Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-06-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:4312, AWB-13_1451
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-06-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:4312, AWB-13_1451
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 6 juni 2014
- Datum publicatie
- 30 juli 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:4312
- Zaaknummer
- AWB-13_1451
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting – Kosten voor gemene rekening
Belanghebbende organiseert jaarlijks bijeenkomsten voor haar leden. Voor een aantal van die bijeenkomsten factureert belanghebbende ongeveer 75% van de aan haar in rekening gebrachte cateringskosten (incl. de btw) door aan een gelieerde maatschappij. Ze merkt deze kosten aan als kosten voor gemene rekening. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van kosten voor gemene rekening. Het is immers niet af te leiden dat of in hoeverre de doorberekening van 75% van de cateringskosten een weerspiegeling is van ieders aandeel in de kosten die worden gemaakt voor het organiseren van de bijeenkomsten. De ontvangen vergoedingen dienen te worden aangemerkt als vergoedingen voor door belanghebbende verrichte prestaties, waarover belanghebbende omzetbelasting is verschuldigd. Verder is de rechtbank van oordeel dat de in het onderhavige geval optredende cumulatie van omzetbelasting de heffing niet onrechtmatig maakt.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 13/1451 en 13/1452
uitspraak van 6 juni 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats A],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de navolgende naheffingsaanslagen aan belanghebbende opgelegd:
- Een naheffingsaanslag in de omzetbelasting met dagtekening 28 december 2011 over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 van € 36.564 (aanslagnummer [aanslagnummer]F01.9502). Daarbij is € 2.981 heffingsrente in rekening gebracht.
- Een naheffingsaanslag in de omzetbelasting met dagtekening 26 januari 2012 over het tijdvak 1 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 van € 12.760 (aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.0301). Daarbij is € 369 heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2012 de naheffingsaanslag over het tijdvak 2006 tot en met 2009 gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 16 november 2012, ontvangen bij de rechtbank op 19 november 2012, beroep ingesteld.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 januari 2013 de naheffingsaanslag over het tijdvak vierde kwartaal 2010 gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 24 januari 2013, ontvangen bij de rechtbank op 25 januari 2013, beroep ingesteld.
Ter zake van voormelde beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van eenmaal € 318.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting door de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigden], beiden verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Utrecht, en namens de inspecteur, [gemachtigden]. De beroepen met de procedurenummers AWB 13/1451 en 13/1452 zijn gelijktijdig behandeld.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur.
De inspecteur heeft ter zitting een nader stuk overgelegd. Daarvan is een kopie aan de gemachtigde overgelegd.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op 31 oktober 2013 aan partijen is verzonden.
De enkelvoudige kamer heeft vervolgens het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer achterwege blijft. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
Belanghebbende, opgericht op [datum], is een [vereniging] in de metaalbranche. Zij heeft als doel het behartigen van de belangen van de bedrijfstak en van de zakelijke belangen van haar leden afzonderlijk.
De leden betalen een contributie. De activiteiten van belanghebbende bestaan onder meer uit het aanbieden van een pakket aan diensten, waaronder advies en juridische bijstand, aan haar leden. Daarnaast verricht belanghebbende facilitaire diensten aan gelieerde lichamen.
Belanghebbende is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).
Belanghebbende houdt 100% van de certificaten van de aandelen in [De Stichting] (hierna: [De Stichting]). [De Stichting] is houder van 100% van de aandelen in [BV 1] (hierna: [BV 1]). De activiteiten van [BV 1] bestaan onder meer uit het afsluiten van verzekeringen ten behoeve van de leden van belanghebbende en hun werknemers. [BV 1] is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet OB.
Belanghebbende organiseert jaarlijks een aantal regionale voorlichtingsbijeenkomsten voor haar leden (de bijeenkomsten). Op een aantal van die bijeenkomsten krijgt [BV 1] de gelegenheid om informatie over verzekeringsaangelegenheden en over haar producten en diensten aan de leden van belanghebbende te verstrekken. De bijeenkomsten worden gehouden in horecagelegenheden (restaurants en hotels). De kosten van de bijeenkomsten zijn aan belanghebbende gefactureerd met omzetbelasting. Belanghebbende factureert eenmaal per jaar, na afloop van een aantal bijeenkomsten, ongeveer 75% van de kosten van catering, inclusief de aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting, door aan [BV 1]. In de bijlage bij de facturen over 2008, 2009 en 2010 staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Afspraak [BV 1]<<<<<<>>>>>> [belanghebbende]
[BV 1] vergoedt 75% van de cateringkosten inzake de districtsbijeenkomsten met een maximum van € 80.000.”
Belanghebbende heeft de voorbelasting die is vermeld op de facturen voor de catering niet op haar aangiften omzetbelasting in aftrek gebracht.
Over de jaren 2008, 2009 en 2010 heeft belanghebbende de volgende bedragen aan [BV 1] gefactureerd:
Jaar |
Bedrag |
2008 |
€ 79.382,80 |
2009 |
€ 79.545,65 |
2010 |
€ 79.917,04 |
Belanghebbende heeft over deze bedragen geen omzetbelasting in rekening gebracht.
Tot de stukken van het geding behoort een niet ondertekende overeenkomst van [datum] waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:
“ OVEREENKOMST VERDELING KOSTEN VOOR GEMENE REKENING
Ondergetekenden,
(…) “[belanghebbende]”,
en
(…) “[BV 1]”,
In aanmerking nemende dat:
- [belanghebbende] op grond van haar statuten de belangen van de bij haar aangesloten ondernemingen op diverse manieren behartigt;
- [belanghebbende] ter uitvoering van haar statutaire taak [BV 1] B.V. heeft opgericht om te voorzien in de behoefte aan passende en financieel voordelige verzekeringsproducten en diensten van de bij haar aangesloten ondernemingen;
- [BV 1] daarmee logischerwijs beschikt over veel kennis van verzekeringsproducten en diensten in het algemeen en bovendien gezien haar achtergrond in de metaalsector veel ervaring heeft met de toepassing van deze kennis in de sector;
- [belanghebbende] op grond van haar statuten tot doel heeft om de bij haar aangesloten ondernemingen te informeren op alle gebieden die voor een goede bedrijfsvoering in de ondernemingen van betekenis zijn, zo ook op verzekeringsgebied;
- [belanghebbende] per jaar meerdere regionale bijeenkomsten organiseert;
- [BV 1] in staat en bereid is om haar kennis van verzekeringsproducten en diensten en de toepassing daarvan in de metaalsector, conform de doelstelling uit haar statuten over te dragen aan de bij [belanghebbende] aangesloten ondernemingen;
- partijen het zinvol achten om de beide adviestaken samen te laten vallen in de door [belanghebbende] georganiseerde regionale bijeenkomsten;
- partijen de in 2008 mondeling gemaakte afspraak ter zake de onderlinge verdeling van de kosten die met de organisatie van deze regionale bijeenkomsten zijn gemoeid hierbij schriftelijk vast willen leggen.
Verklaren als volgt te zijn overeengekomen:
Artikel 1: Verplichting partijen
[belanghebbende] organiseert jaarlijks een aantal regionale voorlichtingsbijeenkomsten waarin
[BV 1] de mogelijkheid heeft om informatie te verstrekken over verzekeringsaangelegenheden en de door haar aangeboden producten en diensten, relevant voor de bij [belanghebbende] aangesloten ondernemingen.
Artikel 2:
De in het kader van de organisatie van de regionale bijeenkomsten gemaakte kosten van
zaalhuur, catering enz. worden voor gemene rekening gemaakt.
Artikel 3:
1. De kosten die in artikel 2 worden genoemd, worden gesplitst in kosten voor catering,
zaalhuur en overige kosten, waarbij is overeengekomen dat 75% van de kosten van catering zullen worden voldaan door [BV 1], en dat tot een jaarlijks af te spreken omvang.
2. [belanghebbende] zal deze kosten aan het einde van het jaar ineens aan [BV 1] in rekening brengen. [BV 1] is gehouden de door [belanghebbende] verzonden factuur te voldoen binnen 30 dagen na factuurdatum.
3. De in lid 1 van dit artikel genoemde verdeelsleutel kan met wederzijds goedvinden worden gewijzigd, uiterlijk voor 1 december van enig kalenderjaar. Is voor deze datum de verdeelsleutel niet aangepast, dan blijft deze in het daarop volgende kalenderjaar gelijk.
4. Het risico van de kosten gaat beide partijen aan volgens de vooraf overeengekomen verdeelsleutel.
(…).”
De inspecteur heeft omzetbelasting nageheven over de aan [BV 1] gefactureerde bedragen. De correctie over 2008 en 2009 is 19/119 x (€ 79.382 + € 79.545) of € 25.374. De correctie over het vierde kwartaal 2010 is 19/119 x € 79.917 of € 12.760.
3 Geschil
In geschil is of:
-
de door belanghebbende van [BV 1] ontvangen bedragen over de jaren 2008, 2009 en 2010 van respectievelijk € 79.382,80, € 79.545,65 en € 79.917,04 moeten worden aangemerkt als vergoedingen voor door belanghebbende aan [BV 1] verrichte prestaties, zoals de inspecteur stelt, dan wel als vergoedingen voor kosten voor gemene rekening, zoals belanghebbende stelt;
-
indien geen sprake is van kosten voor gemene rekening: belanghebbende de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek kan brengen;
-
indien vraag b ontkennend wordt beantwoord: de naheffingsaanslag moet worden vernietigd wegens strijd met het vertrouwensbeginsel of enig ander beginsel van behoorlijk bestuur.
Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van een fiscale eenheid tussen belanghebbende en [BV 1].
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daar ter zitting aan is toegevoegd.
Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken en het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de naheffingsaanslag 2009 met € 25.374 tot € 11.190 en vernietiging van de naheffingsaanslag 2010.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.