Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-11-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8006, AWB - 14 _ 177
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-11-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8006, AWB - 14 _ 177
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 27 november 2014
- Datum publicatie
- 26 december 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:8006
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 177
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft gesteld dat ze niet is gehoord. De rechtbank heeft de inspecteur in haar tussenuitspraak op grond van 8:51a Awb in de gelegenheid gesteld om belanghebbende alsnog te horen. Hierna heeft alsnog een hoorgesprek plaats gevonden. De inspecteur heeft in het hoorgesprek geen aanleiding gezien om over te gaan tot aanpassing van de uitspraak. Volgens de rechtbank is de schending van de hoorplicht met het alsnog houden van het hoorgesprek opgeheven. De naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boete zijn terecht en tot de juiste hoogte opgelegd.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 14/177
uitspraak van 27 november 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, Centrale administratie,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 20 december 2012 tot en met 19 september 2013 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer].Y.2.90001) motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 1.920, alsmede bij beschikking een boete van € 1.920.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 10 januari 2014 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 192.
Belanghebbende heeft daartegen bij mail, ontvangen bij de rechtbank op 13 januari 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
De rechtbank heeft op 25 juli 2014 een tussenuitspraak gedaan. Hierin heeft de rechtbank bepaald dat de inspecteur alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld om belanghebbende te horen. De tussenuitspraak is op 5 augustus 2014 naar partijen verzonden.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak is belanghebbende op 21 augustus 2014 gehoord. De over dit onderwerp met partijen gevoerde correspondentie is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft, bij brief van 16 oktober 2014, het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is vanaf 7 december 2007 houder van een personenauto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De auto heeft een massa van 2.296 kilogram en gebruikt diesel als brandstof. In de volgende perioden was het kenteken van de auto, in verband met verblijf in het buitenland, geschorst in de zin van hoofdstuk IV, paragraaf 6 van de Wegenverkeerswet 1994:
- -
-
3 september 2012 tot 22 januari 2013
- -
-
13 februari 2013 tot 18 april 2013
- -
-
18 mei 2013 tot 11 juli 2013 en
- -
-
16 september 2013 tot 6 december 2013.
Belanghebbende is op 3 juli 2013 na een verblijf in het buitenland weer naar Nederland teruggekeerd.
Belanghebbende heeft op 10 juli 2013 met de auto gebruik gemaakt van de weg. Omdat het kenteken van de auto op dat moment geschorst was, is met dagtekening
18 november 2013 aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over de periode 20 september 2012 tot en met 19 september 2013. Tevens is een boete opgelegd van 100%. De naheffingsaanslag bedraagt, evenals de boete, € 1.920. In de uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 192.
3 Geschil
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is terecht en tot de juiste hoogte een naheffingsaanslag opgelegd?
II. Is terecht en tot de juiste hoogte een boete opgelegd?
Belanghebbende is van mening dat de vragen ontkennend dienen te worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging danwel vermindering van de aanslag en boete. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.