Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-06-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:4126, AWB-12_4095
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-06-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:4126, AWB-12_4095
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 juni 2014
- Datum publicatie
- 7 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:4127
- Zaaknummer
- AWB-12_4095
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
1 van 16
Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek bij een effectenkantoor heeft de inspecteur vragen gesteld over de verschillende buitenlandse bankrekeningen van belanghebbende en haar echtgenoot (belanghebbenden). Belanghebbenden hebben hierna informatie verschaft over de bankrekeningen in Zwitserland en, naar aanleiding van nieuwe vragen, ook over hun Limited Company (verder Ltd). In geschil is of de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen voortvarend heeft gehandeld en of de economische eigendom van de vermogensbestanddelen van een Ltd aan belanghebbende toegerekend kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank kan belanghebbende geen beroep doen op artikel 63, nu de standstillbepaling van toepassing is op de rekeningen in Zwitserland. De inspecteur heeft voorts, gelet op alle feiten en omstandigheden, aannemelijk gemaakt dat de economische eigendom toebehoorde aan belanghebbende.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 12/4095 tot en met 12/4099
AWB 12/4102 tot en met 12/4104
uitspraak van 17 juni 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, waarbij tevens bij beschikkingen boeten zijn opgelegd en heffingsrente in rekening is gebracht:
Procedure |
Jaar |
[aanslagnummer] |
Dagtekening |
12/4095 |
2001 |
H17 |
31-12-2011 |
12/4096 |
2002 |
H27 |
31-12-2011 |
12/4097 |
2003 |
H37 |
31-12-2011 |
12/4098 |
2004 |
H47 |
31-12-2011 |
12/4099 |
2005 |
H57 |
31-12-2011 |
12/4102 |
2006 |
H67 |
31-12-2011 |
12/4103 |
2007 |
H77 |
31-12-2011 |
12/4104 |
2008 |
H87 |
31-12-2011 |
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 juli 2012 de navorderingsaanslagen, de boeten en beschikkingen heffingsrente voor de jaren 2001 en 2004 tot en met 2008 gehandhaafd. De bezwaren voor de jaren 2002 en 2003 zijn gegrond verklaard, de navorderingsaanslagen zijn verminderd tot nihil, de boeten en beschikkingen heffingsrente zijn vernietigd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 8 augustus 2012, ontvangen bij de rechtbank op 9 augustus 2012, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan[kantoornaam gemachtigde] te Maastricht, tot bijstand vergezeld van [A], en namens de inspecteur [gemachtigden]. De beroepen met procedurenummers AWB 12/4095 tot en met 12/4099 en 12/4102 tot en met 12/4104 van belanghebbende en 12/4105 tot en met 12/4112 van belanghebbendes echtgenoot zijn daarbij gelijktijdig behandeld.
De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de gemachtigde. Voor het verder verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende, geboren op 12 januari 1950, is gehuwd met [echtgenoot], geboren op [datum] 1945.
Op 8 maart 2007 is een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen [BV 1] (hierna: [BV 1]). In het kader van dit onderzoek heeft op 18 september 2007 een inval plaatsgevonden bij [BV 1]. Hierbij is de administratie in beslag genomen en overhandigd aan de Belastingdienst/FIOD.
[De heer X], Belastingdienst/FIOD, heeft omstreeks 26 juli 2010
[Q] (hierna [Q]), boetefraude coördinator bij de belastingdienst, inzake dit strafrechtelijk onderzoek benaderd. Hierna heeft [Q], bij brief van 26 juli 2010, het Openbaar Ministerie Functioneel Parket Zwolle na te melden verzoek gedaan:
“Door de Belastingdienst FIOD is onder leiding van de officier van justitie, [OvJ 1] een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen [BV 1] te Weert. Dit onderzoek is geboekt onder het gefisnummer [nummer] dossier [dossiernaam].
In voormeld onderzoek zijn bevindingen ten aanzien van beleggingen vastgelegd die van belang zijn voor het heffing en inning van belastingen en premies.
Ik verzoek de officier van justitie toestemming te verlenen om ter uitvoering van de Belastingwet inzage te verlenen in voormeld dossier en tot gebruik van gegevens uit dat dossier (artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Eveneens verzoek ik toestemming te verlenen dat deze gegevens ook aan het buitenland ten behoeve van heffing en inning van belastingen mogen worden verstrekt.”
Op 27 juli 2010 heeft [OvJ 2], Officier van Justitie, deze brief voor akkoord ondertekend en teruggestuurd.
De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 1 september 2010 verzocht om informatie te verstrekken over in het buitenland aangehouden bankrekeningen. In de periode september 2010 tot 30 november 2011 heeft een intensieve correspondentie plaatsgehad tussen de inspecteur en de gemachtigde van belanghebbende over de buitenlandse bankrekeningen en vanaf 1 december 2010 ook over [Ltd] (hierna: [Ltd]).
De inspecteur heeft bij brief van 30 november 2011 (onder meer) de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2005 met boeten en de navorderingsaanslagen IB/PVV 2006 tot en met 2008 zonder boete aangekondigd met kennisgevingen als bedoeld in de artikelen 67g van de AWR. De navorderingsaanslagen, boeten en beschikkingen heffingsrente zijn op 31 december 2011 opgelegd.
Belanghebbende en haar echtgenoot (hierna samen ook: belanghebbenden) zijn gerechtigd tot de bankrekening [S1], met nummer [rekeningnummer 1] bij de[Bank A] te Zwitserland. Deze rekening is geopend in 1985 en opgeheven in 2004. Deze rekening is nimmer opgenomen in de aangiften inkomstenbelasting/vermogensbelasting (IB/VB) van belanghebbenden. De “Vermoegensauszug” per 31 december 2000 heeft een bedrag van € 4.880 als “pro-rata” vermeld.
Het saldo van de rekening met nummer [rekeningnummer 1] is bij de opheffing overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 2] bij [Bank B] Zwitserland.
Belanghebbenden zijn gerechtigd tot de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] bij de [Bank B] te Zwitserland. Deze rekening is geopend in 2004 en opgeheven medio 2005. Deze rekening is nimmer opgenomen in de aangifte IB/VB van belanghebbenden.
In opdracht van belanghebbenden is het saldo van € 502.065 na 25 mei 2005 overgemaakt naar rekening met nummer [rekeningnummer 2] ten name van [Ltd] bij [Bank B] Zwitserland.
[Ltd] is een, op 11 januari 2005, naar het recht van Belize opgerichte vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. Het formele bestuur van deze vennootschap berust bij [BVI] (hierna: BVI). De aandeelhouders van [Ltd] zijn belanghebbenden.
De vermogensbestanddelen van [Ltd] bestaan uit een bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] bij de [Bank B] te Zwitserland met daaraan gekoppeld een beleggingsdepot en een lening. Het vermogensbeheer vond plaats door [BV 1]. De overeenkomst daartoe is ondertekend door [Mevrouw S], namens BVI. Het beleggingsprofiel is door belanghebbenden ondertekend.
In de “Company account” van [Ltd] staat, onder andere, het volgende:
“ 2. Mail
(…)
Mail is to be forwarded to the following address
Name: [echtgenoot] & [belanghebbende]
Adress: [adres ]
Country: Belgium
(…)
5. Authorised signatories
Following individuals have power to sign:
See enclosed list “Vollmachtsformular”
(…)
7. Establishment of the Beneficial Owner’s Identity
(…)
That the beneficial owner/s of the assets concerned is/are
Full name/s (or Company): [echtgenoot] & [belanghebbende]
Adress/domicile: [adres ] [woonplaats]
Country: Holland
Nationality: NL & NL
Date/s of birth: [datum].1945 & [datum].1950”
Bij deze “Company account” zit een kopie van de paspoorten van belanghebbenden.
Belanghebbenden zijn aangemerkt als gevolmachtigden via een daartoe door [Mevrouw S] ondertekend “Vollmachtsformular” en beiden zijn tekeningsbevoegd voor deze rekening.
[Ltd] is voor de heffing van vennootschapsbelasting beschreven als binnenlands belastingplichtige. Belanghebbenden hebben de over de jaren 2005 tot en met 2009 namens [Ltd] opgestelde aangiften ingediend. De inspecteur heeft de aanslagen in die belasting over deze jaren vastgesteld op nihil. Deze aanslagen staan onherroepelijk vast.
Belanghebbenden hebben geen afschriften verstrekt van de door hen gestelde lening aan [Ltd]. Belanghebbende hebben nimmer enig bedrag aan rente aan [Ltd] betaald.
Voor persoonlijke doeleinden hebben belanghebbenden de volgende bedragen van rekening [rekeningnummer 2] opgenomen:
2005 |
€ 129.175 |
2006 |
€ 80.533 |
2007 |
€ 80.179 |
2008 |
€ 32.570 |
Belanghebbenden hebben geen afschriften verstrekt van enige bestuurshandelingen van BVI. Bij belanghebbenden zijn ook geen aandeelhoudersbesluiten of aandeelhoudersvergadering(en) bekend.
[Ltd] is op verzoek van belanghebbenden in 2009 ontbonden. Het vermogen is overgeboekt naar de persoonlijke rekening van belanghebbenden bij [Bank B] Denemarken met nummer [rekeningnummer 3].
3 Geschil
In geschil is of de navorderingsaanslagen, de boeten en de beschikkingen heffingsrente terecht zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
-
Is het gebruik van de door de inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig en heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
-
Heeft de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen over de jaren 2001 tot en met 2005?
-
Zijn de aanslagen terecht en - voor wat betreft het jaar 2001 - tot de juiste hoogte vastgesteld?
-
Tot welk bedrag heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding in bezwaar?
-
Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding en zo ja, tot welk bedrag?
-
Heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding en zo ja, tot welk bedrag?
Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat de boetebeschikkingen als zodanig geen onderwerp van geschil meer vormen.
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.