Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-10-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:7742, AWB - 13 _ 5975
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-10-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:7742, AWB - 13 _ 5975
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 oktober 2014
- Datum publicatie
- 27 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:7742
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 5975
Inhoudsindicatie
Beschikking aansprakelijkstelling. Belanghebbende is ten onrechte als inlener aansprakelijk gesteld (artikel 34 Invorderingswet 1990, hierna IW) voor de niet betaalde belastingschulden van het inmiddels gefailleerd bedrijf X. De ontvanger, op wie de bewijslast met betrekking tot de vastgestelde beschikking rust, heeft geen bewijs overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende personeel heeft ingeleend van X. Belanghebbende was voordat zij aansprakelijk werd gesteld, niet verplicht inlichtingen te verstrekken op grond van artikel 62 IW.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/5975
uitspraak van 21 oktober 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft belanghebbende met dagtekening 7 juni 2013 bij beschikking aansprakelijk gesteld voor de belastingschulden van [X] te Tilburg, beschikkingsnummer [beschikkingsnummer] (hierna: beschikking). Belanghebbende heeft bij brief van 10 juni 2013, ontvangen door de ontvanger op 12 juni 2013, bezwaar gemaakt tegen de beschikking. De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2013 de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 5 november 2013, ontvangen bij de rechtbank op 5 november 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2014 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de gemachtigde [beschikkingsnummer], van [kantoornaam gemachtigde] te Houten. De ontvanger is, zonder bericht aan de rechtbank, niet verschenen.
De ontvanger is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 17 juli 2014 aan de Belastingdienst Oost-Brabant, kantoor ’s-Hertogenbosch, postadres 90056, 5600 PJ te Eindhoven, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 18 juli 2014 aan de ontvanger op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
2 Feiten
Belanghebbende is op grond van artikel 34 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW) en artikel 90 van de Wet financiering sociale verzekeringen bij beschikking van 7 juni 2013 aansprakelijk gesteld voor een deel van de onbetaald gebleven aanslagen loonheffing (LH) met nummer [aanslagnummer].A.04.9506 en [aanslagnummer].A.04.9120) en omzetbelasting (OB) met nummer [aanslagnummer].F.04.9501 van het inmiddels gefailleerde bedrijf [X] (hierna: [X]) te Tilburg.
Belanghebbende is voor het onderstaande deel van de onbetaald gebleven belastingschulden over de jaren 2008 en 2009 van [X] aansprakelijk gesteld:
2008 2009
LH € 49,22 € 560,51
OB € 76,02 € 684,78
Totaal € 125,24 € 1.245,29
Namens de ontvanger is in 2013 een onderzoek ingesteld en zijn vragen gesteld aan alle contractpartners van [X]. Belanghebbende heeft de vragen niet beantwoord.
Belanghebbende heeft bij brief van 10 juni 2013 bezwaar gemaakt tegen de onderhavige beschikking. Zij heeft in haar bezwaarschrift aangevoerd dat zij zich niet kan verenigen met het door de ontvanger ingenomen standpunt ten aanzien van de aansprakelijkstelling. Voorts heeft zij in haar bezwaarschrift aangegeven dat zij haar bezwaarschrift nog nader zal motiveren en verzocht zij hiervoor om uitstel. Tevens heeft belanghebbende verzocht om te worden gehoord indien het bezwaarschrift wordt afgewezen.
De ontvanger heeft bij brief van 19 juni 2013 aan belanghebbende uitstel verleend tot 18 juli 2013 voor de motivering van het bezwaarschrift. Voorts heeft de ontvanger in zijn brief aangegeven dat belanghebbende haar standpunt nog mondeling mag toelichten indien niet of deels aan het bezwaar van belanghebbende wordt tegemoetgekomen.
Bij brief van 15 juli 2013 ontvangen door de ontvanger op 18 juli 2013 heeft belanghebbende verzocht om vier weken uitstel voor de motivering van het bezwaarschrift. De ontvanger heeft aan belanghebbende uitstel verleend tot 25 augustus 2013.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2013 heeft de ontvanger het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard in verband met het niet nader motiveren van het bezwaarschrift. Daarbij heeft de ontvanger aangegeven dat nu het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is, belanghebbende niet meer hoeft te worden gehoord.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet nader motiveren van het bezwaarschrift. Voorts is geschil of belanghebbende terecht niet is gehoord en of de beschikking aansprakelijkstelling terecht is opgelegd. De ontvanger beantwoordt deze vragen bevestigend en belanghebbende ontkennend.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de beschikking ten onrechte is vastgesteld, aangezien volgens belanghebbende geen werknemers van [X] in de onderhavige periode bij haar werkzaam zijn geweest. Voorts betwist zij dat zij niet aan haar inlichtingenplicht in de zin van artikel 62 IW heeft voldaan, aangezien zij geen inlichtingenplicht heeft op grond van dit artikel.
De ontvanger heeft aangevoerd dat belanghebbende terecht niet ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar, aangezien zij haar bezwaarschrift niet nader heeft gemotiveerd en derhalve terecht niet is gehoord, en dat belanghebbende door geen inlichtingen te verstrekken met betrekking tot ingehuurd personeel over de onderhavige periode, niet voldaan heeft aan artikel 62 IW.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking. De ontvanger concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.