Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2934, AWB-11_6370
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2934, AWB-11_6370
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 april 2014
- Datum publicatie
- 20 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:2934
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:1476, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB-11_6370
Inhoudsindicatie
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een v.o.f. waarin een rijschool wordt geëxploiteerd, maar dat de rijinstructeurs in dienstbetrekking waren bij belanghebbende. De aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing en omzetbelasting en aanslagen inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet zijn derhalve terecht.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 11/6370
uitspraak van 17 april 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag loonheffing ten bedrage van € 108.515 opgelegd (aanslagnummer [aanslagnummer]), alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 27.128 en heffingsrente van € 4.235 vastgesteld.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 7 november 2011 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen op 16 december 2011 beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2013 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [verweerder]. Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet als procespartij verschenen. De zaken met de procedurenummers 11/6370, 11/6371, 12/1751, 12/1752, 12/4067, 12/4068 12/5147 en 12/5962 zijn gezamenlijk behandeld. Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van de inspecteur ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
Belanghebbende dreef een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [A]. Deze onderneming beschikte over verschillende voertuigen die aan [B vof] (hierna: [B vof]) tegen vergoeding ter beschikking werden gesteld.
[B vof] exploiteerde een rijschool die praktijklessen verzorgde voor personenauto’s, motoren en brommers. Tevens werden theorielessen gegeven. Naast de voertuigen die [B vof] gebruikte, betaalde [B vof] aan belanghebbende een vergoeding voor het gebruik van een kantoorruimte en voor de dagelijkse gang van zaken. De overige personen die werkzaam waren bij [B vof] verzorgden lessen als rijinstructeurs.
[B vof] is op 27 februari 2008 ingeschreven in het Handelsregister. Als vennoten waren bij aanvang ingeschreven belanghebbende en de instructeurs [instructeurs]. Later zijn nog meer instructeurs toegetreden. De instructeurs moesten zelf hun verzekeringen verzorgen. In 2009 had geen van de instructeurs een VAR WUO of VAR DGA.
Tijdens een vergadering van de bij [B vof] als vennoot ingeschreven personen, in december 2010, zijn door verschillende instructeurs, zonder medeweten van belanghebbende, geluidsopnamen gemaakt, welke zij aan de Belastingdienst hebben verstrekt. Naar aanleiding van de escalatie in deze vergadering heeft belanghebbende de door [A] verstrekte auto’s opgehaald bij de instructeurs. Er is geen ontbinding van de gebruiksovereenkomsten tot stand gekomen tussen [A] en [B vof], anders dan door een eenzijdige beslissing van belanghebbende.
Op 29 december 2010 hebben de instructeurs via hun advocaat gezamenlijk een brief ingediend bij de inspecteur, waarin het vermoeden wordt geuit dat te hunner aanzien sprake is van een dienstbetrekking. Op 1 februari 2011 heeft de inspecteur een gesprek gevoerd met de advocaat en twee van de instructeurs. Op 11 februari 2011 is conservatoir beslag gelegd op zes auto’s en vier motoren van [A]. Op 21 februari 2011 is een gedeelte hiervan na overleg en onder handhaving van het beslag en met achterhouding van de overschrijvingspapieren weer vrijgegeven, zodat de bedrijfsvoering kon doorgaan.
De inspecteur heeft in de periode van 22 februari 2011 tot en met juni 2011 belanghebbende meerdere malen verzocht om digitale kopieën van de administratie (zogenaamde auditfiles) over te leggen. Nadat de naheffingsaanslagen loonheffing waren opgelegd heeft belanghebbende op 26 juli 2011 de auditfiles overgelegd aan de inspecteur.
Belanghebbende heeft de inspecteur op 13 oktober 2011 in gebreke gesteld in verband met het niet verstrekken van door belanghebbende gevraagde gegevens. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur belanghebbende uitgenodigd voor een gesprek. Belanghebbende heeft dit geweigerd en heeft vervolgens zijn verzoek herhaald.
De inspecteur heeft met de instructeurs gesprekken gevoerd waarvan verslagen zijn opgemaakt. Daarnaast zijn door hen schriftelijk nog aanvullende vragen beantwoord.
Op 22 februari 2011 is een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting over 2008 en 2009 en omzetbelasting over het tijdvak 1-1-2008 tot en met 31-12-2010. Naar aanleiding van de bevindingen uit dit onderzoek is het onderzoek uitgebreid tot de loonheffing over de jaren 2009 en 2010. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt op 19 juli 2011. Het rapport inzake de inkomstenbelasting en de omzetbelasting volgde op 14 maart 2012.
Belanghebbende heeft op 19 juli 2013 inzage gehad in het dossier.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
1. Is belanghebbende in zijn verdediging geschaad doordat de rechtbank de zaken met de procedurenummers 11/6370, 11/6371, 12/1751, 12/1752, 12/4067, 12/4068 12/5147 en 12/5962 voegt dan wel gezamenlijk behandelt?
2. Is het recht op inzage geschonden en heeft de inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en/of de algemene beginselen van behoorlijk procesrecht geschonden door niet alle door belanghebbende gevraagde stukken te overleggen?
3. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
4. Is sprake is van ondernemerschap of van een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 tussen belanghebbende en de instructeurs en is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
5. Is de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde op de zitting.
Belanghebbende concludeert primair tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente. Subsidiair concludeert belanghebbende tot het doen van een tussenuitspraak waarin de rechtbank de inspecteur opdraagt tot het verstrekken van stukken. Meer subsidiair concludeert belanghebbende tot terugwijzing van de zaak naar de inspecteur.
De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de naheffingsaanslag tot € 60.018, vermindering van de boetebeschikking tot € 15.004 en dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente.