Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2148, AWB 13-6201

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2148, AWB 13-6201

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 maart 2014
Datum publicatie
14 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:2148
Zaaknummer
AWB 13-6201
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Belanghebbende verzoekt in beroep slechts een nadere onderbouwing van de WOZ-waardering van zijn woning. Hij heeft niet gesteld dat de waarde van zijn woning te hoog is vastgesteld. Nu hij door een beslissing van de rechtbank niet in een gunstigere positie kan komen te verkeren heeft hij geen procesbelang. De rechtbank heeft zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 13/6201

uitspraak van 26 maart 2014

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tholen,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de heffingsambtenaar van 3 oktober 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2013.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2014 te Bergen op Zoom. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de heffingsambtenaar, [verweerder]. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 30 januari 2014 aan de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] van [kantoornaam gemachtigde] op het adres[adres kantoor gemachtigde], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 31 januari 2014 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

2 Gronden

2.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2012 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2013 op € 143.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2013 bekend gemaakt.

2.2.

Belanghebbende heeft tegen de WOZ-beschikking bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft onvoldoende rekening gehouden met diverse gebreken aan de woning. In zijn bezwaar stelt belanghebbende dat de waarde van de woning niet hoger kan zijn dan € 117.000. In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar conform het bezwaar van belanghebbende de waarde verminderd tot € 117.000. Hiertoe heeft de heffingsambtenaar het volgende overwogen:

“Naar aanleiding van uw bezwaar heeft een WOZ-taxateur van Sabewa Zeeland de waarde van de betrokken woning opnieuw beoordeeld. Hierbij heeft hij vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een te hoge WOZ-waarde in relatie tot de objecten waarmee de woning vergeleken is en nader rekening houdend met de door u genoemde factoren. De door u genoemde waarde van € 117.000 acht de taxateur reëel. De taxateur heeft daarom geadviseerd de WOZ-waarde voor de woning te verlagen en dit advies neem ik over.

(…)

Omdat volledig aan het bezwaar wordt tegemoet gekomen is er geen reden tot het houden van een hoorzitting en het leveren van nadere gegevens.”

2.3.

Belanghebbende gaat tegen deze uitspraak op bezwaar in beroep. In zijn beroep voert hij het volgende aan:

“Cliënt is van mening dat de Gemeente de (nader vastgestelde) waarde niet aannemelijk maakt. Niet blijkt hoe bij afweging van de objectkenmerken van onderhavig object in relatie tot de kenmerken van marktgegevens tot de (nader vastgestelde) waarde is gekomen. (..) Cliënt wenst het taxatieverslag van belastingjaar 2013 [taxatieverslag met waarde van € 143.000, rechtbank] alsnog te ontvangen, opdat een nader oordeel over de waardering gegeven kan worden. Ten tijde van het instellen van het bezwaar is slechts een administratieve inschatting gemaakt, zonder te beschikken over diverse gegevens, waaronder het gemeentelijk taxatieverslag en op basis van artikel 40 opgevraagde (overige) WOZ-waarden. (…) Cliënt wenst over alle gevraagde gegevens te beschikken alvorens een definitief standpunt over de waarde in te nemen.

(…)

De Gemeente had niet zonder meer mogen overgaan tot het niet verstrekken van de gevraagde gegevens en voorbij mogen gaan aan het hoorrecht. (…). Gelet op het voorgaande is sprake van schending van het bepaalde in artikel 7:2 van de Awb. Daarnaast acht cliënt het onzorgvuldig dat de gevraagde gegevens niet worden verstrekt en kan zich ten aanzien van het voorbij gaan aan het verzoek tot het verstrekken van de gevraagde gegevens niet in de motivatie van de Gemeente vinden.”

2.4

De rechtbank stelt voorop dat de heffingsambtenaar op goede gronden heeft afgezien van het horen nu in de bezwaarfase volledig aan de bezwaren van belanghebbende is tegemoetgekomen.

2.5.

Belanghebbende heeft in de procedure voor de rechtbank niet gesteld dat de waarde van de woning door de heffingsambtenaar te hoog is vastgesteld, en geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. Bovendien heeft belanghebbende blijkens een verklaring van de heffingsambtenaar het gevraagde taxatierapport inmiddels ontvangen en is belanghebbende niet ter zitting verschenen om de waarde van de woning toe te lichten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende onder deze omstandigheden geen procesbelang. Een procesbelang bestaat enkel als een belanghebbende door een beslissing van de rechter in de betreffende belastingzaak financieel in een voordeliger positie kan komen te verkeren. Het enkele verzoek van belanghebbende om de heffingsambtenaar te verplichten tot het geven van een nadere onderbouwing van de waarde van de woning leidt niet tot een ander oordeel. Mocht de rechtbank een motiveringsgebrek van de uitspraak op bezwaar constateren, dan zal de rechtbank immers zelf de gronden aanvullen en een waarde vaststellen. Daarvoor zal belanghebbende op zijn minst dienen te stellen dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld, hetgeen hij heeft nagelaten.

2.6.

Gelet op het vorenstaande is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

2.7.

Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Deze uitspraak is gedaan op 26 maart 2014 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.C. van Hooft, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.