Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-10-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:7344, AWB-14_671

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-10-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:7344, AWB-14_671

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 oktober 2014
Datum publicatie
25 november 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:7344
Zaaknummer
AWB-14_671
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting/verliesverrekeningsbeschikking

Een verliesverrekeningsbeschikking is geen aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb.

Het niet tijdig nemen van een dergelijke beschikking kan geen grond zijn voor het toekennen van een dwangsom.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummers AWB 14/671 en 14/712

uitspraak van 1 oktober 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] in Hongarije,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft bij beschikking van 26 november 2013 over het jaar 2008 het verlies uit werk en woning vastgesteld op € 18.814 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.86). Het verlies uit werk en woning over het jaar 2009 is met dagtekening 25 september 2013 vastgesteld op € 3.285 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.96).

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 29 januari 2014, door de rechtbank ontvangen op 31 januari 2014, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek aan de inspecteur om met betrekking tot de terugwenteling van de verliezen over de jaren 2008 en 2009 naar het jaar 2006 een verliesverrekeningsbeschikking te nemen. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting (nadere) stukken, waaronder een pleitnota van belanghebbende, ingediend die steeds in afschrift aan de wederpartij zijn verstrekt.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2014. Ter zitting zijn tegelijkertijd behandeld de zaken, die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de procedurenummers AWB 12/5010, 14/671 en 14/712. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [verweerder]. Belanghebbende was, op zijn verzoek, via telefonische verbinding aanwezig in die zin dat hij kon horen wat er in de zittingszaal werd gezegd en in de zittingszaal kon worden gehoord wat hij zei.

1.7.

De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan de rechtbank, waarvan een afschrift op 31 juli 2014 naar belanghebbende is verzonden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een mondelinge uitspraak aangekondigd. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces‑verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden. Bij brief van 14 juli 2014 is aan partijen medegedeeld dat het niet mogelijk is gebleken mondeling uitspraak te doen en dat de rechtbank besloten heeft om op 20 augustus 2014 schriftelijk uitspraak te doen. Bij brief van 18 augustus 2014 is aan partijen medegedeeld dat het niet mogelijk is gebleken uitspraak te doen binnen de hiervoor genoemde termijn en dat de rechtbank besloten heeft om die termijn met zes weken te verlengen.

1.8.

Met dagtekening 5 september 2014, door de rechtbank ontvangen op 11 september 2014, heeft de inspecteur aan de rechtbank ter kennisgeving afschriften toegestuurd van de brief van belanghebbende aan de inspecteur vaan 9 juli 2014 en van de reactie daarop van de inspecteur van 5 september 2014. Met dagtekening 16 september 2014, door de rechtbank ontvangen op 18 september 2014, heeft de inspecteur een aanvulling op zijn hiervoor genoemde brief naar belanghebbende toegestuurd. De rechtbank heeft deze stukken bij brief met dagtekening 25 september 2014 aan de inspecteur geretourneerd. Met dagtekening 15 september 2014, door de rechtbank ontvangen op 23 september 2014, heeft belanghebbende een nader stuk naar de rechtbank toegestuurd. De rechtbank heeft dit stuk bij brief met dagtekening 25 september 2014 aan belanghebbende geretourneerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen op basis van de stukken die door partijen na het sluiten van het onderzoek naar de rechtbank zijn toegestuurd. De rechtbank zal deze stukken dan ook buiten beschouwing laten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Met dagtekening 24 december 2010 is aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Nadat belanghebbende met betrekking tot deze aanslag bezwaar, beroep en hoger beroep heeft aangetekend heeft Gerechtshof ’s Hertogenbosch bij uitspraak van 15 juni 2012, procedurenummer 11/00667, het verlies over 2008 vastgesteld op € 18.814.

Het door de Staatssecretaris van Financiën daartegen ingestelde beroep in cassatie is door de Hoge Raad in zijn arrest van 9 augustus 2013, procedurenummer 12/03606, verworpen.

2.2.

De inspecteur heeft bij nadere beschikking van 26 november 2013 het verlies uit werk en woning over het jaar 2008 vastgesteld op € 18.814 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.86).

2.3.

Het verlies uit werk en woning over het jaar 2009 is met dagtekening 25 september 2013 vastgesteld op € 3.285 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.96).

2.4.

Op of omstreeks 25 november 2013 heeft belanghebbende de inspecteur in gebreke gesteld, omdat de inspecteur volgens hem op grond van artikel 3.152, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) tegelijkertijd met het vaststellen van de verliezen over de jaren 2008 en 2009 een verliesverrekeningsbeschikking had moeten nemen, waarbij volgens belanghebbende het verlies over het jaar 2009 ook nog eens te laat is vastgesteld.

2.5.

Met dagtekening 13 januari 2014 en 14 februari 2014 heeft de inspecteur verliesverrekeningsbeschikkingen vastgesteld met betrekking tot de terugwenteling van de verliezen over 2008 en 2009 naar 2006. Daarbij is door terugwenteling van het verlies van 2008 de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premieheffing over het jaar 2006, groot € 6.414, verminderd naar nihil en door terugwenteling van het resterende verlies van 2008 en het verlies van 2009 de primitieve aanslag verminderd met € 2.852.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. Zijn de beroepen tegen het niet tijdig afgeven van verliesverrekeningsbeschikkingen gegrond?

  2. Zo ja, heeft de inspecteur een dwangsom verbeurd?

  3. Is heffingsrente/belastingrente verschuldigd vanwege het te laat afgeven van de verliesverrekeningsbeschikkingen?

Belanghebbende beantwoordt de vragen bevestigend, de inspecteur ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing