Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:5102, AWB-13_762
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:5102, AWB-13_762
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 juli 2014
- Datum publicatie
- 13 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:5102
- Zaaknummer
- AWB-13_762
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Van Lanschot Luxemburg
Naar het oordeel van de rechtbank waren belanghebbende en de echtgenote rechthebbenden tot een rekening bij Van Lanschot. De navorderingsaanslagen zijn tijdig en tot juiste bedragen vastgesteld. De boetebeschikking bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2005 wordt vernietigd wegens samenloop met de boetebeschikking bij de aanslag IB/PVV 2005. De overige boetebeschikkingen blijven in stand. Deze zijn reeds met 20% verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade toe in verband met de overschrijding van de redelijke termijn met 18 maanden.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 13/184 tot en met 13/195,
AWB 13/762 tot en met 13/766,
AWB 13/3360 en AWB 13/6158
uitspraak van 17 juli 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbenden de volgende (navorderings)aanslagen opgelegd:
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV):
Procedure |
Jaar |
Aanslagnummer |
Dagtekening |
13/763 |
1995 |
[aanslagnummer].H.57 |
29-12-2007 |
13/184 |
1996 |
[aanslagnummer].H.67 |
29-11-2008 |
13/185 |
1997 |
[aanslagnummer].H.77 |
29-11-2008 |
13/186 |
1998 |
[aanslagnummer].H.87 |
29-11-2008 |
13/187 |
1999 |
[aanslagnummer].H.97 |
29-11-2008 |
13/188 |
2000 |
[aanslagnummer].H.07 |
29-11-2008 |
13/189 |
2001 |
[aanslagnummer].H.17 |
29-11-2008 |
13/762 |
2002 |
[aanslagnummer].H.27 |
29-12-2007 |
13/190 |
2003 |
[aanslagnummer].H.37 |
29-11-2008 |
13/191 |
2004 |
[aanslagnummer].H.47 |
29-11-2008 |
13/6158 |
2005 |
[aanslagnummer].H.56 |
15-12-2008 |
13/764 |
2005 |
[aanslagnummer].H.57 |
31-12-2008 |
13/765 |
2006 |
[aanslagnummer].H.66 |
30-11-2009 |
13/3360 |
2007 |
[aanslagnummer].H.76 |
19-11-2010 |
Vermogensbelasting (hierna: VB):
Procedure |
Jaar |
Aanslagnummer |
Dagtekening |
13/766 |
1996 |
[aanslagnummer].K.67 |
29-12-2007 |
13/192 |
1997 |
[aanslagnummer].K.77 |
29-11-2008 |
13/193 |
1998 |
[aanslagnummer].K.87 |
29-11-2008 |
13/194 |
1999 |
[aanslagnummer].K.97 |
29-11-2008 |
13/195 |
2000 |
[aanslagnummer].K.07 |
29-11-2008 |
Bij de voormelde (navorderings)aanslagen zijn verhogingen (met kwijtschelding), danwel boeten (hierna: boeten) opgelegd. Tevens zijn voor alle jaren bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft met dagtekening 3 december 2012 in de uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2005 en de aanslagen IB/PVV 2005, 2006 en 2007 verminderd en de overige navorderingsaanslagen gehandhaafd. De beschikkingen heffingsrente zijn dienovereenkomstig verminderd dan wel gehandhaafd. De boetebeschikkingen zijn vanwege undue delay verminderd met 20%.
Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 9 januari 2013 en 30 januari 2013, ontvangen bij de rechtbank op 10 januari 2013 en 31 januari 2013, beroep ingesteld betreffende respectievelijk de “Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen 1996 tot en met 2001, 2003 en 2004 en vermogensbelasting 1997 tot en met 2000” en de “Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen 1996 tot en met 2006 en vermogensbelasting 1996 tot en met 2000”. Bij brief van 14 juni 2013, ontvangen bij de rechtbank op 17 juni 2013, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de aanslag IB/PVV 2007. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van één maal € 42 en twee maal € 44. Bij brief van 12 november 2013, ontvangen bij de rechtbank op 13 november 2013, heeft belanghebbende aangegeven dat hij heeft bedoeld in de brief van 30 januari 2013 ook beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag IB/PVV 2005.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014 te Breda. Daar zijn gezamenlijk behandeld de zaken met de rolnummers AWB 13/3276, 13/3277, 13/6443, 13/6444, 13/2865 tot en met 13/2868, 13/6445, 13/6446, 13/1682, 13/6333, 13/1659, 13/1740, 13/1741, 13/1193, 13/1683 tot en met 13/1686, 13/1145, 13/5337 tot en met 5342, 13/5344 tot en met 5352, 13/5354, 13/5822, 13/5823, 13/1148, 13/1146, 13/1192, 13/1194, 13/1747, 13/1748, 13/1750, 13/7207 tot en met 13/7211, 13/7213 tot en met 13/7215, 13/7217, 13/7219, 13/7220, 13/7221, 13/7223 tot en met 13/7226, 13/1744 tot en met 13/1746, 13/7231, 13/7233, 13/7234, 13/7236, 13/7238, 13/3430 tot en met 13/3443, 13/1739, 13/5924, 13/7031, 13/1687, 13/3360, 13/6158, 13/6441, 13/5853, 13/3258, 13/762 tot en met 13/766 en 13/184 tot en met 13/0195 van verschillende belanghebbenden. Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. De pleitnota’s van partijen behoren tot de gedingstukken.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. De rechtbank heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld nadere stukken te overleggen.
Belanghebbende heeft bij brief van 22 april 2014 aangegeven geen nadere stukken in te dienen. Deze brief is in afschrift verstrekt aan de inspecteur. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende, geboren op [datum] 1948, is gehuwd met [Y] (hierna: de echtgenote), geboren op [datum] 1952.
Op 18 februari 2005 hebben de Belgische belastingautoriteiten aan het Hoofd van Belastingdienst/FIOD/ECD/Team Internationaal een Nota met bijlagen verstrekt. De bijlagen B.1., B.2. en B.6. bevatten gegevens over rekeningstanden per 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996, bij, volgens de aanhef “F. van Lanschot (Bankiers) Luxembourg S.A.” (verder ook: de renseignementen). De bijlage B.9. betreft een adressenlijst. Voorzover te dezen van belang bevatten de bijlagen B.1., B.2. en B.6. respectievelijk de volgende gegevens:
“Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA Boulevard Prince Henri, 3 L-2016 Luxembourg, date: 9/05/96 prog: FVLR102J page: 35, portfolio evaluation
Racine |
Name |
CCY |
Current Accounts |
Deposits |
Bonds |
Shares/ options |
Inv. Funds |
Total |
(...)
[rekeningnummer 1] |
[X - Y] |
NLG |
58,827.63 |
.00 |
371,145.00 |
371,653.60 |
.00 |
801,626.23 A |
Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA Boulevard Prince Henri, 3 L-2016 Luxembourg, date: 11/28/96 prog: FVLR102J page: 35, portfolio evaluation
Racine |
Name |
CCY |
Current Accounts |
Deposits |
Bonds |
Shares/ options |
Inv. Funds |
Total |
(...)
[rekeningnummer 1] |
[X - Y] |
NLG |
1,325.98 |
.00 |
377,870.00 |
411,973.50 |
.00 |
791,169.48 A |
28 |
[rekeningnummer 1] |
[X - Y] |
941221 |
NLG |
559918, |
5056,87 |
395700, |
0 |
144502,8 |
0 P |
18364” |
De inspecteur heeft belanghebbende en de echtgenote geïdentificeerd als rekeninghouders van bovengenoemde rekeningen bij de Van Lanschot bank in Luxemburg (hierna: Van Lanschot). De inspecteur heeft belanghebbende en de echtgenote op 7 maart 2007 een vragenbrief gestuurd. In deze brief is gewezen op de omkering van de bewijslast en heeft de inspecteur verzocht om vóór 15 maart 2007, respectievelijk 5 april 2007, nadere informatie te verstrekken.
Met dagtekening 8 maart 2007 heeft belanghebbende het formulier “Verklaring In het buitenland aangehouden bankrekening(en)” ingevuld en aan de inspecteur gezonden. Daarin heeft belanghebbende het volgende vermeld:
“Rekeningnummer |
Naam van de bank |
Vestigingsland |
Jaar opening Bankrekening |
Huidig saldo |
[rekeningnummer 2] |
[Bank A] |
Spanje |
3049,06 |
|
[rekeningnummer 3] |
[Bank B] |
Frankrijk |
2001 |
4249,42” |
Bij brief van 16 april 2007 heeft de gemachtigde zich als zodanig gepresenteerd. De gemachtigde heeft de inspecteur verzocht om nadere informatie te verstrekken, al dan niet op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB). De inspecteur heeft hierop bij brief van 4 juli 2007 gereageerd. Daarin heeft de inspecteur het WOB-verzoek van belanghebbende gedeeltelijk afgewezen.
Met dagtekening 19 november 2007 heeft de inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om aan hem “navorderingsaanslagen inkomstenbelasting\premie volksverzekeringen\vermogensbelasting 1995 en 2002 en vermogensbelasting 1996 met boete op te leggen”. Over de jaren na 1995 schrijft hij: “Voor de jaren na 1995 die in deze kennisgeving niet zijn opgenomen zal ik op een later moment aanslagen en navorderingsaanslagen opleggen indien de mij bekende feiten niet wijzigen. Hierover wordt u te zijner tijd nader ingelicht.” De inspecteur heeft belanghebbende in deze brief in de gelegenheid gesteld om vóór 4 december 2007 schriftelijk te reageren en – indien gewenst – vóór genoemde termijn een afspraak te maken voor een mondelinge toelichting. De gemachtigde heeft bij brief van 4 december 2007 hierop gereageerd met de mededeling dat belanghebbende vooralsnog niet in staat is op het voornemen tot het opleggen van een navorderingsaanslag te reageren. Hij heeft daarin zijn verzoek om informatie herhaald.
Met dagtekening 12 december 2007 heeft de inspecteur aan belanghebbende een “Mededeling navordering en boetemededeling” gezonden waarin hij belanghebbende meedeelt dat hij heeft besloten de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en 2002 en VB 1996 op te leggen met een boete en met heffingsrente indien verschuldigd. Deze navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente zijn opgelegd met dagtekening 29 december 2007.
Bij brief van 8 januari 2008 heeft de gemachtigde pro-forma bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen. Bij brief van 27 februari 2008 heeft de inspecteur de ontvangst van de bezwaarschriften bevestigd. De inspecteur heeft de gemachtigde daarin verzocht om in te stemmen met het aanhouden van de bezwaren tot in de proefprocedures onherroepelijk uitspraak is gedaan. De gemachtigde heeft namens belanghebbende bij brief van 12 maart 2008 met aanhouding ingestemd. De inspecteur heeft de gemachtigde bij brief van 26 maart 2008 verzocht om de bezwaren binnen drie weken te motiveren.
Bij brief van 23 april 2008 heeft de gemachtigde de bezwaren van belanghebbende gemotiveerd. In deze brief is vermeld dat belanghebbende ontkent in het buitenland een bankrekening te hebben dan wel te hebben aangehouden. De gemachtigde heeft de inspecteur daarbij verzocht om de bezwaren wat betreft het onderdeel of de twaalfjaarstermijn in strijd is met Europees recht, aan te houden in verband met de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen hierover.
Met dagtekening 8 oktober 2008 heeft de inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om aan hem “navorderingsaanslagen inkomstenbelasting\premie volksverzekeringen 1996 tot en met 2001 en 2003 tot en met 2005 en vermogensbelasting 1997 tot en met 2000” op te leggen.
Met dagtekening 11 november 2008 heeft de inspecteur aan belanghebbende een “Mededeling navorderingen en boetemededeling” betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 tot en met 2001, 2003 tot en met 2005 en VB 1997 tot en met 2000 gezonden. Bij brieven van 18 november 2008, 28 januari 2009 en 27 september 2010 heeft de inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om van de aangiften af te wijken en aan hem aanslagen IB/PVV 2005, 2006 en 2007 op te leggen.
De navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 tot en met 2001, 2003 en 2004 en VB 1997 tot en met 2000 zijn opgelegd met dagtekening 29 november 2008. De aanslag IB/PVV 2005 is opgelegd met dagtekening 15 december 2008. De navorderingsaanslag IB/PVV 2005 is opgelegd met dagtekening 31 december 2008. Bij brieven van 8 december 2008 en 12 januari 2009 heeft de gemachtigde hiertegen pro-forma bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij de inspecteur verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan in hoogste ressort in het Rekeningenproject Bank Zonder Naam.
Bij brieven van 22 december 2008 en 29 december 2008 heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om toestemming voor verlenging van de termijn voor het doen van de uitspraken op bezwaar betreffende de aanslagen IB/PVV 1995 tot en met 2002 en VB 1996 tot en met 2000.
Bij brief van 7 januari 2009 heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om vóór 26 januari 2009 de bezwaarschriften te motiveren. Bij brief van 10 maart 2009 heeft de inspecteur dit verzoek herhaald. Hij heeft belanghebbende daarin een termijn van vier weken gesteld. Bij brief van 17 maart 2009 heeft de gemachtigde verzocht om uitstel voor de motivering van de bezwaarschriften in verband met een civiele kortgeding procedure.
Met dagtekening 30 november 2009 is de aanslag IB/PVV 2006 opgelegd en met dagtekening 19 november 2010 is de aanslag IB/PVV 2007 opgelegd. Bij brieven van 29 december 2009 en 16 december 2010 heeft de gemachtigde hiertegen pro-forma bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij de inspecteur verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan in hoogste ressort in het Rekeningenproject Bank Zonder Naam.
Bij brieven van 27 mei 2011 heeft de inspecteur aan belanghebbende geschreven dat hij voornemens is alle bezwaren van belanghebbende af te werken. Hij heeft daarbij opgemerkt dat de meeste bezwaren nog niet zijn gemotiveerd. Tevens heeft hij de gemachtigde gevraagd om aan te geven of hij wil worden gehoord en of hij de bezwaren nader wenst te motiveren.
Bij brief van 7 juni 2011 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat de door hem op 23 april 2008 ingediende gronden voor alle bezwaren van belanghebbende dienen te gelden.
Op 11 augustus 2011 heeft de inspecteur een brief met als onderwerp “informatie met betrekking tot de uitspraak op bezwaar” gezonden aan belanghebbende. Daarbij heeft de inspecteur de gemachtigde nogmaals in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden. Hij heeft de gemachtigde verzocht om binnen vier weken te reageren.
Op 26 oktober 2011 heeft de inspecteur aan de gemachtigde een algemene brief gezonden waarin hij de gemachtigde heeft gevraagd welke bescheiden hij nog wenst te ontvangen. Vervolgens is tot aan 15 oktober 2012 tussen partijen gecorrespondeerd over de te voeren hoorgesprekken van de diverse cliënten van de gemachtigde. Op verzoek van de gemachtigde zijn de data van de hoorgesprekken zes keer uitgesteld. Tijdens telefonisch contact tussen partijen op 21 juni 2012 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat hij afziet van het houden van de hoorgesprekken. De inspecteur heeft dit bij brief van 21 juni 2012 aan de gemachtigde bevestigd.
Bij brief van 3 december 2012 heeft de inspecteur belanghebbende een “Kennisgeving uitspraak op de bezwaarschriften” gezonden. Deze brief bevat onder meer de volgende passages: “De beschikkingen inzake de in deze uitspraak genoemde verminderingsbeschikkingen zullen afzonderlijk worden toegezonden.” en onder het kopje “Bijlage: In beroep gaan”: “Als u het niet eens bent met de uitspraak van de Belastingdienst, kunt u in beroep gaan bij de rechtbank.” De verminderingsbeschikkingen zijn gedagtekend 15, 16 en 28 januari 2013. De verminderingsbeschikkingen zijn niet voorzien van een rechtsmiddelverwijzing.
3 Geschil
In geschil is of de (navorderings)aanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente terecht zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
2. Is het gebruik van de door de inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig?
3. Is de door de inspecteur verkregen Nota met bijlagen authentiek?
4. Zijn belanghebbende en de echtgenote terecht als rekeninghouders geïdentificeerd?
5. Heeft de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen?
6. Is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?
7. Is de bewijslast terecht omgekeerd en verzwaard?
8. Zijn de boetebeschikkingen terecht en tot juiste bedragen vastgesteld?
9. Is bij berekening van de heffingsrente rekening gehouden met de correcte periode?
10. Bestaat recht op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.