Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-12-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8723, AWB - 13 _ 7231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-12-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8723, AWB - 13 _ 7231

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 december 2014
Datum publicatie
23 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:8723
Zaaknummer
AWB - 13 _ 7231
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

1 van 25 Van Lanschot:

Belanghebbende is door de inspecteur geïdentificeerd als houder van rekeningen bij Van Lanschot Luxemburg. De rechtbank oordeelt dat:

- alle stukken door de inspecteur zijn overgelegd en het niet overleggen van enkele onderdelen gerechtvaardigd is,

- de renseignementen authentiek zijn en gebruikt mogen worden ter onderbouwing van de navorderingsaanslagen,

- belanghebbende (samen met haar echtgenoot) rechthebbenden waren tot de rekening,

- de navorderingsaanslagen voortvarend en tot het juiste bedrag zijn opgelegd,

- er geen sprake is van gelijke gevallen zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel ongegrond is,

- de overschrijding van de redelijke termijn geheel aan de inspecteur dient te worden toegerekend. Schadevergoeding € 1.500 gedeeld door belanghebbende en echtgenoot.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummers AWB 13/7231, 13/7233, 13/7234, 13/7236 en 13/7238

uitspraak van 22 december 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[Y] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:

Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)

Procedure

Jaar

[aanslagnummer]

Dagtekening

13/7231

2001

H17

30-01-2009

13/7233

2002

H27

28-12-2007

13/7234

2003

H37

03-02-2009

13/7236

2004

H47

03-02-2009

13/7238

2005

H57

30-01-2009

1.2.

Bij de voormelde navorderingsaanslagen zijn boeten opgelegd. Tevens zijn voor alle jaren bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 december 2012 de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2005 alsmede de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd. De boeten zijn vanwege undue delay verminderd met 20%.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 18 december 2013, ontvangen bij de rechtbank op 20 december 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014 te Breda. Daar zijn gezamenlijk behandeld de zaken met de rolnummers AWB 13/3276, 13/3277, 13/6443, 13/6444, 13/2865 tot en met 13/2868, 13/6445, 13/6446, 13/1682, 13/6333, 13/1659, 13/1740, 13/1741, 13/1193, 13/1683 tot en met 13/1686, 13/1145, 13/5337 tot en met 13/5342, 13/5344 tot en met 13/5352, 13/5354, 13/5822, 13/5823, 13/1148, 13/1146, 13/1192, 13/1194, 13/1747, 13/1748, 13/1750, 13/7207 tot en met 13/7211, 13/7213 tot en met 13/7215, 13/7217, 13/7219, 13/7220, 13/7221, 13/7223 tot en met 13/7226, 13/1744 tot en met 13/1746, 13/7231, 13/7233, 13/7234, 13/7236, 13/7238, 13/3430 tot en met 13/3443, 13/1739, 13/5924, 13/7031, 13/1687, 13/3360, 13/6158, 13/6441, 13/5853, 13/3258, 13/762 tot en met 13/766 en 13/184 tot en met 13/195 van verschillende belanghebbenden. Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift op dezelfde dag als de uitspraak aan partijen is verzonden. De pleitnota’s van partijen behoren tot de gedingstukken.

1.7.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. De rechtbank heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld nadere stukken te overleggen.

1.8.

Belanghebbende heeft bij brief van 22 april 2014 aangegeven geen nadere stukken in te dienen. Deze brief is in afschrift verstrekt aan de inspecteur. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en bij brief van 24 april 2014 een schriftelijke uitspraak binnen twaalf weken aangekondigd. Bij brief van 14 juli 2014 heeft de rechtbank deze termijn verlengd en aangekondigd dat zo spoedig mogelijk schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende, geboren op [datum] 1931, is gehuwd met [X] (hierna: de echtgenoot), geboren op [datum] 1928.

2.2.

Op 18 februari 2005 hebben de Belgische belastingautoriteiten aan het Hoofd van Belastingdienst/FIOD/ECD/Team Internationaal (hierna; FIOD-ECD) een Nota met bijlagen verstrekt. De bijlagen B.1., B.2. en B.6. bevatten gegevens over rekeningstanden per 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996, bij, volgens de aanhef “F. van Lanschot (Bankiers) Luxembourg S.A.” (verder ook: de renseignementen). De bijlage B.9. betreft een adressenlijst. Voorzover te dezen van belang bevatten de bijlagen B.1., B.2. en B.6. respectievelijk de volgende gegevens:

Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA Boulevard Prince Henri, 3 L-2016 Luxembourg, date: 9/05/96 prog: FVLR102J page: 13, portfolio evaluation

Racine

Name

CCY

Current

Accounts

Deposits

Bonds

Shares/

options

Inv. Funds

Total

Account manager: 0000005

(...)

[rekeningnummer]

[X - Y]

NLG

118.69

.00

872,810.00

.00

182,197.36

1,055,126.05

Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA Boulevard Prince Henri, 3 L-2016 Luxembourg, date: 11/28/96 prog: FVLR102J page: 14, portfolio evaluation

Racine

Name

CCY

Current

Accounts

Deposits

Bonds

Shares/

Options

Inv. Funds

Total

Account manager: 0000005

(...)

[rekeningnummer]

[X - Y]

NLG

667.52

.00

878,940.00

99,500.00

51,674.40

1,030,781.92

5

[rekeningnummer]

[X - Y]

941221

NLG

1032797,36

1782,08

662253,18

0

138380

0 A

18 364

2.3.

De inspecteur heeft belanghebbende en de echtgenoot (hierna: belanghebbenden) geïdentificeerd als rekeninghouders van bovengenoemde rekeningen bij de Van Lanschot bank in Luxemburg (hierna: Van Lanschot). De inspecteur heeft belanghebbenden op 16 maart 2007 een vragenbrief gestuurd. In deze brief is gewezen op de omkering van de bewijslast en heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om vóór 23 maart 2007, respectievelijk 15 april 2007, nadere informatie te verstrekken. Met dagtekening 29 maart 2007 heeft de inspecteur aan belanghebbende een rappel vragenbrief gezonden.

2.4.

Bij brief van 2 april 2007 heeft de gemachtigde zich als zodanig gepresenteerd. De gemachtigde heeft de inspecteur verzocht om nadere informatie te verstrekken. Dit verzoek is aangemerkt als een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB). De inspecteur heeft het WOB-verzoek van belanghebbenden bij brief van 2 juli 2007 gedeeltelijk afgewezen.

2.5.

Op 15 oktober 2007 heeft de inspecteur aan belanghebbenden (met een kopie naar de gemachtigde) een laatste herinnering gezonden, waarin hij hen voor de laatste maal in de gelegenheid stelt de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. De gemachtigde noch belanghebbenden hebben op deze brief gereageerd.

2.6.

Met dagtekening 23 november 2007 heeft de inspecteur belanghebbenden in kennis gesteld van zijn voornemen om aan hen navorderingsaanslagen IB/PVV over 1995 en 2002 en VB over 1996, met boeten, op te leggen. Over de jaren na 1995 schrijft hij: “Voor de jaren na 1995 die in deze kennisgeving niet zijn opgenomen zal ik op een later moment aanslagen en navorderingsaanslagen opleggen indien de mij bekende feiten niet wijzigen.” De inspecteur heeft belanghebbenden in deze brief in de gelegenheid gesteld om vóór 7 december 2007 schriftelijk te reageren en – indien gewenst – vóór genoemde termijn een afspraak te maken voor een mondelinge toelichting. De gemachtigde heeft namens de echtgenoot bij brief van 5 december 2007 hierop gereageerd met de mededeling dat de echtgenoot vooralsnog niet in staat is op het voornemen tot het opleggen van een navorderingsaanslag te reageren. Hij heeft daarin zijn verzoek om informatie herhaald. Door of namens belanghebbende is niet op de brief van de inspecteur gereageerd.

De navorderingsaanslag IB/PVV 2002, boete en beschikking heffingsrente van belanghebbende zijn opgelegd met dagtekening 28 december 2007.

2.7.

Bij brief van 8 januari 2008 heeft de gemachtigde pro-forma bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag en beschikkingen.

2.8.

Bij brief van 23 april 2008 heeft de gemachtigde de bezwaren gemotiveerd. In deze brief is vermeld dat de belanghebbende ontkent in het buitenland een bankrekening te hebben dan wel te hebben aangehouden. De gemachtigde heeft de inspecteur daarbij verzocht om de bezwaren wat betreft het onderdeel of de twaalfjaarstermijn in strijd is met Europees recht, aan te houden in verband met de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen hierover.

2.9.

De inspecteur heeft, bij brief van 26 juni 2008 aan de gemachtigde, zijn voornemen om de ingediende bezwaarschriften van belanghebbenden af te wijzen kenbaar gemaakt. Bij brief van 30 juni 2008 heeft de gemachtigde aangegeven dat belanghebbenden gehoord willen worden. Hierop is voor verschillende belastingplichtigen, waaronder belanghebbenden, afgesproken dat het hoorgesprek zal plaatsvinden op 16 september 2008. Op 2 oktober 2008 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat hij afziet van het houden van de hoorgesprekken. De inspecteur heeft dit bij brief van 2 oktober 2008 aan de gemachtigde bevestigd. In deze brief heeft de inspecteur eveneens bevestigd dat hij met instemming van de gemachtigde de Awb-termijn voor het doen van uitspraak verlengt tot 1 januari 2009.

2.10.

Met dagtekening 21 oktober 2008 heeft de inspecteur aan belanghebbenden een “Kennisgeving navordering en boete” betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 tot en met 2001, IB/PVV 2003 tot en met 2005 en VB 1997 tot en met 2000 gezonden. De navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente en boete zijn opgelegd met dagtekening 29 november 2008 aan de echtgenoot, en met de dagtekeningen 30 januari 2009 en 3 februari 2009 aan belanghebbende. Bij brief van 16 februari 2009 heeft de gemachtigde tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001, 2003 tot en met 2005 pro-forma bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij de inspecteur verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan “in het hoogste resort in het Rekeningenproject Bank Zonder Naam“.

2.11.

Bij brief van 10 maart 2009 heeft de inspecteur aan de gemachtigde geschreven dat hij het verzoek om uitstel voor het indienen van de gronden afwijst. Voorts heeft hij de gemachtigde in deze brief verzocht de bezwaarschriften binnen vier weken te motiveren en vermeld dat de termijn voor de afhandeling van de bezwaren wordt opgeschort tot de dag waarop het vormverzuim is hersteld.

2.12.

Bij brief van 17 maart 2009 heeft de gemachtigde aan de inspecteur verzocht om uitstel in verband met een te voeren kortgedingprocedure om de belastingdienst te gelasten alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan verschillende belastingplichtigen ter hand te stellen.

2.13.

Bij brief van 30 mei 2011 heeft de inspecteur aan de gemachtigde geschreven dat hij voornemens is alle bezwaren van belanghebbende af te werken. Hij heeft daarbij opgemerkt dat nog niet alle bezwaren zijn gemotiveerd. Tevens heeft hij de gemachtigde gevraagd om aan te geven of hij wil worden gehoord en of hij de bezwaren nader wenst te motiveren.

2.14.

Bij brief van 7 juni 2011 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat belanghebbende de bezwaarschriften nader wenst te motiveren. Daartoe zijn de door de gemachtigde op 23 april 2008 ingediende gronden nogmaals aan de inspecteur verstrekt en is verzocht deze gronden voor alle bezwaren van belanghebbende in aanmerking te nemen.

2.15.

Op 27 september 2011 heeft de inspecteur een brief met als onderwerp “informatie met betrekking tot de uitspraak op bezwaar” betreffende belanghebbende gezonden aan de gemachtigde. Daarin bevestigt de inspecteur dat de gemachtigde op 19 september 2011 telefonisch heeft aangegeven op dat moment geen aanleiding te zien om gehoord te willen worden.

2.16.

Op 26 oktober 2011 heeft de inspecteur aan de gemachtigde een algemene brief gezonden waarin hij de gemachtigde heeft gevraagd welke bescheiden hij nog wenst te ontvangen. Vervolgens is tot aan 15 oktober 2012 tussen partijen gecorrespondeerd over de te voeren hoorgesprekken van de diverse cliënten van de gemachtigde. Op verzoek van de gemachtigde zijn de data van de hoorgesprekken acht keer uitgesteld. Tijdens telefonisch contact tussen partijen op 15 oktober 2012 heeft de gemachtigde aan de inspecteur meegedeeld dat hij afziet van het houden van de hoorgesprekken. De inspecteur heeft dit bij brief van 15 oktober 2012 aan de gemachtigde bevestigd.

2.17.

Bij brief van 12 december 2013 heeft de inspecteur de gemachtigde een “Kennisgeving uitspraak en uitspraak op de bezwaarschriften” gezonden. De brief is voorzien van een rechtsmiddelverwijzing. De verminderingsbeschikkingen zijn gedagtekend 15 januari 2014.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente terecht zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:

1. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

2. Is het gebruik van de door de inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig?

3. Is de door de inspecteur verkregen Nota met bijlagen authentiek?

4. Is belanghebbende terecht als rekeninghouder geïdentificeerd?

5. Heeft de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen?

6. Is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?

7. Is de bewijslast terecht omgekeerd en verzwaard?

8. Zijn de boeten terecht en tot juiste bedragen vastgesteld?

9. Is bij de berekening van de heffingsrente rekening gehouden met de correcte periode?

10. Bestaat recht op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn?

3.2.

Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing