Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-05-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3259, AWB-13_6467
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-05-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3259, AWB-13_6467
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 16 mei 2014
- Datum publicatie
- 12 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:3259
- Zaaknummer
- AWB-13_6467
Inhoudsindicatie
Wet belasting zware motorrijtuigen
Belanghebbende is door omstandigheden vergeten voor drie van haar vrachtauto’s de eurovignetten te verlengen. Als gevolg daarvan zijn aan belanghebbende in totaal 27 naheffingsaanslagen van € 8 opgelegd, elk met een verzuimboete van € 246. Gelet op de ernst van de overtredingen en in aanmerking genomen de mate waarin deze aan belanghebbende kunnen worden verweten, waarbij rekening wordt gehouden met de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden, acht de rechtbank – alles afwegende – een boete van € 150 per verzuim passend en geboden.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 13/6467 tot en met 13/6486
uitspraak van 16 mei 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De in één geschrift vervatte uitspraken van de inspecteur van 25 november 2013 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslagenbelasting zware motorrijtuigen (hierna: BZM) en de gelijktijdig bij beschikkingen vastgestelde verzuimboetes.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2014.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A], vergezeld van [B], en namens de inspecteur, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de boetes betreft;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de boetes;
- vermindert de boetes tot een bedrag van elk € 150;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 26;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 318 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Aan belanghebbende zijn onderstaande naheffingsaanslagen BZM opgelegd wegens het niet betalen van de verschuldigde belasting:
Proc. nr. |
Kenteken |
Aanslagnummer 8169.57.745.Z. |
Controledatum |
dagtekening |
Naheffing |
Boete |
13/6467 |
[kenteken 1] |
30001.8 |
17 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6468 |
[kenteken 1] |
30002.8 |
18 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6469 |
[kenteken 1] |
30003.8 |
19 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6470 |
[kenteken 1] |
30005.8 |
22 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6471 |
[kenteken 1] |
30007.8 |
24 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6472 |
[kenteken 1] |
30010.8 |
26 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6473 |
[kenteken 1] |
30011.8 |
31 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6474 |
[kenteken 1] |
30014.8 |
22 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6475 |
[kenteken 1] |
30015.8 |
23 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6476 |
[kenteken 1] |
30016.8 |
24 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6477 |
[kenteken 1] |
30021.8 |
31 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6478 |
[kenteken 2] |
30004.8 |
19 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6479 |
[kenteken 2] |
30008.8 |
25 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6480 |
[kenteken 2] |
30009.8 |
26 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6481 |
[kenteken 2] |
30012.8 |
31 juli 2013 |
26 september 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6482 |
[kenteken 2] |
30013.8 |
21 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6483 |
[kenteken 2] |
30019.8 |
27 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6484 |
[kenteken 2] |
30020.8 |
31 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6485 |
[kenteken 3] |
30017.8 |
26 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
13/6486 |
[kenteken 3] |
30018.8 |
27 augustus 2013 |
31 oktober 2013 |
€ 8 |
€ 246 |
Daarnaast zijn met dagtekening 28 november 2013 aan belanghebbende nog 7 andere naheffingsaanslagen opgelegd van € 8 en zijn evenzoveel verzuimboetes vastgesteld van € 246. De rechtbank heeft deze zaken met de procedurenummers 13/7036 tot en met 13/7041 en 13/7043 gelijktijdig met de onderhavige zaak behandeld en op dezelfde dag uitspraak gedaan. Het gaat in alle zaken om verzuimen die zijn begaan in de periode van 17 juli 2013 tot en met 25 september 2013 met de drie motorrijtuigen met de hiervoor vermelde kentekens.
Bij uitspraken op bezwaar met dagtekening 25 november 2013 heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
In geschil is het antwoord op de vraag of de boetebeschikkingen terecht en tot juiste bedragen zijn vastgesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat de motorrijtuigen met voornoemde kentekens op de controledata zonder eurovignetten gebruik hebben gemaakt van de autosnelweg en dat de naheffingsaanslagen terecht en tot juiste bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende heeft zich tegen de boetes gekeerd en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De onderwerpelijke vrachtauto’s zijn overgenomen van een ander transportbedrijf. In de hectiek van de drukke vakantieperiode en de verhuizing naar een ander bedrijfspand, is ontgaan dat de vignetten een andere einddatum hadden dan die van de overige vrachtauto’s in het bedrijf van belanghebbende. De termijn die is gelegen tussen het moment van constatering en de dagtekening van de naheffingsaanslagen is onredelijk lang. Daardoor is onnodig lang doorgereden zonder dat belasting was voldaan. De hoogte van de boetes staat niet in verhouding tot de gepleegde overtredingen.
De rechtbank stelt voorop dat zij aannemelijk acht dat hier geen sprake is geweest van een bewust nalaten van belanghebbende. Voor het opleggen van de onderhavige boetes is echter niet vereist dat sprake is van schuld of opzet bij belanghebbende. De enkele constatering dat is verzuimd om de verschuldigde belasting te betalen, is voldoende. Dat is slechts anders indien sprake is van afwezigheid van alle schuld bij belanghebbende. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. De door belanghebbende als hiervoor in 2.4 aangevoerde omstandigheid dat destijds in alle hectiek van de bedrijfsvoering voor een aantal vrachtauto’s vergeten is de belasting te voldoen, is een omstandigheid die voor rekening en risico van belanghebbende dient te blijven.
Als reden voor matiging van de boetes heeft belanghebbende nog aangevoerd dat de tijd die is verstreken tussen de eerste overtreding (17 juli 2013) en het opleggen van de eerste naheffingsaanslag met boete (26 september 2013) lang is, waardoor belanghebbende pas laat actie heeft kunnen ondernemen. Als gevolg hiervan zijn er meerdere naheffingsaanslagen met boetes opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De BZM is een belasting die belanghebbende op eigen initiatief dient aan te geven en te betalen. De naheffingsaanslagen en verzuimboetes zijn dan ook niet bedoeld als signaleringssysteem. De rechtbank merkt daarbij op dat de inspecteur op grond van de wet de mogelijkheid heeft om binnen vijf jaren na het verzuim een naheffingsaanslag met boete op te leggen. De inspecteur heeft evenwel ter zitting onweersproken gesteld dat met de brancheorganisatie is afgesproken dat de Belastingdienst ernaar zou streven om uiterlijk binnen drie maanden na de constatering van het verzuim de naheffingsaanslag en boete op te leggen. Nu de boetes binnen drie maanden na de constatering van het verzuim zijn opgelegd, heeft de Belastingdienst aan deze afspraak voldaan. De rechtbank is van oordeel dat de verstreken periode niet onredelijk lang is.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de boetes terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Dat neemt echter niet weg dat de opgelegde boetes in verhouding moeten staan tot de ernst van de gepleegde overtredingen. Belanghebbende heeft in dit verband gesteld dat het totaal van de boetes onevenredig hoog is. Gelet op de expliciete keuze van de wetgever voor een gering tarief per dag en de mogelijkheid om per dag te betalen, is een relatief hoge boete gerechtvaardigd om de nakoming van die fiscale verplichtingen af te dwingen. Daar staat tegenover dat belanghebbende in korte tijd een groot aantal boetes heeft gekregen waarvan het totale beloop (€ 4.920 in de onderhavige zaken en € 1.722 in de zaken met de procedurenummers 13/7036 tot en met 13/7041 en 13/7043) naar het oordeel van de rechtbank niet in verhouding staat tot de ernst van de gepleegde overtredingen. Gelet op de ernst van de overtredingen en in aanmerking genomen de mate waarin deze aan belanghebbende kunnen worden verweten, waarbij rekening wordt gehouden met de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden, acht de rechtbank – alles afwegende – een boete van € 150 per verzuim passend en geboden. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij tevens rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat in het verleden reeds eerder naheffingsaanslagen met boetes ter zake van hetzelfde verzuim zijn opgelegd. Naar belanghebbende onweersproken heeft aangevoerd ging het in die gevallen echter om geheel andere zaken dan de onderhavige.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten, te weten reiskosten, zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op, afgerond, € 26 (gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer, tweede klasse).
Deze uitspraak is gedaan op 16 mei 2014 door mr. J.W.M. Tijnagel, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.