Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:5108, AWB-13_5337
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:5108, AWB-13_5337
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 juli 2014
- Datum publicatie
- 13 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:5108
- Zaaknummer
- AWB-13_5337
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van de rechtbank waren belanghebbende en de echtgenote rechthebbenden tot een rekening bij Van Lanschot. De rechtbank vernietigt de in april 2009 opgelegde navorderingsaanslagen (en de bijbehorende boetebeschikkingen) wegens onvoldoende voortvarend handelen van de inspecteur. De overige navorderingsaanslagen zijn wel tijdig en tot juiste bedragen vastgesteld. De overgebleven boetebeschikkingen blijven in stand en worden niet (verder) verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade toe in verband met de overschrijding van de redelijke termijn met 15 maanden.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 13/5337 tot en met 13/5342,
AWB 13/5344 tot en met 13/5352,
AWB 13/5354, 13/5822, 13/5823
uitspraak van 17 juli 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:
Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)
Procedure |
Jaar |
[aanslagnummer] |
Dagtekening |
13/5337 |
1995 |
H57 |
31-12-2007 |
13/5338 |
1996 |
H67 |
31-12-2008 |
13/5339 |
1997 |
H77 |
15-04-2009 |
13/5340 |
1998 |
H87 |
15-04-2009 |
13/5341 |
1999 |
H97 |
15-04-2009 |
13/5342 |
2000 |
H07 |
15-04-2009 |
13/5344 |
2001 |
H17 |
15-04-2009 |
13/5345 |
2002 |
H27 |
31-12-2007 |
13/5346 |
2003 |
H37 |
31-12-2008 |
13/5347 |
2004 |
H47 |
15-04-2009 |
13/5348 |
2005 |
H57 |
15-04-2009 |
13/5822 |
2007 |
H77 |
11-02-2013 |
13/5823 |
2008 |
H87 |
23-03-2013 |
Vermogensbelasting (hierna: VB)
Procedure |
Jaar |
[aanslagnummer] |
Dagtekening |
13/5349 |
1996 |
K67 |
31-12-2007 |
13/5350 |
1997 |
K78 |
31-12-2008 |
13/5351 |
1998 |
K88 |
15-04-2009 |
13/5352 |
1999 |
K98 |
15-04-2009 |
13/5354 |
2000 |
K07 |
15-04-2009 |
Bij de voormelde navorderingsaanslagen zijn verhogingen (met kwijtschelding), danwel boeten (hierna: boeten) opgelegd. Tevens zijn voor alle jaren bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 26 september 2013 de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 tot en met 2000, IB/PVV 2007, IB/PVV 2008 en VB 1996 tot en met 2000 gehandhaafd, de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2004 met de helft en IB/PVV 2005 voor een gedeelte verminderd. De beschikkingen heffingsrente zijn overeenkomstig de bijbehorende navorderingsaanslagen gehandhaafd, dan wel verminderd. De boetebeschikkingen zijn voor de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en VB 1996 vernietigd. De boeten voor de jaren 2001 tot en met 2005 zijn overeenkomstig die navorderingsaanslagen en daarnaast vanwege undue delay verminderd. De boeten voor de jaren 1996 tot en met 2000 zijn enkel vanwege undue delay verminderd met 20%. De boetebeschikkingen voor de jaren 2007 en 2008 zijn gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 3 oktober 2013, ontvangen bij de rechtbank op 4 oktober 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014 te Breda. Daar zijn gezamenlijk behandeld de zaken met de rolnummers AWB 13/3276, 13/3277, 13/6443, 13/6444, 13/2865 tot en met 13/2868, 13/6445, 13/6446, 13/1682, 13/6333, 13/1659, 13/1740, 13/1741, 13/1193, 13/1683 tot en met 13/1686, 13/1145, 13/5337 tot en met 5342, 13/5344 tot en met 5352, 13/5354, 13/5822, 13/5823, 13/1148, 13/1146, 13/1192, 13/1194, 13/1747, 13/1748, 13/1750, 13/7207 tot en met 13/7211, 13/7213 tot en met 13/7215, 13/7217, 13/7219, 13/7220, 13/7221, 13/7223 tot en met 13/7226, 13/1744 tot en met 13/1746, 13/7231, 13/7233, 13/7234, 13/7236, 13/7238, 13/3430 tot en met 13/3443, 13/1739, 13/5924, 13/7031, 13/1687, 13/3360, 13/6158, 13/6441, 13/5853, 13/3258, 13/762 tot en met 13/766 en 13/184 tot en met 13/195 van verschillende belanghebbenden. Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift op dezelfde dag als de uitspraak aan partijen is verzonden. De pleitnota’s van partijen behoren tot de gedingstukken.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. De rechtbank heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld nadere stukken te overleggen.
Belanghebbende heeft bij brief van 22 april 2014 aangegeven geen nadere stukken in te dienen. Deze brief is in afschrift verstrekt aan de inspecteur. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende, geboren [datum] 1934, was gehuwd met [Y] (hierna: de echtgenote), geboren op [datum] 1934. De echtgenote is op [datum] 2005 overleden.
Op 18 februari 2005 hebben de Belgische belastingautoriteiten aan het Hoofd van Belastingdienst/FIOD/ECD/Team Internationaal (hierna; FIOD-ECD) een Nota met bijlagen verstrekt. De bijlagen B.1., B.2. en B.6. bevatten gegevens over rekeningstanden per 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996, bij, volgens de aanhef “F. van Lanschot (Bankiers) Luxembourg S.A.” (verder ook: de renseignementen). De bijlage B.9. betreft een adressenlijst. Voorzover te dezen van belang bevatten de bijlagen B.1., B.2. en B.6. respectievelijk de volgende gegevens:
“Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA Boulevard Prince Henri, 3 L-2016 Luxembourg, date: 9/05/96 prog: FVLR102J page: 24, portfolio evaluation
Racine |
Name |
CCY |
Current Accounts |
Deposits |
Bonds |
Shares/ options |
Inv. Funds |
Total |
Account manager: 0000022
(...)
[rekeningnummer] |
[X - Y] |
NLG |
2.71 |
50,413.73 |
1,040,174.53 |
11,517.30 |
61,435.00 |
1,163,543.27 A |
Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA Boulevard Prince Henri, 3 L-2016 Luxembourg, date: 11/28/96 prog: FVLR102J page: 24, portfolio evaluation
Racine |
Name |
CCY |
Current Accounts |
Deposits |
Bonds |
Shares/ options |
Inv. Funds |
Total |
Account manager: 0000022
(...)
[rekeningnummer] |
[X - Y] |
NLG |
174.41 |
51,336.66 |
1,061,280.80 |
10,068.18 |
67,595.00 |
1,190,455.05 A |
2 |
[rekeningnummer] |
[X - Y] |
941221 |
NLG |
337039,39 |
5532,17 |
53452, |
135391,48 |
78574,97 |
0 P |
18364 |
De inspecteur heeft belanghebbende en de echtgenote geïdentificeerd als rekeninghouder van bovengenoemde rekeningen bij de Van Lanschot bank in Luxemburg (hierna: Van Lanschot). De inspecteur heeft belanghebbende op 19 maart 2007 een vragenbrief gestuurd. In deze brief is gewezen op de omkering van de bewijslast en heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om vóór 27 maart 2007, respectievelijk 17 april 2007, nadere informatie te verstrekken.
Bij brief van 30 maart 2007 heeft de gemachtigde zich als zodanig gepresenteerd. De gemachtigde heeft de inspecteur verzocht om nadere informatie te verstrekken. De inspecteur heeft hierop bij brief van 6 april 2007 gereageerd. De gemachtigde heeft de inspecteur bij brief van 12 april 2007 nogmaals verzocht om nadere informatie te verstrekken, al dan niet op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB).
Op 19 oktober 2007 heeft de inspecteur aan de gemachtigde een laatste herinnering gezonden, waarin hij belanghebbende voor de laatste maal in de gelegenheid stelt de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. De gemachtigde heeft niet op deze brief gereageerd.
Met dagtekening 28 november 2007 heeft de inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om aan hem “navorderingsaanslagen inkomstenbelasting\premie volksverzekeringen 1995 en 2002 en vermogensbelasting 1996 met boete op te leggen”. Over de jaren na 1995 schrijft hij: “Zoals hiervoor vermeld zal ik, bij een ongewijzigd feitencomplex, voor de jaren ná 1995 die in deze kennisgeving niet zijn vermeld, op een later moment aanslagen en navorderingsaanslagen (met boete) opleggen.” De inspecteur heeft belanghebbende in deze brief in de gelegenheid gesteld om vóór 10 december 2007 schriftelijk te reageren en – indien gewenst – vóór genoemde termijn een afspraak te maken voor een mondelinge toelichting. De gemachtigde heeft bij brief van 5 december 2007 hierop gereageerd met de mededeling dat belanghebbende vooralsnog niet in staat is op het voornemen tot het opleggen van een navorderingsaanslag te reageren. Hij heeft daarin zijn verzoek om informatie herhaald.
Deze navorderingsaanslagen, boeten en beschikkingen heffingsrente zijn opgelegd met dagtekening 31 december 2007.
Bij brief van 9 januari 2008 heeft de gemachtigde pro-forma bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen.
Bij brief van 23 april 2008 heeft de gemachtigde de bezwaren gemotiveerd. In deze brief is vermeld dat belanghebbende ontkent in het buitenland een bankrekening te hebben dan wel te hebben aangehouden. De gemachtigde heeft de inspecteur daarbij verzocht om de bezwaren wat betreft het onderdeel of de twaalfjaarstermijn in strijd is met Europees recht, aan te houden in verband met de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen hierover.
Met dagtekening 15 december 2008 heeft de inspecteur aan belanghebbende een “Mededeling navorderingen en boete art 67g A.W.R.” betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 en 2003 en VB 1997 gezonden. De navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente zijn opgelegd met dagtekening 31december 2008. Bij brief van 19 januari 2009 heeft de gemachtigde hiertegen pro-forma bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij de inspecteur verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan in hoogste ressort in het Rekeningenproject Bank Zonder Naam.
Met dagtekening 15 januari 2009 heeft de inspecteur aan belanghebbende een “Mededeling navorderingen en boete art 67g A.W.R.” betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 tot en met 2002, 2004, 2005 en VB 1998 tot en met 2002 gezonden. De navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente zijn opgelegd met dagtekening 31december 2008. De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 10 maart 2009 aangekondigd de aanslagen op te leggen. De navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente zijn opgelegd met dagtekening 15 april 2009. Bij brief van 11 mei 2009 heeft de gemachtigde hiertegen pro-forma bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij de inspecteur verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan in hoogste ressort in het Rekeningenproject Bank Zonder Naam.
Bij brieven van 27 mei 2011 heeft de inspecteur aan belanghebbenden geschreven dat hij voornemens is alle bezwaren van belanghebbende af te werken. Hij heeft daarbij opgemerkt dat nog niet alle bezwaren zijn gemotiveerd. Tevens heeft hij de gemachtigde gevraagd om aan te geven of hij wil worden gehoord en of hij de bezwaren nader wenst te motiveren.
Bij brief van 7 juni 2011 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat de door hem op 23 april 2008 ingediende gronden voor alle bezwaren van belanghebbende dienen te gelden.
Op 9 augustus 2011 heeft de inspecteur een brief met als onderwerp “informatie met betrekking tot de uitspraak op bezwaar” gezonden aan belanghebbende. Daarbij heeft de inspecteur de gemachtigde nogmaals in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden. Hij heeft de gemachtigde verzocht om binnen vier weken te reageren.
Op 26 oktober 2011 heeft de inspecteur aan de gemachtigde een algemene brief gezonden waarin hij de gemachtigde heeft gevraagd welke bescheiden hij nog wenst te ontvangen. Vervolgens is tot aan 15 oktober 2012 tussen partijen gecorrespondeerd over de te voeren hoorgesprekken van de diverse cliënten van de gemachtigde. Op verzoek van de gemachtigde zijn de hoorgesprekken acht keer uitgesteld. Tijdens telefonisch contact tussen partijen op 15 oktober 2012 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat hij afziet van het houden van de hoorgesprekken. De inspecteur heeft dit bij brief van 15 oktober 2012 aan de gemachtigde bevestigd.
De inspecteur heeft belanghebbende, bij brief van 19 september 2012, een vragenbrief voor de jaren 2007 en 2008 gestuurd. In deze brief is gewezen op de omkering van de bewijslast en heeft de inspecteur verzocht om vóór 4 oktober 2012, nadere informatie te verstrekken.
Met dagtekening 5 november 2012 heeft de inspecteur over de jaren 2007 en 2008 een informatiebeschikking aan de gemachtigde van belanghebbende gezonden. Hierop is niet door belanghebbende of zijn gemachtigde gereageerd.
Met dagtekening 15 januari 2013 heeft de inspecteur aan belanghebbende een “Kennisgeving navorderingen buitenlandse tegoeden en kennisgeving boete” betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2007 en 2008 gezonden. De gemachtigde heeft hierop niet gereageerd. Vervolgens heeft de inspecteur gemachtigde een “mededeling navordering” met dagtekening 8 februari 2013 voor 2007 en 11 februari 2013 voor 2008 gestuurd. De navorderingsaanslagen, boeten en beschikkingen heffingsrente zijn opgelegd met als dagtekening respectievelijk 11 februari 2013 en 23 maart 2013. Bij brieven van 12 februari 2013 en 29 maart 2013 heeft de gemachtigde hiertegen pro-forma bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft belanghebbende bij brieven van 14 februari 2013 en 9 april 2013 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de behandeling van de bezwaarschriften over 2007 en 2008 mee te nemen bij de behandeling van de bezwaarschriften over de jaren 1999 tot en met 2004. Hij heeft de gemachtigde verzocht om een verklaring dat hij afziet van een nadere motivering en afziet van het recht om gehoord te worden. De gemachtigde heeft deze brief op 11 april 2013 ondertekend.
Bij brief van 26 september 2013 heeft de inspecteur belanghebbende een “Kennisgeving uitspraak en uitspraak op de bezwaarschriften” gezonden. Hierin duidt de inspecteur deze brief aan als uitspraak op bezwaar. De verminderingsbeschikkingen zijn gedagtekend 15 oktober 2013.
3 Geschil
In geschil is of de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente terecht zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
2. Is het gebruik van de door de inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig?
3. Is de door de inspecteur verkregen Nota met bijlagen authentiek?
4. Is belanghebbende terecht als rekeninghouder geïdentificeerd?
5. Heeft de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen?
6. Is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?
7. Is de bewijslast terecht omgekeerd en verzwaard?
8. Zijn de boeten terecht en tot juiste bedragen vastgesteld?
9. Is bij de berekening van de heffingsrente rekening gehouden met de correcte periode?
10. Bestaat recht op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.