Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:6185, AWB-14_2102

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:6185, AWB-14_2102

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
11 september 2014
Datum publicatie
5 november 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:6185
Zaaknummer
AWB-14_2102

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende zijn op twee aanslagbiljetten aanslagen waterschapsheffingen 2013 opgelegd. Belanghebbende heeft gesteld dat hem - als oud waterschapbestuurder - bekend is dat bij het Waterschap het beleid geldt dat alle aanslagen voor één belastingplichtige op één aanslagbiljet worden verenigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat op belanghebbende de bewijslast van de juistheid van deze stelling rust en dat hij dat bewijs niet heeft geleverd. Ook de aanslagen op het tweede aanslagbiljet zijn dus rechtsgeldig opgelegd.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 14/2102

uitspraak van 11 september 2014

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de [gemeente X],

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De in één geschrift vervatte uitspraken van de heffingsambtenaar van 21 maart 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslagen gemeentelijke en waterschapsheffingen 2013 (aanslagnummer [aanslagnummer 1]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Aan belanghebbende (subjectnummer [subjectnummer]) zijn op twee aanslagbiljetten aanslagen gemeentelijke en waterschapsheffingen 2013 opgelegd, namelijk:

AANSLAGNUMMER: [aanslagnummer 2], dagtekening 28-2-2013

Soort belasting

Omschrijving belastingobject

Bedrag

OZB eigenaar

[adres 1] [woonplaats]

€ 5,28

OZB gebruiker

[adres 1] [woonplaats]

€ 6,64

Watersysteemheffing eigenaar

[XX1]Ongebouwd

€ 0,54

Watersysteemheffing eigenaar

[adres 1] [woonplaats]

€ 1,14

Zuiveringsheffing woningen

[adres 2] [woonplaats]

€ 155,10

Watersysteemheffing ingezetenen

[adres 2] [woonplaats]

€ 45,90

Totaal

€ 214,60

AANSLAGNUMMER: [aanslagnummer 1], dagtekening 30-9-2013

Soort belasting

Omschrijving belastingobject

Bedrag

Rioolheffing

[adres 2] [woonplaats]

€ 150,00

Afvalstoffenheffing

[adres 2] [woonplaats]

€ 74,00

OZB eigenaar

[adres 2] [woonplaats]

€ 456,50

OZB gebruiker

[adres 2] [woonplaats]

€ 224,23

Watersysteemheffing eigenaar

[XX2] Ongebouwd

€ 37,97

Watersysteemheffing eigenaar

[XX3] Ongebouwd

€ 404,42

Watersysteemheffing eigenaar

[XX4] Ongebouwd

€ 248,20

Watersysteemheffing eigenaar

[adres 2] [woonplaats]

€ 78,65

Watersysteemheffing eigenaar

[XX5] Natuurterrein

€ 0,43

Watersysteemheffing eigenaar

[XX6] Natuurterrein

€ 0,19

Watersysteemheffing eigenaar

[XX7] Ongebouwd

€ 3,96

Watersysteemheffing eigenaar

[XX8] Ongebouwd

€ 3,78

Totaal bedrag aanslag

€ 1.682,33

2.2.

Ter zitting is vast komen te staan dat uitsluitend in geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende de aanslagen watersysteemheffing eigenaar die staan vermeld op het aanslagbiljet met aanslagnummer [aanslagnummer 1] (het tweede aanslagbiljet) terecht zijn opgelegd. Belanghebbende stelt dat aan hem op 28 februari 2013 al een definitieve aanslag is opgelegd zodat het opleggen van een tweede aanslag niet mogelijk is. Volgens belanghebbende geldt de regel dat alle aanslagen watersysteemheffing voor één belastingplichtige op één aanslagbiljet moeten worden gecombineerd om de belastingplichtige de mogelijkheid te geven de juistheid van de diverse aanslagen te controleren. Hij wijst daarbij op het uitgangspunt van de heffing dat bij ongebouwde eigendommen de gebouwde onroerende zaken buiten aanmerking moeten worden gelaten en stelt dat alleen door het opleggen van alle aanslagen op één biljet controleerbaar is of de heffingsambtenaar dat op de juiste wijze heeft gedaan.

2.3.

Verder is ter zitting vast komen te staan dat alle op de aanslagbiljetten genoemde kadastrale perceelnummers behoren tot de objecten [adres 2] en [adres 1] te [woonplaats] en dat die objecten tezamen één complex vormen.

2.4.

Op grond van artikel 117 van de Waterschapswet mag een watersysteemheffing worden geheven van hen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, natuurterreinen en gebouwde onroerende zaken. Artikel 125, van de Waterschapswet bepaalt dat waterschapsbelastingen onder meer kunnen worden geheven bij wege van aanslag. Artikel 129, eerste lid, van de Waterschapswet bepaalt vervolgens dat de heffingsambtenaar bevoegd is voor eenzelfde belastingplichtige bestemde belastingaanslagen van dezelfde soort die betrekking kunnen hebben op verschillende belastingen, op één aanslagbiljet te verenigen.

2.5.

Artikel 129, eerste lid, Waterschapswet geeft aan de heffingsambtenaar dus de bevoegdheid, maar niet de plicht, om aanslagen voor eenzelfde belastingplichtige op één aanslagbiljet te verenigen. Voor de opvatting van belanghebbende dat het niet is toegestaan dat de aanslagen watersysteemheffing eigenaar op twee definitieve aanslagbiljetten staan vermeld, is dan ook geen steun te vinden in de Waterschapswet of in enig andere wet. De door belanghebbende genoemde jurisprudentie ziet op andersoortige situaties en is derhalve niet van toepassing.

2.6.

Het bestuur van het waterschap Brabantse Delta heeft op 31 oktober 2012 de Verordening watersysteemheffing waterschap Brabantse Delta 2013 (hierna: de Verordening) vastgesteld. In artikel 2, tweede lid, van de Verordening is bepaald dat een watersysteemheffing wordt geheven van hen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, natuurterreinen en gebouwde onroerende zaken. Artikel 11 van de Verordening bepaalt slechts dat de heffing wordt geheven bij wijze van aanslag. In de Verordening staat niet dat alle aanslagen voor één belastingplichtige op één biljet moeten worden verenigd. Voor het standpunt van belanghebbende is dus ook geen steun te vinden in de Verordening.

2.7.

Belanghebbende heeft ter zitting nog gesteld dat hem - als oud waterschapbestuurder - bekend is dat bij het Waterschap het beleid geldt dat alle aanslagen voor één belastingplichtige op één aanslagbiljet worden verenigd. De heffingsambtenaar heeft dat bestreden. Op belanghebbende rust dan de bewijslast van de juistheid van zijn stelling en hij heeft dat bewijs niet geleverd.

2.8.

Belanghebbende heeft ook gesteld dat het door de heffingsambtenaar gehanteerde systeem waarbij aanslagen over meerdere aanslagbiljetten worden gespreid voor hem nadelig is, omdat hij bij ontvangst van iedere aanslagbiljet moet controleren of de belastingobjecten op de juiste wijze in de belastingheffing zijn betrokken. De rechtbank vat dat op als een beroep op strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4, van de Awb) noch van enig ander beginsel van behoorlijk bestuur. Ook indien alle aanslagen watersysteemheffing op één aanslagbiljet staan vermeld, moet belanghebbende immers de juistheid van de aanslagen controleren. De rechtbank begrijpt dat die controle gemakkelijker is als alles op één biljet staat, maar ziet geen reden de heffingsambtenaar ertoe te verplichten om dat te doen.

2.9.

De rechtbank is van oordeel dat ook de aanslagen op het tweede aanslagbiljet rechtsgeldig zijn opgelegd. Dan is niet in geschil dat de aanslagen juist zijn. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.10.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 11 september 2014 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.