Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-05-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3373, AWB-13_2276
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-05-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3373, AWB-13_2276
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 mei 2014
- Datum publicatie
- 13 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:3372
- Zaaknummer
- AWB-13_2276
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is in dienstbetrekking van een Nederlandse vestiging die onderdeel uitmaakt van een internationale groep met meerdere vestigingen in Europa waaronder in Nederland en Duitsland. Belanghebbende heeft recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van het loon dat is toe te rekenen aan de in Duitsland gewerkte dagen nu de Duitse vestiging met betrekking tot die werkzaamheden kwalificeert als materiële werkgever in de zin van artikel 10, tweede lid, van het Verdrag.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: AWB 13/2276
Uitspraakdatum: 21 mei 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 19 oktober 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende over het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 150.109 (hierna: de aanslag).
Belanghebbende heeft op 30 oktober 2012 verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting over een inkomen van € 38.341. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 maart 2013 de aftrek geweigerd en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 april 2013, ontvangen bij de rechtbank op 22 april 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe op zijn verzoek door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze stukken is verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2014 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde
[gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Rotterdam, en namens de inspecteur, [verweerder].
Tevens is de door belanghebbende opgeroepen getuige [getuige] (hierna: de getuige) ter zitting verschenen en gehoord. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat tegelijk met deze uitspraak wordt verzonden. Het verslag van het getuige-verhoor is integraal opgenomen in het proces-verbaal van de zitting.
De rechtbank heeft een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
Bij brief van 17 april 2014 heeft de rechtbank partijen bericht dat de termijn waarbinnen schriftelijke uitspraak wordt gedaan, is verlengd met zes weken.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Nederland. Belanghebbende is sinds [datum]2004 in dienstbetrekking bij [A BV] (hierna: [A BV]) als projectleider/projectmanager. Het ter zake van die dienstbetrekking in 2011 door belanghebbende genoten loon bedraagt € 160.783.
2.2. [A BV] maakt deel uit van de [A-groep]. De [A-groep] heeft meerdere vestigingen in Europa waaronder in Nederland en Duitsland. De [A-groep] verricht in en buiten Europa specialistische werkzaamheden op het gebied van (groot) onderhoud en de reiniging van chemische fabrieken en raffinaderijen. Indien voor het groot onderhoud, dan wel de reiniging, is vereist dat de gehele fabriek wordt stilgelegd, spreekt met van een ‘shutdown’. Indien het mogelijk is om de fabriek tijdens de werkzaamheden al dan niet gedeeltelijk in werking te houden, is sprake van een ‘turnaround’.
Belanghebbende is in 2011 werkzaam geweest in Duitsland als projectmanager van drie projecten voor onderhoud/reiniging van Duitse raffinaderijen, zijnde ‘[B]’ en ‘[C]’ (beide betreffen een shutdown) alsmede ‘[D]’(reiniging). Belanghebbende heeft gedurende die werkzaamheden niet in dienstbetrekking gestaan tot de in Duitsland gelegen vestiging van de [A-groep] en heeft van die vestiging geen beloning ontvangen.
Belanghebbendes verzoek van 30 oktober 2012 om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting met betrekking tot het aan Duitsland toe te rekenen loon was aanvankelijk gebaseerd op 62 werkdagen in Duitsland. In de repliek heeft belanghebbende aangegeven dat zijn verzoek moet worden aangepast omdat sprake is geweest van 55 werkdagen zodat het aan Duitsland toe te rekenen loon € 34.012 (is 55/260 x € 160.783) bedraagt.
Belanghebbende heeft in Duitsland geen aangifte gedaan ter zake van de inkomsten die hij in 2011 heeft ontvangen. Duitsland heeft ter zake van die inkomsten ook geen belasting geheven.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting met betrekking tot het loon dat is toe te rekenen aan de in Duitsland gewerkte dagen.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij op zitting hebben verklaard.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en verlening van aftrek ter voorkoming van dubbele belasting berekend naar een inkomen van € 34.012.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.