Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-05-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3744, AWB-13_3432
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-05-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3744, AWB-13_3432
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 27 mei 2014
- Datum publicatie
- 27 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:3744
- Zaaknummer
- AWB-13_3432
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover het de navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente betreft die door de inspecteur reeds bij uitspraken op bezwaar zijn vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank waren erflater en de echtgenote rechthebbenden tot een rekening bij Van Lanschot. De navorderingsaanslagen zijn tijdig en tot juiste bedragen vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade toe in verband met de overschrijding van de redelijke termijn met 10 maanden. Dit leidt echter niet tot een gegrond beroep.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 13/3432 tot en met 13/3443 en 13/5924
uitspraak van 27 mei 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
de erven van [X], te [plaats X],
belanghebbenden,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbenden de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente opgelegd:
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV):
Proc. nr. |
Jaar |
Aanslagnummer |
Dagtekening |
13/3432 |
1996 |
[aanslagnummer].H67 |
29-11-2008 |
13/3433 |
1997 |
[aanslagnummer].H77 |
29-11-2008 |
13/3434 |
1998 |
[aanslagnummer].H87 |
29-11-2008 |
13/3435 |
1999 |
[aanslagnummer].H97 |
29-11-2008 |
13/3436 |
2000 |
[aanslagnummer].H07 |
29-11-2008 |
Proc. nr. |
Jaar |
Aanslagnummer |
Dagtekening |
13/3437 |
2001 |
[aanslagnummer].H17 |
29-11-2008 |
13/5924 |
2002 |
[aanslagnummer].H27 |
27-12-2007 |
13/3438 |
2003 |
[aanslagnummer].H37 |
29-11-2008 |
13/3439 |
2004 |
[aanslagnummer].H47 |
29-11-2008 |
Vermogensbelasting (hierna: VB):
Proc. nr. |
Jaar |
Aanslagnummer |
Dagtekening |
13/3440 |
1997 |
[aanslagnummer].K77 |
29-11-2008 |
13/3441 |
1998 |
[aanslagnummer].K87 |
29-11-2008 |
13/3442 |
1999 |
[aanslagnummer].K97 |
29-11-2008 |
13/3443 |
2000 |
[aanslagnummer].K07 |
29-11-2008 |
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 13 juni 2013 de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996, 1998, 1999 en 2000 en VB 1997, 1999 en 2000 vernietigd, de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001, 2002, 2003 en 2004 met de helft verminderd en de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 en VB 1998 gehandhaafd. De beschikkingen heffingsrente zijn overeenkomstig de bijbehorende navorderingsaanslagen vernietigd, verminderd, dan wel gehandhaafd.
Belanghebbenden hebben daartegen bij brief van 19 juni 2013, ontvangen bij de rechtbank op 20 juni 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 44.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014 te Breda. Daar zijn gezamenlijk behandeld de zaken met de rolnummers 13/1739, 13/3430 tot en met 13/3443 en 13/5924. Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift op dezelfde dag als de uitspraak aan partijen is verzonden. De pleitnota’s van partijen behoren tot de gedingstukken.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
[X] (hierna: erflater), geboren op [datum] 1940, is overleden op [datum] 2004. Hij was gehuwd met [Y] (hierna: de echtgenote), geboren op [datum] 1944. De echtgenote en de drie kinderen zijn de erfgenamen van erflater.
Op 18 februari 2005 hebben de Belgische belastingautoriteiten aan het Hoofd van Belastingdienst/FIOD/ECD/Team Internationaal een Nota met bijlagen verstrekt. De bijlagen B.1., B.2. en B.6. bevatten gegevens over rekeningstanden per 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996, bij, volgens de aanhef “F. van Lanschot (Bankiers) Luxembourg S.A.” (verder ook: de renseignementen). De bijlage B.9. betreft een adressenlijst. Voorzover te dezen van belang bevatten de bijlagen B.1., B.2. en B.6. respectievelijk de volgende gegevens:
“Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA Boulevard Prince Henri, 3 L-2016 Luxembourg, date: 9/05/96 prog: FVLR102J page: 39, portfolio evaluation
Racine |
Name |
CCY |
Current Accounts |
Deposits |
Bonds |
Shares/ options |
Inv. Funds |
Total |
Account manager: 0000028
(...)
[rekeningnummer] |
[X - Y] |
NLG |
1,070.81 |
.00 |
525,600.00 |
.00 |
132,157.24 |
658,828.05 P |
Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA Boulevard Prince Henri, 3 L-2016 Luxembourg, date: 11/28/96 prog: FVLR102J page: 39, portfolio evaluation
Racine |
Name |
CCY |
Current Accounts |
Deposits |
Bonds |
Shares/ options |
Inv. Funds |
Total |
Account manager: 0000028
(...)
[rekeningnummer] |
[X - Y] |
NLG |
1,070.81 |
.00 |
532,800,00 |
.00 |
133,061.58 |
666,932.39 P |
28 |
[rekeningnummer] |
[X - Y] |
941221 |
NLG |
597633,6 |
67,75 |
62612,68 |
0 |
0 |
0 P |
18364” |
De inspecteur heeft erflater en de echtgenote geïdentificeerd als rekeninghouder van bovengenoemde rekeningen bij de Van Lanschot bank in Luxemburg (hierna: Van Lanschot). De inspecteur heeft de erven op 7 maart 2007 een vragenbrief gestuurd. In deze brief is gewezen op de omkering van de bewijslast en heeft de inspecteur de erven verzocht om vóór 15 maart 2007, respectievelijk 5 april 2007, nadere informatie te verstrekken.
Bij brief van 14 maart 2007 heeft de echtgenote gereageerd op de brief van 7 maart 2007. Zij heeft onder meer het volgende geschreven:
“In deze brief lees ik dat mijn overleden man waarschijnlijk een bankrekening in het buitenland heeft gehad. Omdat mij hiervan niets bekend [is] ontvang ik van u graag de gegevens. Hiermee kan ik dan naar deze bank gaan om te vragen of mijn overleden man daar geld op had staan. Als dat zo is dan zal ik het aan u doorgeven”.
Bij brief van 28 maart 2007 heeft de inspecteur de echtgenote verzocht telefonisch contact op te nemen met hem voor het maken van een afspraak om het een en ander te bespreken. Vervolgens heeft op 25 april 2007 een gesprek plaatsgevonden tussen de echtgenote en de inspecteur.
Op 2 mei 2007 heeft de inspecteur aan belanghebbenden een voorbeeldbrief verzonden voor het verkrijgen van informatie bij Van Lanschot.
Bij brief van 14 mei 2007 heeft de gemachtigde zich als zodanig gepresenteerd. De gemachtigde heeft de inspecteur verzocht om nadere informatie te verstrekken, al dan niet op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB). De inspecteur heeft hierop bij brief van 17 juli 2007 gereageerd. Daarin heeft de inspecteur het WOB-verzoek van belanghebbenden gedeeltelijk afgewezen.
Op 5 november 2007 heeft de inspecteur aan de gemachtigde een laatste herinnering gezonden, waarin hij belanghebbenden voor de laatste maal in de gelegenheid stelt de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. In reactie hierop heeft de gemachtigde bij brief van 9 november 2007 de inspecteur nogmaals verzocht om de in zijn brief van 14 mei 2007 gevraagde gegevens te doen toekomen.
Met dagtekening 21 november 2007 heeft de inspecteur belanghebbenden in kennis gesteld van zijn voornemen om aan hen “navorderingsaanslagen inkomstenbelasting\premie volksverzekeringen\vermogensbelasting 1995 en 2002 op te leggen”. Over de jaren na 1995 schrijft hij: “Voor de jaren na 1995 die in deze kennisgeving niet zijn opgenomen zal ik op een later moment aanslagen en navorderingsaanslagen opleggen indien de mij bekende feiten niet wijzigen. Hierover wordt u te zijner tijd nader ingelicht.” De inspecteur heeft belanghebbenden in deze brief in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief schriftelijk te reageren en – indien gewenst – vóór genoemde termijn een afspraak te maken voor een mondelinge toelichting. De gemachtigde heeft bij brief van 4 december 2007 hierop gereageerd met de mededeling dat de echtgenote vooralsnog niet in staat is op het voornemen tot het opleggen van een navorderingsaanslag te reageren. Hij heeft daarin zijn verzoek om informatie herhaald.
Met dagtekening 12 december 2007 heeft de inspecteur aan belanghebbenden een “Bevestiging navorderingen zonder boete” gezonden waarin hij belanghebbenden meedeelt dat hij heeft besloten de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en 2002 en VB 1996 op te leggen zonder boete, maar met heffingsrente indien verschuldigd. Deze navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente - de IB/PVV 2002 aan belanghebbenden en de IB 1995 en VB 1996 aan de echtgenote - zijn opgelegd met dagtekening 21 december 2007.
Bij brieven van 9 januari 2008 heeft de gemachtigde pro-forma bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen. Bij brieven van 26 februari 2008 en 27 februari 2008 heeft de inspecteur de ontvangst van de bezwaarschriften bevestigd. De inspecteur heeft de gemachtigde daarin verzocht om in te stemmen met het aanhouden van de bezwaren tot in de proefprocedures onherroepelijk uitspraak is gedaan. De gemachtigde heeft namens de echtgenote bij brief van 10 maart 2008 met aanhouding ingestemd.
Bij brief van 21 april 2008 heeft de gemachtigde de bezwaren van de echtgenote gemotiveerd. In deze brief is vermeld dat de echtgenote ontkent in het buitenland een bankrekening te hebben dan wel te hebben aangehouden. De gemachtigde heeft de inspecteur daarbij verzocht om de bezwaren wat betreft het onderdeel of de twaalfjaarstermijn in strijd is met Europees recht, aan te houden in verband met de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen hierover.
Met dagtekening 21 oktober 2008 heeft de inspecteur belanghebbenden in kennis gesteld van zijn voornemen om aan hen “navorderingsaanslagen inkomstenbelasting\premie volksverzekeringen 1996 tot en met 2001 en 2003 tot en met 2004 en vermogensbelasting 1997 tot en met 2000” op te leggen.
Met dagtekening 11 november 2008 heeft de inspecteur aan belanghebbenden een “Mededeling navorderingen en boetemededeling” betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 tot en met 2001, 2003 en 2004 en VB 1997 tot en met 2000 gezonden. De navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente zijn opgelegd met dagtekening 29 november 2008. Bij brief van 9 december 2008 heeft de gemachtigde hiertegen pro-forma bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij de inspecteur verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan in het hoogste resort in het Rekeningenproject Bank Zonder Naam.
Bij brieven van 27 mei 2011 heeft de inspecteur aan belanghebbenden geschreven dat hij voornemens is alle bezwaren van belanghebbenden af te werken. Hij heeft daarbij opgemerkt dat nog niet alle bezwaren zijn gemotiveerd. Tevens heeft hij de gemachtigde gevraagd om aan te geven of hij wil worden gehoord en of hij de bezwaren nader wenst te motiveren.
Bij brief van 7 juni 2011 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat de door hem op 21 april 2008 ingediende gronden voor alle bezwaren van belanghebbenden dienen te gelden.
Op 28 juli 2011 heeft de inspecteur een brief met als onderwerp “informatie met betrekking tot de uitspraak op bezwaar” gezonden aan belanghebbenden. Daarbij heeft de inspecteur de gemachtigde nogmaals in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden. Hij heeft de gemachtigde verzocht om binnen vier weken te reageren.
Op 26 oktober 2011 heeft de inspecteur aan de gemachtigde een algemene brief gezonden waarin hij de gemachtigde heeft gevraagd welke bescheiden hij nog wenst te ontvangen. Vervolgens is tot aan 15 oktober 2012 tussen partijen gecorrespondeerd over de te voeren hoorgesprekken van de diverse cliënten van de gemachtigde. Op verzoek van de gemachtigde zijn de data van de hoorgesprekken acht keer uitgesteld. Tijdens telefonisch contact tussen partijen op 15 oktober 2012 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat hij afziet van het houden van de hoorgesprekken. De inspecteur heeft dit bij brief van 15 oktober 2012 aan de gemachtigde bevestigd.
Bij brief van 13 juni 2013 heeft de inspecteur belanghebbenden een “Kennisgeving uitspraak op de bezwaarschriften” gezonden. Hierin duidt de inspecteur deze brief aan als uitspraak op bezwaar. De verminderingsbeschikkingen zijn gedagtekend 15 juli 2013.
3 Geschil
In geschil is of de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente terecht zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
2. Is het gebruik van de door de inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig?
3. Is de door de inspecteur verkregen Nota met bijlagen authentiek?
4. Zijn erflater en de echtgenote terecht als rekeninghouder geïdentificeerd?
5. Heeft de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen?
6. Is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?
7. Is de bewijslast terecht omgekeerd en verzwaard?
8. Bestaat recht op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.