Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-12-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8963, AWB - 13 _ 1913

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-12-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8963, AWB - 13 _ 1913

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 december 2014
Datum publicatie
23 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:8963
Zaaknummer
AWB - 13 _ 1913
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

KBL: Belanghebbende is geïdentificeerd als houder van rekeningen bij KBL Luxemburg. Belanghebbende heeft in de beroepsfase in 2013 informatie verstrekt over de rekening. Hieruit blijkt dat de rekening in 2010 nog bestond en een aanzienlijk saldo had. De informatiebeschikking is terecht afgegeven. De rechtbank stelt geen termijn nu de gegevens al verschaft zijn.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 13/1913

uitspraak van 22 december 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[Y] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met de betrekking tot de aan haar op te leggen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2009 met dagtekening 21 november 2012 een informatiebeschikking gegeven en bij uitspraak op bezwaar van 20 maart 2013 deze beschikking gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 27 maart 2013, ontvangen bij de rechtbank op 28 maart 2013, beroep ingesteld. Het beroep is bij brief van 22 april 2013 gemotiveerd. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

1.3.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014 te Breda. Voor de behandelde procedurenummers, het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar de processen-verbaal van de zitting die in afschrift op 25 februari 2014 naar partijen zijn gezonden.

1.5.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om overleg met elkaar te voeren.

1.6.

Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Op verzoek van belanghebbende heeft op 23 mei 2014 te Breda een tweede onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is de getuige [getuige] gehoord. Voor de behandelde procedurenummers, het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar de processen-verbaal van de zitting waarvan een afschrift op dezelfde dag als de uitspraak aan partijen is verzonden.

1.8.

De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen twaalf weken aangekondigd. Bij brieven van 15 juli 2014 en 30 september 2014 heeft de rechtbank deze termijn verlengd en aangekondigd dat zo spoedig mogelijk schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende was gehuwd met [X] (hierna de echtgenoot). De echtgenoot is op [datum] 2013 overleden.

2.2.

Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Belgische Bijzondere belastinginspectie (hierna: BBI) spontaan inlichtingen verstrekt die betrekking hebben op afdrukken van microfiches (hierna: de microfiches) van de KBL.

2.3.

Op de microfiches stonden onder andere de volgende regels:

"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994 (…)

53-[rekeningnummer]-39-0000 00 0040 TER LDO [X - Y] 79.612,36

(…)

52-[rekeningnummer]-12-0000 00 0040 VUE [X - Y] -15,20

2.4.

Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV over het jaar 2009 geen inkomen uit sparen en beleggen verband houdend met buitenlands vermogen aangegeven.

2.5.

De inspecteur heeft belanghebbende en de echtgenoot geïdentificeerd als rekeninghouders van bovengenoemde rekeningen bij de KBL en vanaf 1990 navorderingsaanslagen aan de echtgenoot opgelegd. Belanghebbende en de echtgenoot hebben ontkend een rekening bij KBL te hebben aangehouden. Na ontvangst van de aangifte van belanghebbende over het jaar 2009 heeft de inspecteur belanghebbende met dagtekening 25 juni 2012 een vragenbrief gezonden waarin op grond van artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is verzocht informatie te verstrekken over de rekening bij KBL met rekeningnummer [rekeningnummer] en van eventuele andere buitenlandse bankrekeningen van belanghebbende en de echtgenoot. Belanghebbende heeft niet op deze brief gereageerd.

2.6.

Met dagtekening 21 november 2012 heeft de inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende de onderhavige informatiebeschikking gezonden. Daarin heeft hij de tekst herhaald van de vragen die op 25 juni 2012 zijn gesteld en geconstateerd dat niet aan de verplichtingen van artikel 47 van de AWR is voldaan.

2.7.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. De inspecteur heeft aan belanghebbende op 16 januari 2013 een brief met kenmerk “Vooraankondiging uitspraak op het bezwaarschrift” gezonden. Bij uitspraak op bezwaar van 20 maart 2013 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

2.8.

Namens de inspecteur zijn in kort geding gegevens over de buitenlandse bankrekening gevorderd. De gemachtigde heeft bij brief van 16 september 2013 erkend dat belanghebbende en de echtgenoot rekeninghouders waren bij de KBL en gegevens van de bankrekeningen overgelegd. Naar aanleiding van de nadien overgelegde gegevens heeft de inspecteur nieuwe berekeningen van de onder 2.5 genoemde (navorderings)aanslagen gemaakt en de navorderingsaanslagen ambtshalve verminderd. Blijkens die gegevens was er op de rekeningen bij KBL ten name van belanghebbende en de echtgenoot op 1 januari 2009 een saldo van € 194.279 en op 1 januari 2010 een saldo van € 191.587.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de informatiebeschikking terecht is afgegeven. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen ter zitting en in de van hen afkomstige stukken zijn aangevoerd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing