiging om betreffend onroerend goed aan te kopen en alles te doen wat daarvoor wenselijk is (…);”

2.5.

Op 23 november 2005 heeft belanghebbende een (obligatoire) overeenkomst gesloten met [C BV] betreffende de aankoop van de nieuwe onroerende zaak voor € 2.600.000. In de koopakte zijn, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen opgenomen:

Artikel 2 Betaling

De betaling van de koopsom en van de overige rechten, kosten en belastingen vindt plaats via de notaris bij het passeren van de akte van levering. (…)

(…)

Artikel 6 Feitelijke levering, overdracht aanspraken

6.1.

De feitelijke levering en aanvaarding vindt plaats op de datum van notarieel transport in verhuurde staat.

(…)

Artikel 7 Baten, lasten en canons

Alle baten, lasten en verschuldigde canons komen voor rekening van koper met ingang van de datum van de notariële eigendomsoverdracht .

(…)

Artikel 9 Risico-overgang, beschadiging door overmacht

9.1.

De onroerende zaak is met ingang van het moment van tekenen van de akte van levering voor risico van koper, tenzij de feitelijke levering eerder plaats vindt, in welk geval het risico met ingang van die dag overgaat op koper.”

2.6.

Bij notariële akte van [datum] 2005 heeft [C BV] de nieuwe onroerende zaak aan belanghebbende geleverd. In de akte van levering is, voor zover hier van belang, de volgende bepaling opgenomen:

“KOOPSOM, VERREKENING DIVERSE BEDRAGEN

De koopsom bedraagt tweemiljoen zeshonderdduizend euro (€ 2.600.000,00).

(…)

Voormelde koopsom is door koper voldaan deels door overname van na te melden

hypothecaire schuld aan de naamloze vennootschap F. van Lanschot Bankiers B.V.

en voor het resterende gedeelte behoudt verkoper een vordering op koper.”

2.7.

Bij notariële akte van[datum] 2006 zijn alle aandelen in belanghebbende geleverd aan [C BV]. Hiermee is uitvoering gegeven aan de onder 2.4. genoemde ‘letter of intent’.

2.8.

Bij notariële akte van [datum] 2010 heeft belanghebbende de nieuwe onroerende zaak verkocht aan haar dochtervennootschap [E BV] (thans [F BV]) en aan[G BV].

2.9.

Door belanghebbende is over 2005 aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een verlies van € 278.187. In deze aangifte heeft belanghebbende de onder 2.2. vermelde hir tot een bedrag van € 1.770.468 afgeboekt op de aanschaffingskosten van de nieuwe onroerende zaak. Daarnaast heeft belanghebbende een bedrag van € 77.513 aan accountants- en advieskosten ten laste van haar resultaat gebracht. De aanslag is overeenkomstig de aangifte opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil. Bij beschikking is een verlies van € 278.187 vastgesteld. Het verlies is verrekend met de over het jaar 2002 aan belanghebbende opgelegde aanslag waardoor het aanvankelijk vastgestelde belastbaar bedrag van € 494.792 is verminderd tot een belastbaar bedrag van € 216.605.

2.10.

Op 16 april 2010 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek aangekondigd. Een afschrift van het controlerapport, gedagtekend 20 januari 2012, behoort tot de gedingstukken. Naar aanleiding van de bevindingen uit dit boekenonderzoek heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende de boekwinst op de verkoop van de oude onroerende zaken niet kan reserveren zodat de hir tot een bedrag van € 1.770.468 vrij valt. Daarnaast heeft de inspecteur de accountants- en advieskosten tot een bedrag van € 71.108, als zijnde niet zakelijke uitgaven, gecorrigeerd. Deze kostenpost betreft, aldus een in het controlerapport vermeld overzicht, de navolgende facturen:

Datum

Client

Bedrag

Verrichte werkzaamheden

30-nov-05

[B]

€ 50.000

Overnametraject

10-nov-05

[B]

€ 10.000

Herstructurering

13-jun-05

[B]

€ 3.000

Testament, stappenplan OZ en afwikkeling BV

6-apr-05

[B]

€ 3.745

Testament, stappenplan OZ en afwikkeling BV

18-feb-05

[B]

€ 4.363

Successieplanning

2.11.

De inspecteur heeft over 2005 een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.563.389. Tevens heeft hij de herziene verliesvaststellingsbeschikking vastgesteld op nihil. Als gevolg hiervan heeft de inspecteur de verliesverrekeningsbeschikking over 2002 herzien tot nihil en een navorderingsaanslag aan belanghebbende opgelegd berekend naar (opnieuw) een belastbaar bedrag van € 494.792.

3 Geschil

3.1.1.

In geschil is of de inspecteur beschikt over een nieuw feit dan wel sprake is van kwade trouw als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dat de navordering rechtvaardigt.

3.1.2.

Zo, ja, dan is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur de hir van € 1.770.468 terecht heeft laten vrijvallen en tot de belastbare winst over 2005 heeft gerekend.

3.1.3.

Tevens is dan in geschil of de accountants- en advieskosten van € 71.108 als zakelijke kosten aftrekbaar zijn. Belanghebbende beantwoordt de eerste en tweede vraag ontkennend en de derde vraag bevestigend. De inspecteur beantwoordt deze vragen in tegengestelde zin.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen en de herziene verliesvaststellings- en verliesverrekeningsbeschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing