Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-12-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8728, AWB - 13 _ 6799
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-12-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8728, AWB - 13 _ 6799
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22 december 2014
- Datum publicatie
- 23 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:8728
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 6799
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
1 van 26 KBL
Belanghebbende is geïdentificeerd als houder van rekeningen bij KBL Luxemburg. Nadat belanghebbende in de beroepsfase informatie over de rekening heeft overgelegd heeft de inspecteur ambtshalve de aanslag verminderd conform het standpunt van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat:
er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn,
er voor dit jaar een proceskostenvergoeding in beroep aan belanghebbende wordt toegekend, nu er, gelet op de datum van indiening van het beroep, geen sprake is van samenhangende zaken met de zaken van haar echtgenoot en de andere zaak van belanghebbende.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/6799
uitspraak van 22 december 2013
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[Y] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.190 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.990. Tevens is een boete van € 4.899 en een bedrag van € 146 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2013 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag ambtshalve verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.163 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.529. De boete is vernietigd en de heffingsrente is vastgesteld op € 187.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 6 december 2013, ontvangen bij de rechtbank op 9 december 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014 te Breda. Voor de behandelde procedurenummers, het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar de processen-verbaal van de zitting die op 25 februari 2014 naar partijen zijn gezonden. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij. De rechtbank rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. De rechtbank heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld te reageren op de nieuwe berekeningen van de inspecteur.
Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Op verzoek van belanghebbende heeft op 23 mei 2014 te Breda een tweede onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is de getuige [getuige] gehoord. De inspecteur heeft ter zitting verminderingsbeschikkingen overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij. De rechtbank rekent deze tot de stukken van het geding. Voor de behandelde procedurenummers, het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar de processen-verbaal, waarvan afschriften aan deze uitspraak zijn gehecht.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen twaalf weken aangekondigd. Bij brieven van 15 juli 2014 en 30 september 2014 heeft de rechtbank deze termijn verlengd en aangekondigd dat zo spoedig mogelijk uitspraak wordt gedaan.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende, geboren op [datum] 1942, is gehuwd met [X] (hierna: de echtgenoot), geboren op [datum] 1937.
Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Belgische Bijzondere belastinginspectie (hierna: BBI) spontaan inlichtingen verstrekt die betrekking hebben op afdrukken van microfiches (hierna: de microfiches) van KREDIETBANK LUXEMBOURG te Luxemburg (hierna: KBL).
Op basis van de gegevens, verstrekt bij de brief van 27 oktober 2000 door de BBI, is een onderzoek ingesteld door de FIOD-ECD en de Belastingdienst, later bekend geworden als het Rekeningenproject.
Op de microfiches stonden onder andere de volgende regels:
"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994 (...) 54-[rekeningnummer]-44-0000 00 0040 TER LDO [X - Y] 272.651,31
(…)
55-[rekeningnummer]-71-0000 00 0060 TER LDO [X - Y] 65.530,94
(…)
52-[rekeningnummer]-87-0000 00 0040 VUE [X - Y] -8,28
Door [medewerker], medewerker van de FIOD-ECD, is op 23 september 2002 een proces-verbaal van ambtshandeling opgemaakt betreffende het onderzoek naar de identiteit van de rekeninghouder van de rekening bij de KBL. Uit de match van rekeninghouders komen slechts belanghebbende en de echtgenoot als rekeninghouder van de KBL-rekening [rekeningnummer] in aanmerking.
Belanghebbende heeft geen aangifte IB/PVV over 2009 ingediend. Op 31 december 2012 heeft de inspecteur een ambtshalve aanslag opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen bij brief van 28 januari 2013, ontvangen door de inspecteur op 30 januari 2013, bezwaar gemaakt. Op 1 maart 2013 heeft belanghebbende alsnog een aangifte ingediend.
De inspecteur heeft belanghebbende op 28 februari 2013 gehoord. Bij brief van 6 maart 2013 heeft de inspecteur de gemachtigde een “motivering van uitspraak op het bezwaarschrift” gezonden. De verminderingsbeschikking, met rechtsmiddelenverwijzing, is gedagtekend 11 oktober 2013. Hierin is het bezwaar niet ontvankelijk verklaard en de aanslag ambtshalve verminderd.
Nadat de inspecteur in kort geding gegevens over de buitenlandse bankrekening heeft gevorderd heeft belanghebbende in 2013 gegevens overgelegd. Naar aanleiding van de door belanghebbende overgelegde gegevens heeft de inspecteur nieuwe berekeningen van de aanslag gemaakt en deze ambtshalve verminderd op 4 maart 2014. De aanslag is daarbij berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.163. De beschikking heffingsrente is vastgesteld op een te vergoeden bedrag van € 21.
3 Geschil
Nu de inspecteur in de ambtshalve vermindering de aanslag, beschikkingen boeten en heffingsrente volledig overeenkomstig belanghebbende standpunt heeft verminderd spitst het geschil zich slechts nog toe tot de volgende vragen:
-
Is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
-
Tot welk bedrag heeft belanghebbende recht op een vergoeding voor immateriële schade?
-
Tot welk bedrag heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding?
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en de processen-verbaal van het verhandelde ter zitting.